4-67

4-67

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 19 MARS 2009 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Projet de loi de relance économique (Doc. 4-1199) (Procédure d'évocation)

Discussion générale

M. le président. - M. Collas, rapporteur au nom de la commission des Finances et des Affaires économiques, et M. Claes, rapporteur au nom de la commission des Affaires sociales, se réfèrent à leur rapport écrit.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Ik vraag me af of het wel zin heeft een lege zaal toe te spreken. Onze partij heeft de evocatie van dit wetsontwerp niet gevraagd. Wij gingen er immers van uit dat dit ontwerp snel moest worden behandeld want het draagt de naam van een relanceplan. We wilden de regering dus niet tegenhouden om eindelijk in actie te schieten.

Ik stel vast dat degenen die het wetsontwerp hebben geëvoceerd, niet aanwezig zijn. Er is één CD&V-senator in de zaal. Ik neem dus aan dat hij de hele meerderheid vertegenwoordigt. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid. De lege zaal toont aan hoe het herstelplan door de regering werd opgesteld, namelijk zonder enthousiasme. Het wordt een relanceplan genoemd, maar het is absoluut ontoereikend.

We worstelen nochtans met een heel diepe crisis. Er is een sterke economische achteruitgang. Tussen oktober 2008 en oktober 2009 zullen minstens 57 000 banen verdwijnen. De regering had dus alle redenen om hard te werken, maar dat is haar blijkbaar niet goed gelukt. In 2009 zal het aantal werklozen met 35 000 stijgen: dit is een echte crisis. Uiteraard doet die crisis zich ook op internationaal vlak voor, maar een regering die voortdurend zegt dat ze niets kan doen omdat de crisis internationale dimensies heeft en die een dergelijk relanceplan voorlegt, beseft nog altijd niet goed hoe diep de crisis geworteld is.

We kunnen niet anders dan deze crisis vergelijken met die uit de jaren zeventig of dertig van vorige eeuw, wat veel opiniemakers dagelijks doen. Het probleem is dat we die crisissen wel met elkaar kunnen vergelijken qua omvang, maar niet qua methodes. In de jaren dertig werden protectionistische maatregelen genomen die aanleiding hebben gegeven tot totalitaire toestanden. Ik zal niet verder gaan in mijn vergelijking. Het grote verschil met vandaag is dat er destijds geen sociale zekerheid was en vandaag wel. Er was toen een probleem om de mensen in leven te houden. Het huidige socialezekerheidsstelsel staat echter ook onder druk en deze regering doet daar te weinig aan. Gelukkig hebben wij via het Vlaams Parlement kunnen beletten dat de doelgroepen waar de nood het hoogst is uit het relanceplan zouden worden geschrapt. We hebben daar luidkeels tegen geprotesteerd.

We deden dat niet omdat we in de oppositie zitten, maar wel omdat we het erg vonden dat in tijden van crisis uitgerekend de zwakkeren meteen worden benadeeld. Dat druist tegen alle solidariteit in. Onze actie had succes, want de bewuste maatregelen zijn geschrapt en de regering zal nu moeten onderzoeken wat ze nog meer kan doen.

De crisis van de jaren zeventig, die geduurd heeft tot de jaren negentig, was gekenmerkt door een sterk immobilisme. Er werd gereageerd met publieke middelen, maar ook dat was niet de beste methode. De manier waarop de crisis nu wordt aangepakt, is bepalend voor de komende decennia. Dit is immers geen kortstondige crisis want daarvoor is hij te internationaal en te diep.

We zullen ons bij de stemming onthouden. We zijn niet gekant tegen wat in het wetsontwerp staat, maar vinden het bijzonder jammer dat er zoveel niet in staat.

De maatregelen die nu moeten worden genomen, moeten zich toespitsen op de hervorming van de financiële sector. Ik verwijs in dat verband naar wat minister Reynders daar op 5 november over verklaarde: `We zullen de komende weken met een wetsontwerp komen, met verschillende elementen van nieuwe regelgeving, niet alleen over het toezicht op de banken, maar ook over de mogelijke premies voor de managers.'

Deze regering heeft inmiddels de bijnaam `belofteregering' gekregen want er is nog niets gerealiseerd van al wat ze heeft beloofd. Ook dit plan lost de beloften niet in. Men kan natuurlijk stellen dat het een economisch plan is, maar doen alsof de financiële crisis niets met de economische te maken heeft, lijkt mij nogal vergezocht.

Het kleinste kind weet immers dat vooral het vertrouwen in de banken moet worden hersteld, niet alleen van de bevolking en de gewone spaarder die alle zekerheid - zelfs over zijn geld - kwijt is, maar vooral van de bedrijven en degenen die alles weer op de rails moeten krijgen.

Vervolgens is er de nood aan investeringen in de economie. Als het economisch fout gaat, moet er krachtig worden gereageerd. Dat houdt in dat de maatregelen tijdelijk moeten zijn om de begrotingen van de periode na de crisis niet te bezwaren. Ze moeten bovendien onmiddellijk ingaan en mogen hun doel niet missen. De voorgestelde maatregelen zijn echter niet gericht en concreet genoeg. We gaan wel akkoord met stimulerende maatregelen, bijvoorbeeld ten gunste van de bouwsector.

We hebben ook tevergeefs gezocht naar investeringssteun voor de aansluiting van windmolenparken, die heel belangrijk zijn voor een nieuwe en duurzame economie. Een goed economisch beleid denkt aan de toekomst en neemt maatregelen die de economie op termijn weer vlot doen draaien. In andere landen doet men dat wel. Daar zorgt de overheid wel voor een netwerk om die energie te verspreiden.

Tot daar enkele voorbeelden waardoor we ons afvragen of de regering wel voldoende nagedacht heeft over een efficiënte en duurzame oplossing voor de crisis. De herstelwet doet ons denken van niet.

Enige tijd geleden publiceerden de kranten het bericht dat de regering een schroot- en slooppremie zou geven aan wie zijn vervuilende auto van de hand deed en een nieuwe, milieuvriendelijke wagen kocht. Dat zou een goede maatregel kunnen zijn voor de autosector en het milieu, maar het ging helaas slechts om de aankondiging van een `belofteregering', wat de kranten er niet bij vermelden. De mensen trappen daar in en wachten om hun auto te vervangen, maar nu blijkt dat van een dergelijke premie helemaal geen sprake is. Eigenlijk is het tragisch dat we in tijden van crisis alleen maar kunnen rekenen op een belofteregering en niet op een echte, daadkrachtige regering. Door steeds weer te beloven en geen enkele belofte na te komen, verliest de regering terecht het respect van de bevolking. Ook het vertrouwen in de banken is weg, maar het herstelplan bevat geen enkel element om dat vertrouwen te herstellen.

Deze regering heeft een bijzonder moeilijke start gekend. Ik hoopte echter dat de crisis er voor zou zorgen dat iedereen eensgezind optrad, maar dat lukt blijkbaar nog steeds niet.

