4-79

4-79

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 11 JUNI 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bart Martens aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over «mogelijke contaminatie in de voedselketen tijdens het transport» (nr. 4-932)

De voorzitter. - De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden, antwoordt.

De heer Bart Martens (sp.a). - De veiligheid van de voedselketen wordt vandaag gegarandeerd door de overheid, meer bepaald door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, het FAVV. Daartoe zijn voorschriften uitgevaardigd, worden controles uitgevoerd en vergunningen uitgereikt. Het FAVV houdt daar toezicht op.

Toch horen we af en toe over problemen die kunnen ontstaan in het transport binnen de keten. De risico's kunnen we grosso modo in twee groepen indelen.

Ten eerste zijn er de risico's bij het transport van levensmiddelen. Dat dient te gebeuren in een specifiek voertuigtype met een duidelijk opschrift `enkel voor levensmiddelen'. In de praktijk blijkt men met deze etikettering wel eens los om te springen. Vaak gebeurt ze met stickers die gemakkelijk te verwijderen zijn en ook effectief worden verwijderd, zodat het voertuig kan worden ingezet voor andere transporten. Dat kan natuurlijk niet.

Het tweede probleem heeft te maken met de voertuigen die voor verschillende producten worden ingezet. Het kan gaan om veevoeders of zogenaamde primaire, neutrale stoffen, de GMP 4-stoffen, waartoe bijvoorbeeld ook granen behoren. Tussen de verschillende ladingen dienen de voertuigen te worden gereinigd. Zonder reinigingscertificaten kan geen nieuwe lading worden geladen. Behalve dat de controle in dat systeem nooit waterdicht kan zijn, lijkt het me ook geen goede zaak dat veevoeder en graan in eenzelfde vrachtwagen worden vervoerd als solventen of pesticiden.

Vandaar volgende vragen aan de minister.

Hoeveel controles van veevoeders en granen in bulktransporten zijn er het afgelopen jaar uitgevoerd? In hoeveel gevallen werd effectief contaminatie vastgesteld?

Wie controleert of het Europese systeem van reinigingscertificaten correct wordt opgevolgd? Hoeveel controles werden vorig jaar uitgevoerd en hoeveel processen-verbaal werden daarbij opgemaakt?

Er rijzen vragen rond de onafhankelijkheid van de reinigingsfirma's ten opzichte van de transporteurs. Vaak gaat het om verbonden ondernemingen. Het blijkt dat fraude met de reinigingsattesten wel degelijk kan en ook effectief gebeurt. Heeft de minister een idee van het aantal en de aard van de fraudegevallen die aan het licht zijn gekomen?

Zal de minister het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de autocontrole, de meldingsplicht en de traceerbaarheid in de voedselketen aanpassen zodat veevoeders en primaire neutrale stoffen niet meer in dezelfde tanks kunnen worden vervoerd als bijvoorbeeld chemicaliën?

Zal de minister de transporteurs verplichten het opschrift `enkel voor levensmiddelen' onverwijderbaar aan te brengen, en dus niet met stickers, zoals vandaag nogal eens gebeurt?

De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Theoretisch houdt het gebruik van vuile voertuigen een risico voor verontreiniging van diervoeders in. In hun autocontrole moeten de operatoren met dat risico echter rekening houden en nagaan of de producten die ze ontvangen aan de kwaliteitscriteria voldoen. Het FAVV vervult zijn opdracht ter bescherming voor de veiligheid van de voedselketen door officiële controles te verrichten en door toezicht te houden op de autocontrole. Hierdoor wordt nagegaan of de operatoren op gepaste wijze omgaan met de risico's die samenhangen met het vervoer van diervoeders. In 2008 werden 249 inspecties uitgevoerd op het bestaan en de toepassing van reinigingsplannen voor de vervoersuitrusting.

Deze inspecties dienden in 53 gevallen opgevolgd te worden. Daarvoor zijn maatregelen getroffen, onder meer een brief, een waarschuwing, een proces-verbaal.

