4-76 | 4-76 |
M. le président. - M. Olivier Chastel, secrétaire d'État aux Affaires étrangères, chargé de la Préparation de la Présidence européenne, adjoint au ministre des Affaires étrangères, répondra.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Uit de conclusies van de taskforce Verkeersveiligheid blijkt dat de lokale politiekorpsen te veel tijd spenderen aan het controleren van parkeerbiljetten, en te weinig aan alcohol- en gordelcontroles. In totaal spendeerde de lokale politie 134 623 uren aan parkeertoezicht. Daartegenover staan 68 068 uren die aan het dragen van de gordel besteed werden en 91 819 uren aan snelheidscontroles. De taskforce vindt dat twee op de tien bestuurders jaarlijks ten minste één keer op alcohol gecontroleerd moeten worden en dat men er op termijn naar moet streven een op drie chauffeurs jaarlijks te controleren.
Welke conclusies trekt de minister uit de suggesties van de taskforce Verkeersveiligheid?
Welke maatregelen stelt de minister voor om aan de conclusies geformuleerd door de taskforce, tegemoet te komen?
Acht de minister het raadzaam het parkeertoezicht af te bouwen of op een andere manier te organiseren?
De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord dat de minister van Binnenlandse Zaken heeft geformuleerd, in overleg met de staatssecretaris voor Mobiliteit.
Als minister van Binnenlandse Zaken is een van mijn belangrijke prioriteiten bij te dragen tot een veilige maatschappij. Het gaat daarbij niet alleen om rampen en onheil, terrorisme, ordeverstoring, criminaliteit en overlast. De verkeersonveiligheid is nog altijd een van de meest levensbedreigende fenomenen in onze maatschappij. Het ligt bijgevolg voor de hand dat een voortdurende prioritaire aandacht voor verkeersonveiligheid en verkeershandhaving noodzakelijk is.
De ambitieuze doelstelling om het aantal dodelijke verkeersslachtoffers te halveren, dit wil zeggen te doen dalen tot minder dan 750 per jaar in 2010 en tot minder dan 500 in 2015, is een immense uitdaging. Deze politieke resultaatsverbintenis vertrekt van de vaste wil om die doelstelling te bereiken. Ook ik ben ervan overtuigd dat de doelstelling realistisch is en met de inzet van velen gerealiseerd kan worden. Dit is immers niet alleen het werk van de politie. Reeds onder de vorige regering werden daarom initiatieven genomen waar ik volledig achter sta.
Kort geleden hebben de achttien ministers van het interministerieel comité voor de Verkeersveiligheid het verslag van de taskforce gekregen. Dit document is nog steeds een voorlopige versie, maar werd door mijn diensten al grondig bestudeerd. De vergadering van het interministerieel comité voor de Verkeersveiligheid heeft plaats op 12 mei. Ik wens dan ook niet vooruit te lopen op de definitieve conclusies en concrete voorstellen van de taskforce.
Het ligt voor de hand dat de bevindingen van de taskforce een belangrijke bron zullen zijn voor de verdere besluitvorming over de verkeersveiligheid.
In dat verband verwacht ik heel wat inspanningen van de politiediensten in het kader van hun handhavingopdracht. Daarbij zal het er niet alleen op aankomen deze doelstelling te bereiken met periodieke grootschalige acties, zoals de BOB-campagnes en snelheidscontroles, maar ook met een permanente zorg voor een preventieve aanwezigheid, zoals meer zichtbaar toezicht op de snelwegen en andere risicowegen.
Een ander knelpunt is het debat rond het werken met kwantitatieve engagementsverbintenissen voor de politiediensten, zoals: 2,1 miljoen alcoholcontroles, 40 miljoen snelheidscontroles en 1,8 miljoen gordelcontroles. De vraag is of dit wel echt de meest wenselijke werkwijze is. Om hierop te antwoorden, moet er eerst wel duidelijkheid zijn rond een nulmeting van de situatie waarin een bepaald aantal controles gebeurde. Pas dan is het mogelijk om meer te gaan werken aan de kwalitatieve aspecten van de verkeershandhaving.
Wanneer we beschikken over meer accurate en geschikte informatie, wordt het mogelijk om de inspanningen beter te oriënteren naar de doelgroepen en naar bepaalde plaatsen en periodes. We zullen in de toekomst nog meer doelgericht werken door met de beperkte personeelscapaciteit doelmatiger activiteiten te ontplooien die beter bijdragen tot de realisatie van de doelstellingen.
Een niet miskenbaar knelpunt is dat van de beschikbare politiecapaciteit en dat zal altijd wel zo blijven. Oplossingen daarvoor kunnen gevonden worden in het automatiseren van het vaststellen van de inbreuken en het invoeren van nieuwe technologie, enerzijds, en in het herverdelen van de beschikbare politiecapaciteit, anderzijds. Dit laatste slaat ook op het parkeertoezicht. We moeten ernaar streven het betalend parkeren niet langer door de politie te laten controleren en het toezicht op het hinderlijk en onveilig parkeren te optimaliseren.