Het verheugt ons bijvoorbeeld dat het herstelplan bijkomende maatregelen bevat voor werknemers die het slachtoffer zijn van herstructureringen. We zijn er in de Kamer van volksvertegenwoordigers echter niet in geslaagd aan te tonen dat slachtoffers van faillissementen ook bijkomende maatregelen nodig hebben, wellicht omdat het ging om een voorstel van de oppositie. In tijden van crisis zou echter rekening moeten worden gehouden met alle efficiënte voorstellen, ook met die van de oppositie. We hoopten dat ons voorstel toch nog zou kunnen worden geconcretiseerd omdat de meerderheid het herstelplan in de Senaat had geëvoceerd, maar ook dat was ijdele hoop aangezien de tijd dringt. Ik heb daar begrip voor, maar vind het bijzonder jammer.

Ik heb in het begin van mijn uiteenzetting een vergelijking gemaakt met de crisis van de jaren dertig. Ik heb erop gewezen dat er vandaag gelukkig een sociale zekerheid is, want anders zouden we nu een sociale crisis hebben met nog veel meer armoede dan reeds het geval is.

Vandaar dat we zo blij zijn dat dit is gecorrigeerd. De regering zou anders het signaal hebben gegeven dat zij, ondanks de crisis, geen extra steun wilde geven aan de meer kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.

Het verheugt ons dan ook dat we vandaag niet moeten tegenstemmen. Wij zullen ons onthouden omdat we niet het signaal willen geven dat alles wat de regering doet slecht is. Wij zijn allemaal verantwoordelijk voor deze crisis. Wij dringen echter aan op de spoedige totstandkoming, volgende week al, van een tweede relanceplan met maatregelen die nu, wegens uiteenlopende visies binnen de regering, niet konden worden genomen.

In oktober verklaarde Herman Van Rompuy over het relanceplan: `Ik geloof niet in een relanceplan. Meer koopkracht verdwijnt immers in meer invoer en meer sparen. Zeker in de huidige onzekerheid is dat niet goed. Dat de btw op de bouw moest verlagen bij een zo lage hypothecaire rente en dat de energiefactuur moest dalen terwijl de olieprijzen kelderen, daarbij stel ik mij vragen'.

Dat is een uitspraak van de huidige premier. Ik begrijp dan ook niet dat men niet dieper is gaan graven om het relanceplan op te stellen. De premier blijkt immers niet akkoord te gaan met de genomen maatregelen. Wij gaan wel akkoord, maar vragen dat er onmiddellijk een relanceplan II komt, dat we mee willen helpen invullen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Mevrouw Vanlerberghe heeft daarnet gezegd dat we allemaal medeverantwoordelijk zijn voor de crisis. Zij mag inderdaad een deel van die verantwoordelijkheid op zich nemen. De oorsprong van de crisis moeten we echter niet zozeer in België gaan zoeken, maar in de Verenigde Staten. Mevrouw Vanlerberghe heeft gelijk als zij de financiële, de economische en de sociale crisis aan elkaar koppelt. De financiële crisis is een economische crisis geworden waaruit dan een sociale crisis is voortgevloeid. Zij heeft ook gelijk als ze zegt dat de overheid er via de sociale zekerheid moet voor zorgen dat de zwaksten niet het grootste slachtoffer worden.

Niemand zal ontkennen dat de huidige crisis het gevolg is van de subprimecrisis in de Verenigde Staten. Het monetaire beleid in de VS, in tegenstelling tot het Europese, heeft een kader gecreëerd waarin een consumptiegedrag van consumenten met onvoldoende middelen kunstmatig werd gestimuleerd. De gezinnen werden ertoe aangespoord huizen te kopen met leningen met variabele rentevoeten, op grond van de redenering dat de stijgende vastgoedprijzen voor een veilig onderpand zouden zorgen. Daardoor werd een vastgoedbubble gecreëerd. Dat is de oorzaak van de huidige economische crisis en niet wat zich in België en Europa afspeelt.

De Verenigde Staten hebben op de crisis gereageerd door de banken te redden, op één bank na. Zij hebben Lehman Brothers om puur ideologische redenen failliet laten gaan. Dat heeft geleid tot de financiële tsunami die na 14 september op ons is afgekomen. Er is een ongeziene vertrouwenscrisis tussen de financiële instellingen ontstaan. De interbancaire markt kwam tot stilstand waardoor de internationale problemen ook België hebben getroffen. Zo werd ook België met liquiditeitsproblemen geconfronteerd doordat het interbancaire leenverkeer volledig opdroogde.

Die problemen hebben ons land om diverse redenen bereikt. Een bijzondere commissie van Kamer en Senaat buigt zich momenteel over het fenomeen. Zij zal aanbevelingen moeten doen op het vlak van het financiële beheer en de financiële architectuur.

Dat België werd getroffen wekt verbazing en geen verbazing. De Belgische banksector is in vergelijking met het bnp zeer groot. Fortis alleen al heeft een balanstotaal dat 2,3 maal groter is dan het bnp van België. De risico gewogen verplichtingen van de producten van Fortis bedragen alleen al 80% van het bnp.

Als men in de Verenigde Staten om puur ideologische redenen een belangrijke bank failliet laat gaan en ook België door de problemen wordt besmet, dan moet worden opgetreden. Op Europees vlak heeft de Europese Centrale Bank meerdere keren de rente verlaagd in een poging het tij te doen keren.

Ook de Belgische overheid heeft gereageerd om te vermijden dat de klanten hun geld bij de banken zouden weghalen. Ze heeft de depositogaranties tot 100 000 euro opgetrokken. Ze heeft de financiële instellingen gered. Ze heeft Fortis gered. Fortis was immers zo goed als failliet; dat hebben de CEO's van de bankverzekeraar zelf toegegeven. De Belgische overheid is niet verantwoordelijk voor het bijna-faillissement van Fortis, ze heeft integendeel de spaarders en het personeel kunnen redden.

Dat brengt me bij de economische herstelwet en het interprofessioneel akkoord. Mevrouw Vanlerberghe vindt dat allemaal too little, too late. Ze vindt dat de federale regering meer moet doen. Ze zit hiermee op het spoor van haar partijgenoot Crombez die maandag in de kranten de Belgische overheid opriep om meer te doen. Ze moet in 2009 vijf tot zes miljard uitgeven, en in 2010 een gelijkaardig bedrag. De heer Vanvelthoven daarentegen, de fractieleider van de sp.a in de Kamer, verwijt de federale regering dat ze de begroting laat ontsporen en dat ze niet het nodige doet om de toekomst veilig te stellen. Ik stel voor dat de fractieleiders van de sp.a in de Senaat, de Kamer en het Vlaams Parlement proberen een gemeenschappelijk en eensgezind standpunt uit te werken. Dat zou het debat met de oppositie vergemakkelijken.