De Belgische, noch de Europese wetgeving voorziet in een systeem van reinigingscertificaten. Er is daarentegen wel voorzien in een kwaliteitsbewakingssysteem voor diervoeders dat gebaseerd is op de goede fabricagemethoden, het Good Manufacturing Practice- of GMP-systeem, opgesteld op initiatief van de sector. Deze standaard is vastgelegd door OVOCOM, dat binnen een overlegplatform alle verenigingen samenbrengt die actief zijn in de sector van de diervoeding. De certificering van de actoren uit de diervoedingssector ten aanzien van het GMP-referentiesysteem gebeurt nog steeds op vrijwillige basis. De correcte toepassing van het GMP-systeem wordt gecontroleerd door onafhankelijke certificeringsinstellingen zoals AIB-Vinçotte en SGS.

De regelgeving inzake transport van diervoeders is op Europees niveau vastgelegd. Verordening (EG) nr. 183/2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne legt algemene voorschriften vast die bedoeld zijn om het risico op kruisbesmetting en aantasting van producten te beperken. De operatoren moeten in dat verband plannen opmaken voor het reinigen van bij het transport gebruikte uitrusting. Er bestaan ook meer specifieke voorschriften die betrekking hebben op het vervoer van als risicovol beschouwd diervoeder. Zo moeten containers waarin gemedicineerde diervoeders werden vervoerd systematisch worden gereinigd voordat zij opnieuw worden gebruikt. Onverpakte diervoeders die vismeel bevatten, mogen niet samen met voeders voor herkauwers worden getransporteerd. Rekening houdend met deze eisen is de verplichting om bepaalde uitrusting alleen voor het vervoer van diervoeders te gebruiken thans niet aan de orde.

In de hygiëneverordening van 2004 staat dat `levensmiddelen in bulk in vloeibare, gegranuleerde of poedervormige staat moeten worden vervoerd in ruimten en/of containers/tanks die uitsluitend voor het vervoer van levensmiddelen worden gebruikt. Op de containers moet een duidelijk leesbare, onuitwisbare vermelding worden aangebracht in een of meer talen van de Europese Unie, waaruit blijkt dat ze voor het vervoer van levensmiddelen worden gebruikt, of ze moeten de vermelding `uitsluitend voor levensmiddelen' dragen.' Er is bijgevolg geen reden om op Belgisch niveau nog bijkomende regels op te leggen.

De heer Bart Martens (sp.a). - Bij de 249 uitgevoerde controles van het federale voedselveiligheidsagentschap waren er 53 gevallen waarin opvolgingsmaatregelen moesten worden genomen. Dat is niet echt geruststellend. Het is een aanwijzing dat het agentschap zijn controles nog moet opdrijven.

Ook over de autocontroles ben ik niet gerustgesteld. Het systeem berust op vrijwilligheid, zegt de minister. In de financiële wereld werden eveneens waarborgen geboden door onafhankelijke certificeringsinstellingen en hebben we kunnen zien waartoe dat heeft geleid. Vandaag mogen bijvoorbeeld granen nog altijd in dezelfde tanks worden vervoerd als chemicaliën, ook al houdt dat grote risico's in voor de contaminatie van de voedselketen. Zijn er geen verdergaande maatregelen nodig om dat gevaar aan de bron al uit te sluiten?

Het klopt natuurlijk dat vervoermiddelen die levensmiddelen vervoeren, een onuitwisbaar opschrift `Enkel voor levensmiddelen' moeten dragen. In de praktijk wordt dat opschrift veelal aangebracht met zelfklevers, die veel chauffeurs weigeren op te kleven als ze met dezelfde tank chemicaliën en voedingsmiddelen vervoeren. Mijn conclusie is alleszins dat we niet beschikken over een sluitend systeem om onze voedselketen te beveiligen. Hier zijn bijkomende maatregelen nodig, eventueel op Europees niveau.