4-79

4-79

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 11 JUIN 2009 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Hugo Coveliers au ministre de la Justice sur «la controverse autour d'un juge pénal anversois» (nº 4-807)

De heer Hugo Coveliers (VB). - Mijn vraag heeft niet tot doel de minister in moeilijkheden te brengen, wat soms wel het geval is, maar om hem een probleem voor te leggen en na te gaan of er een antwoord kan worden op gegeven.

De aanleiding van mijn vraag is een vonnis van een rechter in Antwerpen die de provocatietheorie nogal ruim heeft toegepast. Volgens het requisitoir van het parket waren de feiten bewezen, maar toch werd de man in kwestie vrijgesproken op basis van de provocatietheorie. Het niet-uitvoeren van vroegere gevangenisstraffen, werd door de rechter als een provocatie beschouwd en als verschoningsgrond ingeroepen. De betrokkene werd niet veroordeeld.

De beslissing van de rechter heeft verschillende reacties uitgelokt, niet alleen van een hoogleraar uit Gent, gewezen deskundige van een gewezen premier, maar ook van de minister van Justitie. Zijn reactie is ook begrijpelijk, uiteindelijk ging het om een provocerend vonnis.

Toch vraag ik me af of een lid van de uitvoerende macht zich zomaar over de inhoud van een vonnis kan uitspreken? Voor een parlementslid zou ik me dat niet afvragen, want binnen bepaalde welvoeglijkheidsnormen moet die zich daarover kunnen uitspreken. Voor de minister van Justitie ligt dat echter anders.

De rechter in Antwerpen heeft ontegensprekelijk een statement willen maken, maar hij heeft ook een theorie uitgewerkt.

Als het openbaar ministerie niet akkoord gaat met dat vonnis, wat ik kan begrijpen, dan zou het in beroep moeten gaan zodat de rechter in beroep zich kan uitspreken.

Vandaag rijst de vraag hoever de individuele vrijheid van de rechter reikt.

Ook de voorzitter van de rechtbank in Antwerpen heeft gereageerd. Als ik op die maatregel van inwendige orde nu commentaar zou geven, dan ga ik zelf in de fout.

Toch zou ik naar de kern van de zaak willen gaan, want ik vrees dat ook andere rechters nog statements zullen willen maken. Het Antwerpse vonnis is overigens geen proefstuk.

Voorts bevatten bijna alle arresten overigens een statement. Als een rechter een bepaald misdrijf als maatschappijontwrichtend bestempelt, dan poneert hij een stelling die ook commentaar kan uitlokken.

Nogmaals, hoever gaat de individuele vrijheid van de rechter? Met andere woorden, vanaf wanneer kan de uitvoerende macht tussenbeide komen?

Na het antwoord op deze vraag, blijft ook nog volgende vraag onbeantwoord. Ziet de minister een mogelijkheid om ter zake een norm op te leggen?

(M. Hugo Vandenberghe, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ik heb de houding van betrokken rechter betreurd. Als hij een signaal wou geven aan de politiek - wat klaarblijkelijk toch zijn bedoeling was - dan kon hij dat ook op een heel andere manier doen.

Wat zijn jurisdictionele opdracht betreft, moet een rechter niet de les worden gelezen door een minister. Dat ligt voor de hand. Zelfs bij de voorzitter van de rechtbank of bij de voorzitter van het hof van beroep moet ik daarover niet tussenbeide komen.

Ik noteer dat er een spontane reactie is gekomen na de uitspraak van de rechter. Rekening houdend met het ongepaste karakter van de uitspraak en met de commotie die erdoor is ontstaan, heeft de voorzitter van de rechtbank, wellicht op grond van een aantal andere elementen, en uiteindelijk van zijn persoonlijk appreciatie, een interne ordemaatregel genomen en de betrokken rechter een andere opdracht toegewezen.

