4-81 | 4-81 |
De voorzitter. - De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Onze kleine en middelgrote bedrijven hebben het op dit ogenblik niet gemakkelijk door de economische crisis. Daarenboven worden zij steeds vaker geconfronteerd met grote multinationals die de kleine bedrijven zwaar onder druk zetten. Volgens de Unie van Zelfstandige Ondernemers bevinden vele kleine en middelgrote ondernemingen zich momenteel op de grenzen van hun mogelijkheden en zijn de praktijken van de multinationals ongehoord. De multinationals handelen daarbij puur in functie van hun beurskoers en de dividenden van de aandeelhouders.
De praktijkvoorbeelden tonen aan dat grote ondernemingen druk uitoefenen om fikse kortingen te verkrijgen van hun toeleveranciers. De toeleveranciers bevinden zich in een ondergeschikte onderhandelingspositie en vrezen hun contract te verliezen ten voordele van anderen als ze niet meteen ingaan op de onaanvaardbare eisen van de grote firma's. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij internationale ondernemingen eisen dat ze de interne boekhouding van hun leveranciers kunnen inkijken om na te gaan waar er nog marge is om winsten te kunnen recupereren.
Ik ben ervan overtuigd dat niet alleen Belgische bedrijven met dit soort praktijken wordt geconfronteerd. Het is daarom noodzakelijk dat er dringend een Europese aanpak wordt uitgewerkt waarbij dit soort praktijken juridisch aan banden wordt gelegd. Het is cruciaal dat de federale regering deze praktijken bij de Europese Unie aanklaagt opdat er snel tot actie kan worden overgegaan. Een eenzijdige Belgische actie kan immers tot gevolg hebben dat de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen in gevaar wordt gebracht.
Is de minister op de hoogte van de praktijken van sommige multinationals tegenover kleine en middelgrote ondernemingen? Hoe staat de minister van Ondernemen tegenover deze methodes? Heeft hij reeds concrete maatregelen genomen om dit fenomeen tegen te gaan? Bestaan er mogelijke maatregelen om het laattijdig betalen van facturen en de uitgestelde betalingstermijnen tegen te kunnen gaan? Is de minister voorstander om bovenvermelde problematiek ook op Europees niveau aan te pakken? Heeft hij hiertoe reeds concrete stappen gezet? Wat zal de houding van de minister zijn bij de bespreking van dit thema?
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van de minister.
Nadat ik signalen van de door u geciteerde problemen had ontvangen, heb ik op 21 april aangekondigd om via overleg met de ondernemersfederaties een oplossing te willen vinden. Momenteel bevinden we ons in de laatste fase van die onderhandelingen. Het doel is een oplossing te vinden voor de problemen veroorzaakt door ondernemingen die hun machtspositie gebruiken om plots minder gunstige betalingsvoorwaarden aan hun leveranciers op te leggen.
Tijdens de debatten en analyses kwam snel tot uiting dat bij onderhandelingen tussen ondernemingen er een duidelijke correlatie bestaat tussen prijs en betaaltermijnen. Beide zijn een even fundamenteel onderdeel van het financiële hoofdstuk van een handelsakkoord en kunnen niet los van elkaar worden gezien.
Of het nu gaat over de opgelegde betaaltermijn op zich, dan wel over een bedongen lagere prijs, met het akkoord dat ik zeer snel met de ondernemersfederaties hoop te sluiten, moeten we ernaar streven dat over het volledige financiële hoofdstuk van een handelstransactie, dus over prijs en betalingsvoorwaarden, op een billijke en evenwichtige manier wordt onderhandeld. We mogen niet dulden dat ondernemingen de problemen die worden veroorzaakt door de financiële crisis naar elkaar proberen door te schuiven.
In verband met uw vraag over mededingingsvervalsing is het inderdaad zo dat bepaalde gevallen van te dominant marktgedrag een indicatie voor mededingingsvervalsing kunnen zijn. Als er een vermoeden van misbruik van machtspositie of marktverstorend gedrag bestaat, zal ik niet aarzelen om de mededingingsautoriteiten in te schakelen, zoals ik in het verleden reeds meermaals deed. Zij zullen dan in alle onafhankelijkheid een onderzoek voeren en indien noodzakelijk maatregelen treffen.
Zo heb ik bijvoorbeeld een informeel onderzoek gevraagd naar de in de pers aangekondigde praktijken van AB InBev en Belgacom. Bij AB InBev hebben de Belgische mededingingsautoriteiten geen aanwijzingen van inbreuken op de mededingingsregels gevonden, omdat de in de pers omschreven en aangekondigde acties geen onmiddellijk gevolg hebben in België enerzijds en omdat er verder nog onderhandelingen lopen anderzijds.
Wat Belgacom betreft zijn de contacten en onderzoeken nog lopend.
Ten slotte deel ik de mening van UNIZO dat we bepaalde problemen in de handelsrelatie tussen ondernemingen niet zomaar op nationaal vlak kunnen regelen.
Een groot deel van onze economie is afhankelijk van de internationale handel. Bovendien is onze economie door de centrale ligging van ons land extra gevoelig voor wijzigingen aan het wettelijk of financieel kader voor ondernemingen in individuele landen. Daarom moeten we absoluut vermijden dat maatregelen op nationaal vlak onze concurrentiepositie verzwakken zodat onze ondernemingen handel naar buurlanden zouden zien verschuiven.
Tijdens de gesprekken met de ondernemersfederaties hebben we dit onderwerp diepgaand besproken.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Belangrijk is dat de minister al initiatieven heeft genomen en overleg pleegt met de ondernemers. Ik noteer ook dat AB InBev de mededingingsregels momenteel niet overtreedt. De problematiek moet echter ook op Europees vlak worden aangepakt. Daartoe dienen nog initiatieven te worden genomen.