)4-1180/1 | )4-1180/1 |
12 FEBRUARI 2009
Met het oog op de voorkoming en de regeling van conflicten tussen de verschillende assemblees die in de federale Staat België bestaan, werd onder meer een regeling uitgewerkt waarbij belangenconflicten kunnen worden vermeden of, indien ze zich toch voordoen, kunnen worden beslecht.
De basisbeginselen hiervan zijn momenteel vastgelegd in artikel 143 van de gecoördineerde Grondwet. Praktisch wordt dit verder uitgewerkt door de artikelen 32 tot 33bis van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Het was ongetwijfeld niet de bedoeling van de Grondwetgever en de wetgever om met het instellen van belangenconflicten de wet- of decreetgevende werkzaamheden van assemblees te belemmeren en alvast zeker niet onmogelijk te maken. De wetgever heeft dan ook een procedure uitgewerkt en termijnen gesteld waarbinnen een belangenconflict moet worden afgehandeld.
Ondanks die voorzorgen, moet worden vastgesteld dat de regeling ter zake niet sluitend is en er daardoor in de praktijk wel degelijk misbruik wordt gemaakt van het instrument van de belangenconflicten om het wet- of decreetgevende werk van assemblees te dwarsbomen, zoniet onmogelijk te maken. Dat gebeurt onder meer door een carrousel van belangenconflicten in het leven te roepen over één en hetzelfde ontwerp of voorstel, waardoor de behandeling ervan voor een paar jaar kan worden opgeschort met mogelijk zelfs als resultaat dat er van het ontwerp of het voorstel niets in huis komt.
Twee voorbeelden kunnen hiervan getuigen : de carrousel die werd en wordt op het getouw gezet rond de wetsvoorstellen die in de Kamer van volksvertegenwoordigers in behandeling zijn omtrent de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en dezelfde carrousel die werd en wordt opgezet tegen het voorstel van decreet omtrent de onderwijsinspectie in de Franstalige scholen in de Vlaamse faciliteitengemeenten dat in het Vlaams parlement in behandeling is.
Brussel-Halle-Vilvoorde
Op 7 november 2007 nam de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken, algemene Zaken en het Openbaar Ambt twee wetsvoorstellen aan die beide de kieswetgeving wijzigen met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Op 9 november 2007 schaarde het Parlement van de Franse Gemeenschap zich achter een voorstel van motie waarin die assemblee verklaarde dat haar belangen hierdoor ernstig worden geschonden. In de motie vraagt het Parlement van de Franse Gemeenschap dat de behandeling van de wetsvoorstellen in het federale Parlement wordt geschorst met het oog op overleg. Daarmee was het belangenconflict een feit.
De vraag van het Parlement van de Franse Gemeenschap schorste de wetgevende procedure van de betrokken wetsvoorstellen echter niet meteen. De schorsing voor de regeling van een belangenconflict neemt immers pas een aanvang na de indiening van het commissieverslag over de bestreden tekst of, indien er geen verslag wordt ingediend, vóór de eindstemming in de plenaire vergadering. Aangezien de vraag van het Parlement van de Franse Gemeenschap werd meegedeeld vóór de indiening van het commissieverslag, bleef zij voorlopig zonder rechtsgevolg. Het verslag van de Kamercommissie werd rondgedeeld op 5 december 2007. Op die dag werd de wetgevende procedure van de beide wetsvoorstellen gedurende zestig dagen geschorst met het oog op overleg. Artikel 103 van het Kamerreglement bepaalt dat de commissie waarbij het bestreden wetsvoorstel aanhangig is, een advies verstrekt over het belangenconflict. De Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt bracht haar advies uit op 19 december 2007.
Het overleg tussen de Kamerdelegatie en de delegatie van het Parlement van de Franse Gemeenschap leidde op 29 januari 2008 niet tot een oplossing. De plenaire vergadering van de Kamer werd daarvan in kennis gesteld op 31 januari 2008; die van het Parlement van de Franse Gemeenschap op 12 februari 2008. Bij brief van 4 februari 2008 deelde de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat mee dat het overleg niet tot een oplossing leidde en dat het geschil derhalve aanhangig wordt gemaakt bij de Senaat die binnen dertig dagen een gemotiveerd advies uitbrengt aan het Overlegcomité.
De termijn van dertig dagen waarin de Senaat een gemotiveerd advies moet uitbrengen, ging in op 5 februari 2008, maar werd wegens de krokusvakantie verlengd tot 12 maart 2008. Slechts tijdens zijn plenaire vergadering van 19 maart 2008 formuleerde de Senaat een advies voor het Overlegcomité, dat evenwel pas op 1 april aan de eerste minister werd meegedeeld.
Op 23 april 2008 werd het belangenconflict vervolgens behandeld tijdens een vergadering van het Overlegcomité. Op 8 mei 2008, de dag dat de eerste minister de beslissing van het Overlegcomité overmaakte, liep de procedure betreffende het door het Parlement van de Franse Gemeenschap aanhangig gemaakte belangenconflict ten einde.