Mevrouw Vanlerberghe stelt dat de Amerikaanse overheid veel meer doet dan de Belgische overheid. De Amerikaanse regering heeft in november en december van vorig jaar een Emergency Economic Stabilization Act ter waarde van 700 miljard dollar goedgekeurd om de financiële instellingen te redden. Ze heeft een economisch relanceplan ter waarde van 787 miljard dollar goedgekeurd teneinde drie tot vier miljoen jobs te creëren.

Ze hebben zopas een tweede financieel herstelplan goedgekeurd voor maar liefst 2 000 miljard dollar om te voorzien in publiek-private investeringsfondsen, nieuwe rechtstreekse kapitaalinjecties in financiële instellingen en kredietverleningen aan gezinnen en kmo's. Ze hebben ook een plan goedgekeurd voor 275 miljard dollar om huiseigenaars, bij wie het allemaal begonnen is, te ondersteunen en hypotheekaflossingen te kunnen versoepelen.

Het klopt dat Europa minder doet. We maken god zij dank deel uit van Europa en we doen minder. Volgens de Europese Unie moet er een relanceplan komen van 1,5% van het bruto binnenlands product, dat is 200 miljard euro. Het gaat om 170 miljard euro voor de versoepeling van het begrotingsbeleid en 30 miljard euro om via de Europese Investeringsbank de kredietverlening te ondersteunen. Het is de bedoeling dat de Europese maatregelen tijdelijk en doelgericht zijn en dat ze op tijd komen.

Mevrouw Vanlerberghe zei daarnet dat men onvoldoende gedacht heeft aan het sociale karakter. In wat vandaag wordt goedgekeurd zitten, net zoals in het interprofessioneel akkoord, wel een aantal permanente maatregelen.

Duitsland heeft, rekening houdend met het Europese kader, een herstelplan goedgekeurd van 87 miljard euro. Het Franse relanceplan kost 26 miljard euro. In het Verenigd Koninkrijk wordt 21 miljard gespendeerd en in Nederland 4 miljard.

Ik kom nu terug op de kritiek op de verklaringen van de eerste minister. Onze belangrijkste handelspartners investeren samen 138 miljard euro of 5 500 miljard Belgische Frank. België is een open economie die bijzonder gevoelig is voor wat onze handelspartners doen. Wanneer het goed gaat, betekent dit dat het nog beter gaat in ons land, maar wanneer het in de buurlanden slecht gaat, delen we ook in de klappen. Van elke euro die in België in de relance wordt geïnvesteerd, gaat evenwel meer dan de helft naar de buurlanden. Dat is wat de eerste minister heeft gezegd. Wat onze buurlanden doen is voor de Belgische relance minstens even belangrijk als wat we zelf doen. De economen in de studiediensten zullen dat eerlijkheidshalve enkel kunnen bevestigen.

Mevrouw Vanlerberghe, weet u waarom de Belgische regering moet oppassen? Waarom kan ze niet, zoals uw fractie het vraagt, de sluizen openzetten? De reden staat vermeld in het laatste verslag van de Nationale Bank: `Met name in België heeft het begrotingsbeleid de afgelopen tien jaar sedert de invoering van de euro, het niet mogelijk gemaakt dat de aangekondigde en de vereiste structurele overschotten zijn opgebouwd. De overheid heeft de ruime marge die ontstond naar aanleiding van de daling van de rentelasten niet aangewend om de schuldreductie te versnellen, maar heeft integendeel geopteerd voor een verhoging van de uitgaven en een vermindering van sommige heffingen. Begrotingsdoelstellingen werden systematisch versoepeld en bijwijlen niet gehaald.' Dat is de reden, mevrouw Vanlerberghe, waarom we niet kunnen ingaan op uw verzoek. De voorbije tien jaar werd immers niet gedaan wat moest gebeuren: er werd geen orthodox begrotingsbeleid gevoerd. In De Standaard lees ik - ik dacht dat het cynisch bedoeld was - dat John Crombez, en hij weet waarover hij spreekt want hij was immers kabinetschef bij de ministers van begroting Vande Lanotte en Van den Bossche, zegt dat wat nu gebeurt too little and too late is. Welnu, had de heer Crombez de voorbije tien jaar zijn huiswerk gemaakt, dan hadden we misschien meer kunnen doen. Door het te lakse beleid van de voorbije tien jaar kan dat nu niet. Elke lust die vandaag wordt gegeven, is een last voor de toekomst, die dubbel en dwars moet worden terugbetaald.

Onze naar ik hoop gemeenschappelijke bekommering is de stijgende factuur voor de pensioenen en de gezondheidszorgen, die maken dat we heel spaarzaam moeten zijn met de beschikbare middelen.

Het federaal herstelplan is gebaseerd op drie doelstellingen. Mevrouw Vanlerberghe beweert dat niets werd gedaan met het oog op de financiële crisis, maar dat is niet juist. Liefst 6,3% van het bbp werd in 2008 besteed aan kapitaalinjecties om de financiële instellingen recht te houden, 70% van het bbp ging naar staatswaarborgen en garantiestelling voor spaarders werd opgetrokken tot 100 000 euro. Ik hoop dat zij het met die maatregelen eens is. Zo niet, moet ze het maar zeggen.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Ik vroeg naar maatregelen die, als het opnieuw goed gaat, de begroting niet belasten. Ik weet niet hoe u dergelijke maatregelen noemt, maar voor mij zijn dat geen structurele, maar tijdelijke maatregelen. Misschien ligt het misverstand wel in het taalgebruik.

U beweert alsmaar dat het ofwel de schuld is van Amerika, ofwel van het bestuur van de voorbije tien jaar.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Van beide.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - In beide gevallen treft uw partij uiteraard dan geen enkele schuld. U reageert telkens op die manier. Ik geef er de voorkeur aan dat u ook wijst op wat uw partij in deze regering heeft bereikt. U doet niets anders dan de oorzaken bij iemand anders leggen. Wij delen uw mening daarover niet en zijn daar zelfs trots op.

Wij hebben steeds gestreefd naar het opmaken van een begroting in evenwicht. Andere landen hebben dat vruchteloos geprobeerd, maar België is daar wel in geslaagd.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Neen, dat is niet gelukt. De voorbije acht jaar ...

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Mijnheer Beke, ik heb het woord.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ja, ik heb u het woord gegeven.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - U bent geen voorzitter en hebt mij het woord dus niet te geven of te ontnemen. Ik houd niet van die arrogantie. U moet stoppen met die hoogdravendheid.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De heer Beke mag zeggen wat hij wil. U wil toch geen censuur invoeren?

