4-65

4-65

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 5 MAART 2009 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen en aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over «de opname van vragen inzake arbeidshandicap en gezondheidsaandoeningen in de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK)» (nr. 4-738)

De voorzitter. - De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, antwoordt.

Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Iedereen weet dat de Europese Raad van Lissabon streefcijfers voor de tewerkstelling van personen met een handicap heeft ingevoerd. De Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners hebben in doelstellingen 3 en 5 van het op 22 november 2001 ondertekende Pact van Vilvoorde, tegen 2010 een arbeidsparticipatiegraad van ongeveer 70% opgenomen.

Volgens de Enquête naar de Arbeidskrachten, de EAK, van het tweede kwartaal van 2002 was slechts 45,7% van de arbeidsgehandicapten aan het werk, tegenover 63,5% van de totale beroepsactieve bevolking. In het tweede kwartaal van 2007 bleek de situatie nog te zijn verslechterd: amper 42,2% van de arbeidsgehandicapten bleek aan het werk, tegenover nu 65,6% van de totale beroepsactieve bevolking. Voor de tussenin liggende jaren van 2003 tot 2006 en voor 2008 zijn geen cijfers voorhanden.

De negatieve evolutie toont volgens mij duidelijk aan dat er een dringende nood bestaat aan jaarlijkse cijfers over de participatiegraad van arbeidsgehandicapten. De voorbije jaren hebben diverse overheden in het land immers wel een aantal initiatieven genomen om de arbeidsparticipatiegraad te verhogen, maar de efficiëntie ervan kon bij gebrek aan regelmatig geactualiseerde cijfers niet geëvalueerd worden. Na vijf jaar moet men echter vaststellen dat de genomen maatregelen geen waarneembaar positief effect hebben. Dat is geen voorbeeld van goed bestuur.

Daarom wil ik de minister vragen voortaan in de EAK standaard de nodige vragen inzake arbeidshandicaps en gezondheidsaandoeningen op te nemen. Is de minister bereid ervoor te zorgen dat in de toekomst via de EAK systematisch kwartaalcijfers inzake de arbeidsparticipatiegraad van arbeidsgehandicapten beschikbaar zijn? Indien ja, kan zij ter zake een timing geven? Indien neen, hoe beargumenteert zij haar weigering om op mijn voorstel in te gaan?

De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van de minister.

Het voorstel verdient zeker onze aandacht. Allereerst is het publiek bij wie de enquête wordt afgenomen at random gekozen en zijn er dus onder de geënquêteerden zeker ook arbeidsgehandicapten. Uit de vragen van de enquête kan echter niet worden afgeleid of de ondervraagde al dan niet arbeidsgehandicapt is.

Op Europees niveau werd ervoor gekozen om die lacune aan te vullen via een ad-hoc-enquête, waarbij aan de arbeidskrachtenquête specifieke vragen waren toegevoegd aangaande de arbeidshandicap.

Die ad-hoc-enquête werd evenwel voor het laatst gehouden in 2002. Voor België was het resultaat ervan dat de werkgelegenheidsgraad van de arbeidsgehandicapten slechts 42,5% bedroeg, terwijl de algemene werkgelegenheidsgraad op dat ogenblik 59,7% was.

Om resultaten te verkrijgen die niet enkel op nationaal niveau, maar ook in een internationale vergelijking tot zinvolle conclusies kunnen leiden, moet de `definitie' van arbeidshandicap dus uniform zijn. Dit is een van de moeilijkheden bij het integreren van dit aspect in de arbeidskrachtenenquête.

Dat werd trouwens nog bevestigd in het rapport van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid van 2006, waarvan een deel specifiek handelde over de positie in de arbeidsmarkt van personen met een handicap.

Wellicht is het ook niet nodig om in elk kwartaal de ad-hoc-enquête op te nemen: de evolutie in de werkgelegenheidsgraad verloopt vrij traag. Maar het spreekt vanzelf dat het onvoldoende is dat de enquête maar eens om de zeven of acht jaar zou worden gehouden. Ik ben dan ook bereid om de nodige stappen te doen om na te gaan op welke wijze in de toekomst via de EAK meer systematisch cijfers inzake de participatiegraad voor arbeidsgehandicapten beschikbaar kunnen worden.

Hiervoor zal evenwel allereerst overleg nodig zijn met de Federale Overheidsdienst Economische Zaken, Algemene Directie Statistieken en Economische Informatie. Het is die dienst en de minister van Ondernemen, de toezichthoudende minister van die dienst, die verantwoordelijk zijn voor de enquête.

Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Het verheugt mij te zien dat minister Milquet mijn voorstel genegen is en van plan is het overleg met de diverse diensten in de toekomst voort te zetten. We blijven de zaak volgen.