4-86

4-86

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 16 JULI 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Freddy Van Gaever aan de minister van Klimaat en Energie en aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over «de uitvoering van de wet houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstoffen in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen»(nr. 4-875)

De voorzitter. - Mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, antwoordt.

De heer Freddy Van Gaever (VB). Vorige week heeft de Kamer het wetsontwerp inzake biobrandstoffen goedgekeurd (stuk 52-2037). Van specialisten heb ik gehoord dat er nogal veel haken en ogen aan de wet zitten en dat ze vrijwel niet na te leven valt. Bovendien druist ze in tegen de Europese wetgeving. Daarom wilden we het ontwerp evoceren. We kregen echter geen steun bij de meerderheidspartijen. Die hadden blijkbaar geen belangstelling voor deze problematiek.

Is de minister ervan overtuigd dan hij de wet kan doen naleven en dat de tegenspraak met de Europese wetgeving geen problemen zal opleveren? Ontstaat er geen ontploffingsgevaar als men ethanol toevoegt aan benzine met octaangehalte 95 of 98? Is de wet bovendien niet in strijd met de Europese regels inzake vrije mededinging?

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. - Ik lees het antwoord van minister Magnette.

De antwoorden op de opmerkingen en voorstellen van de Belgische Petroleum Unie (BPU) zijn reeds verwerkt in de wet of zullen worden opgenomen in het ontwerp van koninklijk besluit dat morgen geagendeerd staat op de Ministerraad voor een goedkeuring in tweede lezing.

Met betrekking tot de productnormen staat in het wetsontwerp, meer bepaald in artikel 5, dat de verplichting tot bijmenging van fossiele motorbrandstoffen met biobrandstof van toepassing is op de jaarlijkse hoeveelheid van de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen en niet op elke individuele liter.

Daarnaast beogen de productnormen telkens de meest actuele versie. Zie artikel 3, §2, van het wetsontwerp. Het is dus geenszins de bedoeling om van de geldende Europese productnormen af te wijken.

Voor de superbenzine 98 zonder lood of de superplus levert de verplichting tot bijmenging geen probleem op indien de bijmenging in de raffinaderij gebeurt met bio-ethanol of bio-ETBE. Deze bijmenging is bovendien meetbaar. Daarom is in artikel 8, §3, van het wetsontwerp ingevoegd dat maatschappijen die benzineproducten tot verbruik uitslaan waarvan ze veronderstellen dat ze reeds biobrandstoffen bevatten, verplicht zelf het percentage biobrandstof op te geven en het bewijs te leveren van de duurzaamheid. Tenslotte is het niet aan de overheid om te bemiddelen bij het afsluiten van contracten tussen de onafhankelijke operatoren en de raffinaderijen.

Met betrekking tot de prijsstructuur kan ik meedelen dat een simpele vergelijking met de internationale prijzen niet altijd correct is. De combinatie van de verplichting tot 4% en de bestaande fiscale vrijstelling is immers gebaseerd op de bijmenging van duurzame biobrandstoffen en gaat dus uit van criteria die niet altijd de juiste maatschappelijke prijs op de internationale wereldmarkt weerspiegelen. Dat is bijvoorbeeld ook het geval voor producten die komen uit landen waar men het niet te nauw neemt met de sociale, arbeidsrechtelijke en milieureglementering.

De regering heeft dus uitdrukkelijk gekozen voor duurzame biobrandstoffen, maar legt niet de verplichting op dat die producten uit de Belgische quota moeten komen. Het moet gaan om biobrandstoffen, geproduceerd in de Europese Unie, die aan duurzaamheidscriteria beantwoorden, zoals de regels inzake de biodiversiteit en de vermindering van CO2-uitstoot.

De regering vindt evenwel dat er concurrentie moet bestaan wat de aankoopprijs van het bioproduct betreft. Daarom heb ik, samen met de minister bevoegd voor Economie, beslist dat indien de Algemene Directie Energie een anticompetitief gedrag vaststelt, een onderzoeksprocedure kan worden ingesteld overeenkomstig de wet tot bescherming van de economische mededinging.

Ik zie dan ook geen enkele reden om geen uitvoering te geven aan de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de verplichting tot bijmenging van biobrandstoffen. Die regelgeving is immers duurzaam onderbouwd op sociaal, ecologisch en economisch vlak en past in de bestaande biobrandstoffenwetgeving die uitvoering geeft aan de bestaande Europese richtlijn ter bevordering van duurzame energie.

De heer Freddy Van Gaever (VB). - Het antwoord is nogal onduidelijk. Ik zal de tekst nog eens grondig nalezen alvorens ik reageer.