De heer Wouter Beke (CD&V). - U hoort de waarheid niet graag. Dat begrijp ik wel, want die is pijnlijk. Lees het verslag van de Nationale Bank en het interview met de heer De Batselier in De Morgen van vandaag er maar op na. Ik veronderstel dat u hem goed kent en misschien zelfs nog zijn gsm-nummer hebt. De heer De Batselier zegt dat het de voorbije tien jaar is misgelopen.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Mijnheer Beke, ik heb het woord aan de voorzitter gevraagd. Ik weet dat u verschillende rollen speelt, maar dat lukt hier niet.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Het is niet mijn schuld dat u het woord niet krijgt van de voorzitter.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Ik heb mijn standpunt uiteengezet en u bent een andere mening toegedaan.

U denkt goed te hebben geluisterd, maar blijkbaar is dat niet zo. U legt de schuld bij het beleid van de vorige tien jaar en bij Amerika. Denkt u werkelijk dat iemand u gelooft? De voorbije tien jaar hebt u nooit gezegd hoeveel er moest worden bespaard, ook niet tijdens de paarse regering.

Als ik uw standpunt vertaal in begrijpbare taal, zijn wij de oorzaak van alle ellende omdat we niet hebben bespaard. In al die jaren dat ik zitting heb in de Senaat, heb ik CD&V echter nooit horen aandringen op besparingen. Dus gelieve niet voortdurend de anderen de schuld te geven. Bovendien heeft de huidige regering alle tijd gehad om in actie te komen.

Als men op deze manier blijft regeren, zal niet alleen het vertrouwen in de banken verdwijnen, maar ook in alles wat nog enigszins op een regering lijkt.

We zijn allemaal verantwoordelijk en moeten ons dienovereenkomstig gedragen. Nu moet alles worden gedaan om de crisis op te lossen. En het moet gedaan zijn met beloftes en met verwijten over de voorbije tien jaar. Zoals ik al zei, heb ik CD&V toen we begrotingen in evenwicht indienden, nooit horen aandringen op besparingen, wat enigszins begrijpelijk is voor wie kiezers wil winnen.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik wil even inpikken op wat mevrouw Vanlerberghe heeft gezegd. Ze citeert de heer Van Rompuy en terecht. Dat ze gezagsargumenten gebruikt, pleit in haar voordeel. Ik zou alleen graag hebben dat ze ook de kritiek vermeldt die de heer Van Rompuy de voorbije tien jaar over het begrotingsbeleid heeft geformuleerd.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - CD&V heeft geen besparingen voorgesteld.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Natuurlijk niet, we werden in de oppositie geduwd! Hadden we mee kunnen besturen, dan was er bespaard en was er een ander beleid gevoerd.

Ik krijg het verwijt altijd hetzelfde te zeggen, hetzelfde plaatje te draaien. Voor alle duidelijkheid, dat is niet mijn plaatje. Dat is het plaatje van de Nationale Bank die het jaarverslag 2009 heeft gepubliceerd. De heer De Batselier, directeur van de Nationale Bank, verklaarde maandag aan De Morgen dat er van de voorbije acht jaar vijf waren met een begroting met een deficit. De mythe van die acht jaar met een begroting in evenwicht is dus doorgeprikt. Mevrouw Vanlerberghe gelooft misschien nog wel in luchtbellen, maar de burger en de kiezer niet meer.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Dat zullen we in juni zien, maar laat u niet afleiden door mij.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Afleiden absoluut niet, maar ik luister graag naar argumenten.

Ik kom dan bij het interprofessioneel akkoord, het tweede deel van het relanceplan, gericht op het versterken van de competitiviteit van de bedrijven en de werkgelegenheid en het aantrekkelijker maken van het sociaaleconomische klimaat. Misschien kan er meer gebeuren om België voor te bereiden op een duurzaam economisch bestel, maar de vraag is ook door wie, waar, met welke bevoegdheden en op welk niveau. Wanneer we het over het federale relancebeleid hebben, vergeten we wel eens dat ook de herstelmaatregelen van de gewesten mee in rekening moeten worden gebracht. Vlaanderen doet 180 miljoen euro investeringen, Wallonië trekt 50 miljoen uit. Het Belgisch relanceplan is goed voor 1,3 miljard in 2009 en 1,3 miljard euro in 2010, of ongeveer 0,4%. Daarnaast zijn er nog andere maatregelen, waarvan men zegt dat ze te beperkt zijn, maar alleszins noodzakelijk. Ik denk dan aan het verhogen van de sociale uitkeringen, de federale jobkorting, de Vlaamse jobkorting, het verhogen van de belastingaftrek voor energiebesparende maatregelen enzovoort. Tellen we dat allemaal samen, dan gaat het niet over 0,4%, maar over ongeveer 1% of 3,3 miljard in 2009 en zelfs 3,8 miljard in 2010.

Het federaal relanceplan wil de liquiditeitsverstrekking aan vennootschappen versoepelen door maatregelen in verband met de sociale bijdragen en de btw, het uitbreiden van de sectoren met maandelijkse btw-restituties voor 444 miljoen euro, een uitstel van de bedrijfsvoorheffing vanaf april voor 9 miljard en het snel betalen van de facturen door de federale overheid. Doet België genoeg? Moet het meer en beter? Misschien wel, maar ik denk dat we vooral moeten zorgen dat we ook de uitdagingen van de toekomst kunnen betalen.

Bepaalde maatregelen hebben inderdaad een permanent karakter en komen voort uit het interprofessioneel akkoord. Het sociaal overleg is een hoeksteen van het sociaaleconomische model in België en ik hoop dat de sp.a dat steunt, gisteren, vandaag en morgen. Daarin zijn bepaalde zaken vervat die belangrijk zijn om ons concurrentievermogen voor de toekomst te vrijwaren.

Ik verwijs voorts naar de 428 miljoen euro lastenverlaging voor nacht- en ploegenarbeid, naar de 590 miljoen euro voor een algemene vermindering van de bedrijfsvoorheffing en de 38 miljoen euro voor de vermindering van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers.

Voor de koopkracht hebben we de vergoedingspercentages van de uitkeringen bij tijdelijke werkloosheid opgetrokken. We hebben de taks op de kredietverzekeringscontracten afgeschaft en we gaan investeringen in duurzame economie stimuleren met 19 miljoen euro.

Daarnaast zijn er inderdaad maatregelen met een tijdelijk karakter, zoals het opdrijven van de eigen investeringen van de overheid, goed voor 117 miljoen euro in 2009 en 100 miljoen euro in 2010, het verlagen van de btw in de bouw en een korting op de energiefactuur voor 135 miljoen euro.

Kan België meer doen inzake investeringen in de publieke infrastructuur. België in zijn totaliteit misschien wel, maar we mogen niet vergeten dat het federale niveau amper 10% van die infrastructuur in handen heeft. 40% zit bij de gemeenschappen en gewesten en 50% bij de lokale besturen. Ook die doen inspanningen en de federale overheid helpt hen die te realiseren.

