4-93 | 4-93 |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De achterstand bij de Raad van State is een oud zeer. De achterstand is deels afgenomen door de overheveling van het vreemdelingencontentieux naar de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, maar niet dusdanig dat er beslissingen kunnen worden genomen binnen een redelijke termijn. Slachtoffers daarvan zijn onder meer onze bedrijven.
Een aantal maatregelen zouden kunnen soelaas bieden. Allereerst bevat artikel 24 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State sedert de wet van 4 augustus 1996 een verplichting voor de auditeur om zijn verslag aan de behandelende kamer over te maken binnen de zes maanden. Die bepaling is door de Koning evenwel nog niet in werking gesteld. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over de werkelijke doorlooptijd, en kan moeilijk worden ingeschat wanneer precies de huidige achterstand zal zijn weggewerkt tot een redelijke doorlooptijd van minder dan één jaar.
Bovendien werd de Belgische Staat reeds meerdere malen veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens het niet respecteren van de redelijke termijn die artikel 6 EVRM oplegt. De Belgische Staat is dus burgerrechtelijk aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn. Dat betekent dat de Belgische Staat de verplichting heeft positieve maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de verplichting van de redelijke termijn wordt nageleefd. Het betreft immers een verplichting van openbare orde.
Waarom trad het in 1996 gewijzigde artikel 24 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State nog niet in werking? Zal dat artikel spoedig in werking treden?
Bestaan er statistieken over de doorlooptijd van de procesvoering? Zouden dergelijke statistieken niet kunnen worden opgenomen in het jaarverslag van de Raad van State?
Welke maatregelen zal de minister nemen om de doorlooptijd voor de Raad van State conform te maken met de redelijke termijn opgelegd door artikel 6 EVRM? Wanneer mogen wij die maatregelen verwachten?
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. - De doorlooptijd van zaken bij de Raad van State is de afgelopen jaren reeds afgenomen, voornamelijk sinds de inwerkingtreding van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De afname is nog relatief omdat de Raad van State gedurende de jongste twee gerechtelijke jaren in een versneld tempo de gerechtelijke achterstand aan het wegwerken is. In het kader van die inhaaloperatie werken ze de oudste zaken prioritair af. Wanneer binnen afzienbare tijd de oude zaken zullen zijn afgewerkt en er verhoudingsgewijs meer recente zaken zullen worden behandeld, zal de gemiddelde doorlooptijd substantieel afnemen.
Nu een berekening maken van de gemiddelde doorlooptijd voor het geheel van de zaken zou een vertekend beeld van de realiteit geven, aangezien oude zaken prioritair behandeld worden en het contentieux zeer divers is. Statistieken zullen in het volgende jaarrapport van de Raad van State gepubliceerd worden.
Ik kan wel een idee geven van de actuele doorlooptijden van diverse typedossiers, met uitsluiting van de oude zaken waarvoor de inhaaloperatie aan de gang is.
De volledige behandeling van een zaak waarin de nietigverklaring wordt gevorderd en ingediend gedurende de laatste vijf gerechtelijke jaren, neemt gemiddeld 2 jaar en 9 maanden in beslag. Een schorsingsvordering ingediend bij uiterst dringende noodzakelijkheid, waarbij de zaak wordt afgesloten wegens het niet binnen de wettelijke termijn indienen van een vordering van nietigverklaring, wordt doorgaans binnen de 9 dagen beslecht.
De zaken ingeleid in het nieuwe cassatiecontentieux, die worden afgesloten middels een beschikking van niet-toelaatbaarheid, worden binnen de wettelijke termijn van 30 dagen behandeld. Uitzonderlijk zijn er enkele dossiers die langer worden aangehouden omdat een prejudiciële vraag gesteld moet worden.
De zaken ingeleid in het nieuwe cassatiecontentieux, die afgesloten worden middels een cassatiearrest ten gronde, worden binnen de wettelijke termijn van 6 maanden behandeld, met ook hier een voorbehoud voor de prejudiciële vraag.
Wat betreft de te nemen maatregelen, heeft de Raad van State een plan inzake de wegwerking van de achterstand dat loopt over de periode 2007-2012. In dat kader zijn er al verschillende beslissingen genomen. Een van de belangrijkste maatregelen is de toekenning van zes bijkomende staatsraden, twaalf bijkomende auditeurs en zes bijkomende griffiers. Dit extra personeel is prioritair aangewezen om de achterstand aan te pakken. Voorts werd onder andere een continue monitoring georganiseerd van de output, input en evolutie van het aantal hangende zaken bij de afdeling bestuurlijke rechtspraak.
De suggestie in verband met de inwerkingtreding van het artikel 24 lijkt mij niet opportuun. We moeten bovendien ook realistisch blijven De termijn waarin artikel 24 voorziet, is immers een termijn van orde, wat betekent dat wanneer die termijn niet wordt nageleefd, er geen enkele sanctie is. De inwerkingtreding van artikel 24 biedt dus geen enkele waarborg voor een vlottere procedure bij de Raad van State.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zal de gegevens over de doorlooptijd aandachtig bekijken.
Wat de uitvoering van artikel 24 betreft, wijs ik erop dat voor de advocaten de termijnen vervaltermijnen zijn. Als zij één dag te laat zijn, is hun vordering onontvankelijk en wordt hun memorie afgewezen. Bij het niet beantwoorden van brieven van auditeurs gelden daarenboven allerlei bijkomende voorwaarden, die maken dat de vordering van de advocaten onmiddellijk wordt afgewezen. Er is natuurlijk een probleem als het voor advocaten om vervaltermijnen gaat en voor het advies van het auditoraat om een termijn van orde, waardoor soms jaren moet worden wachten op het verslag van het auditoraat, zodat intussen de feitelijke omstandigheden kunnen zijn veranderd.
Naast dit formele aspect is er ook het feit dat de problematiek die ik hier heb aangekaart tot juridische moeilijkheden en blokkeringen leidt met nadelige gevolgen voor onder meer openbare werken of infrastructuurwerken. Dat aspect is overigens al uitvoering ter sprake gekomen in de media en in het Vlaams parlement. Soms valt er na jaren een beslissing die de rechtsgeldigheid van de besluitvorming aantast. Niemand is daarbij gebaat.
Overigens lijkt het me onwenselijk dat het niet naleven van de redelijke termijn tot de aansprakelijkheid leidt van de Belgische staat.