4-1451/1 | 4-1451/1 |
13 OKTOBER 2009
Het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voorziet in een lijst met uitgaven die aanleiding kunnen geven tot een belastingaftrek, de zogenaamde aftrekbare bestedingen (1) .
Onder deze aftrekbare bestedingen bevindt zich ook een lijst met giften aan bepaalde instellingen of verenigingen. Het betreft instellingen of verenigingen waarvan de wetgever, omwille van de activiteit van « algemeen nut » die zij uitoefenen, geoordeeld heeft dat ze een bijkomende steun kunnen ontvangen die in hoofde van de steunverlener aanleiding geeft tot een fiscaal voordeel. Voorbeelden zijn de universitaire ziekenhuizen, het Rode Kruis, de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, instellingen die oorlogsinvaliden, mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaan.
Echter, de giften geven slechts aanleiding tot een fiscaal voordeel indien de gift gedaan werd aan een Belgische instelling of vereniging. In het licht van de recente rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan dergelijk « nationaal » criterium niet langer stand houden.
In de zaak Persche/Finanzamt Lüdenscheid sprak het Hof van Justitie zich uit over de verenigbaarheid van de Duitse regelgeving ter zake met het artikel van het EG-verdrag dat het vrij verkeer van kapitaal regelt (2) .
Het Hof oordeelde het volgende naar recht :
1. Wanneer een belastingplichtige in een lidstaat aanspraak maakt op aftrekbaarheid voor de belasting van giften aan instellingen die in een andere lidstaat zijn gevestigd en daar als van algemeen nut zijn erkend, vallen dergelijke giften onder de bepalingen van het EG-Verdrag die betrekking hebben op het vrije verkeer van kapitaal, ook wanneer het giften in natura in de vorm van voorwerpen voor dagelijks gebruik zijn;
2. Artikel 56 EG verzet zich tegen een wettelijke regeling van een lidstaat op grond waarvan met betrekking tot giften aan als van algemeen nut erkende instellingen alleen giften aan op het nationale grondgebied gevestigde instellingen fiscaal aftrekbaar zijn, zonder dat de belastingplichtige de mogelijkheid heeft, te bewijzen dat een gift aan een in een andere lidstaat gevestigde instelling voldoet aan de door die wettelijke regeling gestelde voorwaarden voor de toekenning van dat voordeel.
Om voorgaande redenen worden de nodige wetswijzigingen aan de fiscale regelgeving inzake de aftrekbare bestedingen voorgesteld om deze in overeenstemming te brengen met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het EG-verdrag.
Het artikel 2 voorziet in een uitbreiding van het toepassingsgebied van artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Het bepaalt dat giften aan gelijkwaardige instellingen of verenigingen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte op een zelfde wijze als de giften aan bepaalde Belgische instellingen, aanleiding kunnen geven tot een belastingaftrek.
In concreto betreft het giften aan universitaire ziekenhuizen, instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, door de Koning erkende culturele instellingen, instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan, het Rode Kruis, bepaalde rampenfondsen, beschutte werkplaatsen, instellingen voor natuurbehoud of bescherming van het leefmilieu, instellingen voor monument- en landschapszorg, VZW's voor het beheer van dierenasielen, instellingen voor duurzame ontwikkeling, instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden, en ten slotte de instellingen voor hulp aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen.
Dirk CLAES Wouter BEKE Elke TINDEMANS Tony VAN PARYS Hugo VANDENBERGHE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in de bepaling onder 3º, a), worden de woorden « of aan de erkende universitaire ziekenhuizen » vervangen door de woorden « , aan de erkende universitaire ziekenhuizen of gelijkwaardige instellingen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte »;
b) in de bepaling onder 3º, b), worden de woorden « of aan gelijkwaardige instellingen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend, » ingevoegd tussen de woorden « de programmatie inzake wetenschap behoren, » en de woorden « uitgezonderd de instellingen die rechtstreeks verbonden zijn met een politieke partij of lijst; »;
c) het 3º, d), wordt vervangen als volgt :
« d) aan door de Koning erkende culturele instellingen die in België zijn gevestigd en waarvan het invloedsgebied één van de gemeenschappen of het gehele land bestrijkt, of aan door de Koning erkende culturele instellingen die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, waarvan het invloedsgebied een deelstaat of een gewest van de betrokken Staat of het gehele land bestrijkt en die op een vergelijkbare wijze zijn erkend; »;
d) de bepaling onder 3º, e), wordt aangevuld met de woorden « of aan gelijkwaardige instellingen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend »;
e) de bepaling onder 3º, f), wordt vervangen als volgt :
« f) aan het Rode Kruis van België of aan een nationale afdeling van het Rode Kruis in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, aan de Koning Boudewijnstichting, aan het Europees centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen — België — Stichting naar Belgische recht, aan het paleis voor Schone Kunsten en aan de Koninklijke Muntschouwburg; »;
f) de bepalingen onder 3º, g), tot l), 4º en 4ºbis, worden telkens aangevuld met de woorden « of aan gelijkwaardige instellingen of verenigingen uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een gelijkaardige wijze zijn erkend ».
Art. 3
Deze wet treedt in werking op 1 januari van het aanslagjaar waarin deze wet wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
17 september 2009.
Dirk CLAES Wouter BEKE Elke TINDEMANS Tony VAN PARYS Hugo VANDENBERGHE. |
(1) Bij een belastingaftrek geniet de belastingplichtige een voordeel aan het marginaal tarief (progressief schijvensysteem afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen).
(2) Arrest van het Hof (Grote Kamer) van 27 januari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesffinanzhof — Duitsland) — Hein Persche/Finanzamnt Lüdenscheid, C-318/07, PB 21 maart 2009, C 69/8.