Sommigen dromen van een tweede relanceplan. Toch wil ik daarvoor waarschuwen want België kan zich niet te veel veroorloven. Zoals het verslag van de Nationale Bank al duidelijk heeft gemaakt, mogen we ons niet in nieuwe avonturen storten. Laat ons dus voorzichtig zijn met het lanceren van al te veel beloftes, zoals schrootpremies, een bredere btw-verlaging en dergelijke. Als we vandaag niet zuinig omspringen met de centen, spelen we met de toekomst van de komende generaties. De burgers wantrouwen maatregelen die de toekomst bezwaren.

Nu de zekerheden wegvallen, is vooral koelbloedigheid vereist. De financiële crisis heeft velen hard doen ontwaken uit een droom die meer op een nachtmerrie leek.

Na de val van de Berlijnse Muur en het wegvallen van het IJzeren Gordijn schreef Fukuyama dat het einde van de geschiedenis was bereikt en dat het socialisme op apegapen lag of compleet dood was. Na het failliet van het communistisch socialisme en het etatisme zou de eindontwikkeling in de liberale staat en de vrije markt liggen.

(Protestations de Mme Vanlerberghe)

Dat zeg ik niet, mevrouw Vanlerberghe, dat zijn de woorden van Fukuyama.

Zijn boek luidde het einde van de ideologieën in. Zelf ideoloog zijnde, was ik daarover wel wat bekommerd.

Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a). - Wat weet u van de ideologie van het socialisme, mijnheer Beke? U zou beter over uw eigen partij spreken.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Ik vrees dat er ook in uw partij alsmaar minder zijn die de ideologie van het socialisme kennen.

Maar u hebt gelijk dat ik beter over mijn eigen partij spreek. Van de uwe zou ik totaal niet weten hoe het daarmee moet.

Fukuyama sprak dus over het einde van de geschiedenis. Zijn vertrouwen in de onzichtbare hand van de vrije markt was immens. De overheden moesten banken privatiseren, want zelf waren ze slechte bestuurders. Vandaag pleiten zelfs liberale economen voor het nationaliseren van het bankwezen. Een groter mea culpa van het kapitalistisch liberalisme of neoliberalisme is nauwelijks denkbaar. Om ideologische redenen heeft men in de Verenigde Staten Lehman Brothers failliet laten gaan.

Men wilde een rode kaart trekken voor het kortetermijnwinstbejag, de quick wins, en het liberale rationele denken. De mens moest worden teruggefloten, moest brutaal op zijn plaats worden gezet, en zijn individualistisch en kortetermijndenken - moral hazard - moest hardhandig onderuit worden gehaald. Dat is de reden waarom men Lehman Brothers failliet heeft laten gaan, en niet heeft gered zoals zoveel andere banken. Indien die bank was gered, zaten we vandaag wellicht in een andere internationale sociaaleconomische en financiële context.

Niet alleen op macrovlak, ook op microvlak was er normvervaging. De enorme bonussen en de gouden parachutes droegen ertoe bij dat het vertrouwen van de burgers in de financiële instellingen enorme klappen kreeg. We vinden het allemaal onaanvaardbaar wat vandaag in de Verenigde Staten gebeurt, namelijk dat eerst een bank wordt gered, en dat die daarna bonussen zou uitkeren. De financiële toplui hebben een enorm moreel risico genomen. Het Angelsaksische model van de ongelimiteerde winstmaximalisatie en de neoliberale vrije markt hebben een rode kaart gekregen. Fukuyama kan best een vervolg schrijven op zijn boek. Eigenlijk kondigde hij niet het einde van de geschiedenis aan, maar wel het begin van het einde van een geschiedenis, namelijk het definitieve einde van het neoliberalisme. Essentieel in dit alles is dat waardeoriëntaties op verantwoordelijkheid en zelfbeperking moeten zijn gericht. Niet de staat, niet de markt, maar de mens zelf moet en kan verantwoordelijkheid opnemen en moet niet inhalig willen zijn. De mens zelf moet opnieuw vertrouwen geven. Niet de ongelimiteerde vrije markt, niet de ongelimiteerde vrijheid, niet The sky is the limit zal opnieuw vertrouwen kunnen genereren. De huidige crisis is het failliet van een bepaald mensbeeld, namelijk het mensbeeld van het individu, louter gericht op zijn individuele vrijheid en onvoldoende nadenkend over zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wanneer de financiële spitstechnologie wordt ingezet voor innovatie, om op korte termijn grote winst te maken die op geen enkele wijze nog in verhouding staat tot de waarde van het product, komen we onvermijdelijk in de problemen. Vandaag moeten we nadenken over enkele fundamentele zaken. Moet de relatie tussen de aandeelhouder en het bedrijf niet worden herbekeken? Moeten we niet van vluchtige relaties, gericht op snelle winst, evolueren naar duurzame relaties? Moeten we de rol van de banken in ons maatschappelijk bestel niet durven herdefiniëren? Banken zijn niet zo maar producenten op zoek naar consumenten. Ze maken deel uit van het systeem. Daarom hebben de overheden er een grote verantwoordelijkheid in genomen. Tegenover hun rol in het systeem moet een scherper toezicht staan. De banken moeten verplicht kunnen worden om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. De overheid, de samenleving, wij allemaal, hebben de banken recht gehouden. Het is nu aan de banken om hun verantwoordelijkheid te nemen.

Verantwoordelijkheid, integriteit, een ethische houding, het zijn woorden die de voorbije tien jaar steevast als conservatief werden bestempeld. Het zijn waarden die we nu opnieuw nodig hebben om samen de uitdagingen aan te gaan. Die waarden komen niet uit het luchtledige. Ze worden ons overgedragen. Ze worden aangeleerd. Ze komen niet tot stand uit het niets. Ze komen niet tot stand in een samenleving waar rechten worden geïndividualiseerd en plichten worden gecollectiviseerd. Die waarden spruiten niet voort uit de uitgangspunten van de individuele zelfbeschikking. Alleen in open gemeenschappen, waar mensen kansen krijgen, maar ze ook op hun verantwoordelijkheid worden gewezen, waar mensen hun vrijheid gebruiken om verantwoordelijkheid voor anderen op te nemen in plaats van hun vrijheid als individu af te dwingen, kunnen die waarden opnieuw een echte invulling krijgen. Op dat vlak is het moral hazard-principe nogal crimineel: het individualisme mag hoogtij vieren, het hoeft zich geen rekenschap te geven van het individueel gedrag, tot het systeem op zijn limieten botst en de hakbijl opeens opduikt. Waarden als verantwoordelijkheid, integriteit en vertrouwen moeten dag in dag uit worden aangeleerd. Dat werkt beter dan alleen af en toe een rode kaart te trekken.

Ondernemerschap in zijn brede betekenis genomen berust op vertrouwen. Er moet niet alleen vertrouwen zijn in de bankier die investeringsleningen toekent, in de consument die moet durven te consumeren, in de ondernemers die hun facturen graag betaald zien, in de staat die als vangnet kan optreden als het misloopt, maar er is vooral behoefte aan vertrouwen in elkaar.