Zodoende kreeg ik de mogelijkheid om daarover van gedachten te wisselen met de procureur-generaal en te peilen naar zijn opinie ter zake. Hij heeft me verzekerd dat hij het dossier verder zal onderzoeken omdat de fundamentele vraag rijst of hier sprake kan zijn van rechtsweigering. Als een rechter een op heterdaad betrapte dader vrijspreekt dan is, gezien de diverse belangen in de zaak, een van de talloze mogelijke vragen of de burgerlijke partijen geen rechtsweigering kunnen inroepen.

Ik heb die vragen voorgelegd aan de procureur-generaal. Hij heeft echter niet op mijn vraag gewacht om me mee te delen dat hij dit dossier verder zou onderzoeken.

Welk gevolg eraan wordt gegeven, zullen we zien. Het is aan de procureur-generaal om deze zaak verder te volgen.

Het is duidelijk dat de hier genoemde provocatietheorie niet past. Als op basis van politieke argumenten door rechters geen uitspraken meer worden gedaan of door politieagenten geen processen-verbaal meer worden opgesteld, dan kunnen we niet meer spreken van een rechtsstaat. Tegen de abdicatie van de rechtsstaat moet formeel en hard worden gereageerd.

De heer Hugo Coveliers (VB). - Dat de minister via de procureur-generaal heeft gereageerd is niet alleen zijn recht, maar misschien ook zijn plicht. Daar heb ik niet de minste kritiek op.

Wanneer iedereen abdiqueert, komt de rechtsstaat inderdaad in gevaar. We stellen vast dat er wordt geabdiqueerd voor de uitvoering van sommige arresten. Dat gebeurt zelfs in deze assemblee, waar men een arrest van het Grondwettelijk Hof niet uitvoert. Dat dit de rechtsstaat in gevaar brengt, daarin heeft de minister volkomen gelijk.

Dan heb ik nog één vraag: Wat kan de rechter ondernemen tegen de overplaatsingsmaatregel van zijn korpsoverste in de veronderstelling dat de rechter gewoon zijn mening heeft geuit en geen sanctie heeft opgelopen, want de overplaatsing is een maatregel van interne orde?

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Deze zaak brengt ons bij een thema dat steeds meer terugkeert en concreet vorm heeft gekregen in het voorstel van de Fortisonderzoekscommissie, waarin staat dat ten eerste goed moet worden gedefinieerd wat tucht en wat interne orde is. Daar moet een initiatief voor worden genomen en ik heb opdracht gegeven daarover een richtinggevende startnota te maken.

In dat voorstel staat ten tweede ook dat we moeten gaan naar een orgaan dat representatief is voor de zittende magistratuur. Ik noem het nu voorlopig het `College van de zetel'. De vraag is dan wat de mogelijke bevoegdheden van dergelijke instantie zijn, naar het voorbeeld van het openbaar ministerie waar een relatie bestaat tussen het college en alle leden van het openbaar ministerie.

Dat wordt een rechtsvindend en politiek debat: wat is in de toekomst mogelijkerwijs een rol voor zo een nieuw college van de zetel? We krijgen steeds meer dossiers waar dat soort interne problemen binnen de zittende magistratuur ergens bij de juiste instantie moeten kunnen worden besproken en behandeld.

De heer Hugo Coveliers (VB). - Als ik het met de minister eens ben, zeg ik het ook. Ik denk dat die ontwikkeling juist is en dat is ook logisch, omdat de rechtbanken en hoven ook meer en meer uitspraak moeten doen over ietwat politiek geladen onderwerpen.

Een rechter of een magistraat is ook een mens die beïnvloed wordt door een aantal factoren.

In De Juristenkrant las ik iets over de verklaringen van de minister inzake dat college. We zullen nog zien hoe dat is samengesteld. De tuchtprocedure is zeer belangrijk, daar moet eindelijk werk van worden gemaakt. Iedereen binnen het gerechtelijk apparaat moet weten waar hij staat en dat hij ook de rechten van de verdediging heeft. Een magistraat moet de mogelijkheid krijgen om zich te verdedigen, wat blijkbaar nu minder het geval is.