Vertrouwen in het idee dat de mens niet alleen gericht is op zijn eigen ik, op het snelle individuele voordeel, maar dat mensen verantwoordelijkheidsbesef aan de dag leggen tegenover elkaar - hier en nu, maar ook later - dat mensen vooruit willen kijken en op lange termijn durven denken, dat ze vertrouwen hebben in de toekomst, want zonder verantwoordelijkheid geen vertrouwen.

Het is niet de staat, het is niet de markt, maar de mens zelf die dat vertrouwen terug kan schenken.

M. José Daras (Ecolo). - Nous discutons donc du projet de loi « relance économique » qui aurait pu s'intituler « préface à un éventuel plan de relance ». En effet, lorsque l'on observe l'écart entre ce qui est décidé ailleurs - et je ne parlerai même pas des États-Unis - et le plan de relance qui a été discuté en commission mixte, on espère qu'il ne s'agit que d'une introduction.

Ce plan de relance contient toutefois des choses positives que nous apprécions.

L'accord interprofessionnel occupe déjà une grande partie de ce plan. Néanmoins, il y en aurait eu un de toute façon et, sans la crise actuelle, cet accord aurait peut-être coûté moins cher aux finances de l'État. Mais c'est une bonne chose qu'un accord soit intervenu entre les partenaires sociaux. À ce point de vue, je trouve étrange que des partis qui approuvent cet accord au niveau fédéral, le dénoncent lorsqu'ils siègent dans un autre parlement. Lorsqu'il s'agit de partis de l'opposition, je peux le comprendre mais, quand il s'agit de partis qui sont dans la majorité, cela m'étonne !

Ce plan prévoit également des mesures visant à aider les entreprises à surmonter leurs problèmes de liquidités, ce qui suscite une première remarque de ma part en ce qui concerne les banques.

Nous avons donc mis beaucoup d'argent pour aider les banques et ce, sans conditions. C'est là que réside le problème. Nous avons, pour la plupart, reçu il y a quelques jours l'étude réalisée par Agoria qui indique que l'accès au crédit est devenu beaucoup plus difficile, aujourd'hui, pour les entreprises. Je ne peux m'empêcher de penser que, vu tout l'argent qui leur a été donné, les banques pourraient faire preuve de plus d'ouverture vis-à-vis des besoins des entreprises. Le secteur bancaire a tendance à nier cela et dire qu'il y a du crédit. Oui, les banques disposent à nouveau de liquidités mais elles ne prêtent pas facilement l'argent qu'elles pourraient prêter. On peut les comprendre mais, vu l'effort qui a été fourni par l'État, on pourrait attendre des banques qu'elles soient plus ouvertes pour nos entreprises.

J'en viens aux mesures en matière d'énergie dont la plupart vont dans le bon sens, sauf une sur laquelle je reviendrai. J'ai cependant la faiblesse de croire que ces mesures auraient de toute façon dû être prises, même en l'absence de crise financière, compte tenu des engagements internationaux : il s'agissait d'atteindre un certain niveau en matière d'économie d'énergie, d'énergie renouvelable, de diminution des émissions de CO2. D'ailleurs, ne conviendrait-il pas de faire davantage, dans ce domaine ? Selon moi, ce plan de relance n'aura guère d'effet. Peut-être évitera-t-il certains problèmes aux entreprises et favorisera-t-il la construction, mais avec un effet d'aubaine pour ceux ayant déjà un projet, un plan, un terrain et un permis.

Un autre sujet de préoccupation est - c'est peut-être un voeu pieux - l'articulation des différents niveaux de pouvoir. Il y a ce qui se fait au niveau des régions, ce qui se fait au niveau de l'État fédéral et ce qui ne se fait pas au niveau de l'Europe. Le Sommet de printemps, qui aura lieu prochainement, devrait aboutir, au niveau européen, à un accord sur les dispositions en matière de relance. J'ignore la position qui sera défendue par le gouvernement belge. L'accord sera un compromis entre les intérêts contradictoires de différents pays dont chacun, confronté à une situation difficile, essaye de tirer la couverture à soi. Dès lors, nous n'avons pas grand-chose à attendre de l'Europe qui dispose elle-même de moyens ridiculement faibles par rapport au produit national de l'ensemble des pays européens. On pourrait au moins tenter d'aboutir, dans notre pays, à une cohésion entre les différents niveaux de pouvoir. Mais vu l'attitude adoptée par le Parlement flamand sur un des aspects de l'accord interprofessionnel, cela ne semble pas acquis. Pourtant, dans notre pays, nous sommes maîtres du jeu, les mêmes partis étant représentés dans les différentes régions.

Par certains aspects, la crise que nous vivons est terrible. J'ai lu incidemment quelques chiffres, hier : en un mois, sur l'ensemble de l'Union européenne, l'activité sidérurgique a baissé de 16% et l'activité cimentière de 8%. L'ensemble de la production industrielle des secteurs soumis à des quotas en matière d'émissions de CO2 est descendu en-dessous du niveau atteint en 2000. La situation est critique. Je fais le lien avec la crise climatique dont on n'arrête pas de dire, presque tous partis confondus, qu'il faut en profiter pour investir dans le durable, à savoir les économies d'énergie, les énergies renouvelables, les transports en commun. Notre excellent collègue du Open Vld, M. Wille, a déposé une proposition appelant à un Green New Deal, proposition cosignée par M. Collas.

Or cette crise risque de mettre à mal les efforts consentis pour relever l'autre défi, tout aussi important, qu'est la crise climatique.

Nos besoins en CO2 diminuent en raison de la baisse conjoncturelle de l'activité industrielle. La Belgique s'est engagée, en plus des efforts fournis à l'intérieur du pays, à acheter à l'extérieur environ 12 millions de tonnes de CO2 pour atteindre les objectifs de Kyoto.

Selon le Bureau du plan, nous pourrions désormais nous contenter d'un million de tonnes. Nous avons déjà acheté quatre millions de tonnes pour 140 millions d'euros. À l'heure actuelle, elles en valent moins de 40, la tonne de CO2 se négociant à moins de 10 euros. Nous avons acheté très cher des tonnes qui ne valent plus rien, payées en partie avec l'argent du fonds Kyoto. Quel gaspillage ! Ce fonds doit notamment servir aux investissements durables, et non à l'achat de tonnes de CO2 dont nous n'avons nul besoin et dont les prix s'effondrent. C'est ridicule.

Cette politique entraîne aussi des conséquences négatives : les entreprises n'investiront pas dans les économies d'énergie si elles peuvent se procurer des tonnes de CO2 à vil prix.

L'Union européenne a alloué des quotas beaucoup trop élevés aux États membres, qu'il faudrait absolument réduire pour obtenir des résultats. Voilà un sujet intéressant pour le prochain sommet européen. La tonne de CO2 ne coûtant presque plus rien et les banques consentant plus difficilement des crédits, bon nombre d'entreprises s'abstiendront d'investir. Demain, elles seront moins compétitives, moins modernes. Il s'agit d'une préoccupation globale, sociale et économique, pas seulement écologique. En la matière, nous ne maîtrisons rien, nous nous laissons ballotter par les vagues alors que rien ne nous oblige à gaspiller notre argent pour acheter ces tonnes de CO2.

J'en viens au deuxième gaspillage : les fameux 30 euros sur la facture d'électricité, pour un coût global de 135 millions. Comme je l'ai dit il y a quelques années pour le chèque de 100 euros accordé pour le mazout, je répète que je n'ai pas besoin de cet argent ; vous devriez le donner à ceux qui en ont vraiment besoin. Cette fois, tout le monde va recevoir 30 euros, montant ridicule pour la plupart des gens. Certains souffrent de la crise tandis que d'autres gardent leur emploi et leurs revenus et ne connaissent pas de problèmes graves, grâce à notre système d'indexation.

Ceux qui perdent leur emploi, subissent le chômage technique ou se trouvent déjà en bas de l'échelle des revenus sont, eux, confrontés à de graves difficultés et voient leur situation se dégrader. Nous devons leur accorder notre attention de manière prioritaire, en leur réservant exclusivement l'intervention de 30 euros ou en utilisant les 100 millions et quelques ainsi épargnés pour leur accorder un montant supérieur. Nous suivrions ainsi une véritable logique de solidarité, laquelle consiste à accorder davantage à ceux qui ont le plus de difficultés.

Cette décision d'accorder 30 euros est issue, on le sent, d'une nuit de discussions caractérisée par l'échange des souhaits des uns et des autres et par les inévitables compromis qui l'ont clôturée. Cette proposition ridicule et coûteuse en est le résultat.

Je viens de dégager un montant de plus de 100 millions en éliminant une mauvaise mesure. Ce montant est loin d'être négligeable. Nous sommes en effet soucieux - nous l'avons toujours été - des finances de l'État. Je rappelle que les gouvernements précédents sont quand même parvenus à maîtriser l'évolution de la dette de l'État. Ce n'est pas rien.

Ce n'est pas le moment de faire des économies. La dette de l'État va augmenter, mais nous n'avons pas le choix et je souhaiterais même que l'on en fasse davantage. Il nous semble néanmoins qu'il est possible d'agir différemment en matière de relance économique.

Comme je l'ai dit en commission, les mesures contenues dans ce projet ne sont pas mauvaises, mais sont insuffisantes, raison pour laquelle nous nous abstiendrons lors du vote.

Je voudrais, pour conclure, vous rappeler la parabole du jardinier fou.

Le jardinier fou avait peur de manquer d'eau. Il craignait que sa réserve d'eau soit insuffisante en cas de sécheresse. Il a donc arrosé le moins possible ses plantes, qui ont toutes fini par crever. Nous en sommes à un stade où nous n'avons pas le choix : il faut arroser.

De heer Berni Collas (MR). - Het verheugt mij dat de heer Beke aanwezig is. Hij heeft op een zeer gedreven manier het herstelplan toegelicht en de financiële situatie ontleed. In menig opzicht ben ik het met hem eens, maar ik zou hem willen vragen liberalisme niet te verwarren met wild en blind kapitalisme. Ik ben voorstander van het eerste en tegenstander van het tweede. Als we het daarover eens zijn, voel ik mij al wat beter.

De heer Wouter Beke (CD&V). - Daarom kunnen we zo goed opschieten met elkaar.

De heer Berni Collas (MR). - De heer Beke had het over staatsinterventies. De belastingbetalers hebben de banken moeten redden. Eén van de belangrijkste redenen voor deze financiële crisis is het winstbejag. Return on equity, return on assets, double digit growth, shareholder value, het kon niet meer of beter en in hun winstbejag hebben de banken risico's genomen die ze verkeerd hebben ingeschat. We kregen termen en begrippen als CDO, CDS, ABS, MBS naar ons hoofd geslingerd. De innovatie en creativiteit van bepaalde financiële cowboys in een niet-gereguleerde markt in Amerika hebben deze crisis in feite veroorzaakt. De zaak met Lehman Brothers was een stap te ver, a bridge too far, waarschijnlijk uit ideologische overwegingen. Het was in feite de atoombom, want de oorlog was daarvoor al begonnen. Daardoor is het vertrouwen in de financiële wereld geschonden. Men had beter het principe too big to fail toegepast op Lehman Brothers, dan waren de gevolgen minder ernstig geweest dan nu het geval is. Het is nu eenmaal gebeurd en we moeten iets doen aan de huidige situatie. Zoals hier al gezegd, is het herstelplan too little, too late.

En Belgique, on ne peut pas tout se permettre, surtout avec un endettement qui atteindra à nouveau les 90% et un déficit de 4 à 5% dont 3% sans doute structurels. C'est là que le danger nous guette. Il faut absolument, dès qu'un redressement sera possible, apurer le déficit structurel.

Je suis bien conscient de la nécessité d'agir mais on ne peut le faire que dans la mesure du possible, tout en tenant compte des grands défis qui nous attendent, notamment le vieillissement de la population. Nous devons avoir les réserves suffisantes pour payer la sécurité sociale et les pensions.

Il est tout à fait légitime d'attirer l'attention sur les plans de redressement de nos pays voisins. La Belgique présente la particularité d'avoir une économie particulièrement ouverte. Si l'Allemagne et la France investissent respectivement 5% et 3 à 4% de leur PIB dans les plans de relance, nous pouvons en espérer des retombées bénéfiques. Nous ne sommes donc pas seuls. Je rappelle que 138 milliards sont investis pour le redressement économique chez nos voisins.

Nous devons, nous aussi, prendre des mesures - certaines ont un effet immédiat - mais temporaires et ciblées comme le demande la Commission européenne.

Je m'accorde avec Mme Vanlerberghe et M. Daras lorsqu'ils préconisent des mesures à long terme. Dans cette perspective figurent en bonne place les nouvelles technologies dans le domaine du développement durable et de l'énergie qui offre un potentiel énorme. J'ai cosigné un document appelé Green New Deal car c'est d'une révolution des mentalités dont nous avons besoin, une sorte de révolution verte qui débouche aussi sur une valorisation du secteur de la recherche et du développement.

Cela m'amène à vous adresser cette question, monsieur le secrétaire d'État : si l'on peut, bien évidemment, saluer les mesures écofiscales du plan de relance, disposez-vous d'une évaluation des mesures susceptibles de favoriser l'emploi ?

Faut-il renforcer les aides au secteur de la construction qui, pour l'instant du moins, ne semble pas encore trop souffrir de la crise ?

Enfin, je me fais l'interprète d'un collègue éminemment impliqué dans tout ce qui touche à l'écologie, M. Roelants du Vivier. Celui-ci a déclaré : « Ce plan de relance fait suite aux premières vagues de la crise économique qui touche notre pays. Vu la détérioration de la situation économique et comme il faut s'attendre sans doute à des répliques de la crise, ne serait-il pas opportun de prendre de nouvelles mesures écofiscales, voire d'envisager un plan de relance bis ? »

Personnellement j'estime que l'on peut concevoir ce plan de relance bis mais il faut évidemment le situer dans le cadre du budget et des finances publiques, lequel est forcément contraignant.

De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. - We staan voor een ernstige crisis, misschien wel de grootste crisis van deze eeuw, en we moeten snel optreden. Het herstelplan is absoluut nodig. Alle Europese landen hebben al een herstelplan ingevoerd, maar België heeft wat vertraging opgelopen. Het herstelplan moet dan ook dringend worden goedgekeurd. Het is niet alleen dringend voor België, maar ook voor de Belgen en in het bijzonder voor degenen die onder de crisis te lijden hebben of in de toekomst te lijden zullen hebben.

Er werden veel vragen gesteld over de omvang van het herstelplan. Met de economische stabilisatoren en de maatregelen van het herstelplan beschikt België over een relance-inspanning van 3,5% van het bbp. Die inspanning is vergelijkbaar met die van alle andere Europese landen. Sommigen vergelijken deze inspanning met die in de Verenigde Staten, maar daar is de situatie verschillend omdat daar bijna geen economische stabilisatoren aanwezig zijn. Ook de vraag wie voor die maatregelen betaalt, moet worden gesteld. In alle Europese landen worden die maatregelen gefinancierd door staatsleningen. Dat betekent dat de komende generaties het plan zullen betalen. In de Verenigde Staten financieren andere landen het overheidstekort. Zij kunnen dus gerust een veel omvangrijker plan aannemen.

Ce plan de relance contient des mesures que certains ont saluées et d'autres ont critiquées. Un plan de relance, c'est avant tout un plan de soutien du pouvoir d'achat et celui-ci renferme des mesures concrètes et directes. Il soutient le pouvoir d'achat des ménages grâce à l'augmentation d'une série d'allocations, laquelle avait été décidée dans le cadre de l'accord interprofessionnel, et grâce à des mesures de réduction sur facture. On ne peut nier l'impact direct que l'ensemble de ces mesures ont sur le pouvoir d'achat des ménages.

On peut certes discuter de la méthode, de la manière dont ces moyens sont transférés de l'État vers les ménages mais l'important dans un plan de relance est d'avoir une incidence financière directe sur le pouvoir d'achat des ménages.

D'autres mesures visent à accroître les liquidités des entreprises pour leur permettre de faire face, elles aussi, à la crise. Il s'agit de mesures immédiates de soutien de l'activité économique.

Certaines de ces mesures concernent le secteur de la construction, qui représente environ 8% du produit intérieur brut et est l'un des secteurs les plus intensifs en main-d'oeuvre. Il s'agit donc d'un des secteurs qui se prêtent le mieux à des mesures de relance puisque celles-ci y auront un effet maximal sur la main-d'oeuvre, sur l'emploi local et sur l'activité économique de notre pays. On observera donc moins de fuites vers l'étranger ou vers l'épargne. L'argent sera directement réinvesti dans l'activité économique.

Je tiens par ailleurs à souligner que ce plan de relance reprend les décisions de l'accord interprofessionnel conclu entre les partenaires sociaux. Le mécanisme belge de négociation et de codécision avec les partenaires sociaux est ainsi pleinement respecté, ce qui est un gage de réussite.

Certains ont critiqué l'aide accordée aux banques pour un montant considérable. Il s'agissait pourtant aussi d'une mesure de soutien de l'activité économique que de permettre aux banques de continuer à fonctionner, d'y sauvegarder l'emploi et de garantir leur capacité à faire du crédit.

D'aucuns s'étonnent de ce que les banques accorderaient aujourd'hui moins de crédits qu'auparavant. On ne peut toutefois dire à cette tribune que la crise bancaire résulte d'un excès d'euphorie du secteur bancaire qui aurait prêté sans regarder, en prenant trop de risques, et demander maintenant aux banques de maintenir le même rythme de croissance des crédits sans distinction. Il est logique et normal que les banques qui ont reçu de l'argent et des garanties de l'État reprennent aujourd'hui le cours habituel de leur activité et soient normalement prudentes dans l'octroi des crédits au secteur économique. Nous ne pourrions en effet accepter qu'elles prêtent à nouveau l'argent apporté par l'État sans trop regarder et que nous soyons confrontés à une nouvelle crise bancaire dans quelques mois ou quelques années.

M. José Daras (Ecolo). - Vous savez bien que ce n'est pas l'argent que les banques belges ont prêté à des particuliers ou à des entreprises qui est la cause de la crise. Il n'y a donc aucune raison pour elles de fermer le robinet du crédit aux entreprises. Ce sont l'économie casino et toutes les erreurs commises aux États-Unis qui sont à l'origine de la crise.

M. Bernard Clerfayt, secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances. - Non, mais vous comprenez bien que les effets de la crise, les réductions d'activité et les difficultés dans lesquelles vont se retrouver une série d'entreprises, amènent les banques à être normalement et logiquement prudentes.

Le plan de relance contient des mesures de soutien du pouvoir d'achat des ménages à court terme, des mesures de renforcement des liquidités des entreprises de même qu'une série de dispositions engageant le moyen et le long terme. Ainsi, les mesures écofiscales invitent les gens à anticiper une série de choix qu'ils seront amenés à faire ou qu'ils devraient déjà faire maintenant et ce, en encourageant les investissements économiseurs d'énergie dans la construction. S'il y a un secteur dans lequel on peut faire d'énormes efforts en termes de réduction de la facture énergétique et de production de CO2, c'est bien celui du logement, des bâtiments.

L'ensemble des mesures écofiscales prises encouragent les gens par l'octroi d'aides plus importantes et par l'extension des mesures fiscales à l'isolation des sols et des murs. De plus, il est désormais permis de reporter la réduction fiscale sur maximum trois années, ce qui signifie que le montant de l'aide est pratiquement multiplié par trois. Cette mesure a un effet d'appel d'investissements qui, sans cela, auraient été répartis sur plusieurs années, et incite les ménages à investir dans les travaux économiseurs d'énergie dans le secteur de la construction.

Je terminerai en citant encore deux mesures, à savoir le crédit d'impôt et la répartition libre de la réduction d'impôt en fonction des revenus.

Je remercie tous les orateurs qui se sont exprimés à cette tribune. J'espère que ce plan sera voté très largement au Sénat, sans aucun vote négatif, comme ce fut le cas à la Chambre où les députés qui avaient émis des critiques se sont abstenus tout en reconnaissant que ce plan contenait un ensemble de bonnes propositions.

-La discussion générale est close.