Op 9 mei 2008 werd de tweede fase van de carrousel ingezet. Op die dag schaarde de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie zich achter een voorstel van motie waarin die assemblee verklaarde dat zijn belangen ernstig worden geschonden door de stemming in de Kamercommissie over deze wetsvoorstellen. De Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken, algemene Zaken en het Openbaar Ambt bracht haar advies uit op 3 juni 2008. Het overleg tussen de Kamerdelegatie en de delegatie van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie leidde op 18 juni 2008 niet tot een oplossing. Bij brief van 7 juli 2008 deelde de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers dit aan de Senaat mee, zodat het geschil aanhangig wordt gemaakt bij de Senaat die binnen dertig dagen een gemotiveerd advies uitbrengt aan het Overlegcomité. De termijn van dertig dagen waarin de Senaat een gemotiveerd advies moet uitbrengen, ging in op 8 juli 2008.
Op 17 juli 2008 besliste het Bureau van de Senaat dat de adviestermijn voor de Senaat werd geschorst, overeenkomstig de door de Parlementaire Overlegcommissie vastgelegde termijnen tijdens het zomerreces van zaterdag 19 juli 2008 tot en met zondag 12 oktober 2008. Aangezien de Parlementaire Overlegcommissie ook de herfstvakantie heeft aangemerkt als een recesperiode waarin de termijnen bedoeld in de artikelen 78 tot 81 van de Grondwet worden geschorst, besliste de commissie dat de adviestermijn voor de behandeling van het belangenconflict opnieuw werd geschorst van zaterdag 25 oktober 2008 tot en met zondag 2 november 2008. Ingevolge deze beslissingen, verstreek de adviestermijn derhalve pas op zondag 9 november 2008. Pas op 20 november 2008 ging de plenaire vergadering van de Senaat over tot het formuleren van een advies voor het Overlegcomité.
Het Overlegcomité nam in zijn vergadering van 16 januari 2009 akte van het advies van de Senaat en van de federale regeringsverklaring. Hiermee werd de tweede fase van de carrousel afgerond. Intussen verliepen er één jaar en twee maanden sinds de stemming in de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken, algemene Zaken en het Openbaar Ambt.
Inmiddels werd de derde fase van de carrousel in gang gezet door het Waals Parlement, dat in zijn zitting van 14 januari 2009 op zijn beurt een belangenconflict in het leven riep met betrekking tot de omstreden wetsvoorstellen.
Vlaams decreet in verband met het onderwijs in faciliteitengemeenten
Het tweede voorbeeld betreft de obstructiepolitiek die door een aantal assemblees wordt gevoerd ten aanzien van een voorstel van decreet dat in het Vlaams Parlement in behandeling was en dat betrekking heeft op de onderwijsinspectie in de Vlaamse basisscholen in de Vlaamse faciliteitengemeenten.
Op 13 december 2007 nam de commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie van het Vlaams Parlement een geamendeerd voorstel van decreet aan houdende interpretatie van de artikelen 44, 44bis en 62, § 1, 7º, 9º en 10º, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997. Nog diezelfde dag nam het Parlement van de Franse Gemeenschap een motie aan betreffende een belangenconflict naar aanleiding van het voornoemde voorstel van decreet. Een gemengde overlegcommissie tussen het Vlaams Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap had plaats op 11 februari 2008. Deze gemengde overlegcommissie kwam niet tot een akkoord en verwees het belangenconflict naar de Senaat. Zowel de Senaat (op 15 mei 2008) als het Overlegcomité (op 11 juni 2008) moesten echter ook vaststellen dat er geen consensus was over een voorstel van oplossing, waardoor de procedure betreffende het door het Parlement van de Franse Gemeenschap aanhangig gemaakte belangenconflict ten einde liep. Intussen was er dus een half jaar verlopen.
Op 17 juni 2008 stemde de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie op haar beurt een motie betreffende een belangenconflict naar aanleiding van het betwiste voorstel van decreet en werd hiermee de tweede stap in de carrousel gezet. Op 8 juli 2008 heeft hierover een overleg plaatsgevonden tussen het Vlaams Parlement en de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie. Bij brief van 16 september 2008, ontvangen op 18 september 2008, heeft de voorzitter van het Vlaams Parlement aan de voorzitter van de Senaat meegedeeld dat het overleg niet tot een oplossing leidde en dat het geschil derhalve aanhangig wordt gemaakt bij de Senaat die binnen dertig dagen een gemotiveerd advies dient uit te brengen aan het Overlegcomité. De termijn van dertig dagen waarin de Senaat een gemotiveerd advies moet uitbrengen, ging in op 19 september 2008.
Op 17 juli 2008 besliste het Bureau van de Senaat dat de adviestermijn voor de Senaat werd geschorst, overeenkomstig de door de Parlementaire Overlegcommissie vastgelegde termijnen. De adviestermijn voor de Senaat werd dan ook geschorst van 19 september 2008 tot en met 12 oktober 2008. Aangezien de Parlementaire Overlegcommissie ook de herfstvakantie heeft aangemerkt als een recesperiode waarin de termijnen bedoeld in de artikelen 78 en 81 van de Grondwet worden geschorst, besliste de commissie dat de adviestermijn voor de behandeling van het belangenconflict opnieuw werd geschorst van 25 oktober 2008 tot en met 2 november 2008. Ingevolge deze beslissing verstreek de adviestermijn derhalve op 21 november 2008. De Senaat kon echter geen gemotiveerd advies geven aan het Overlegcomité en rondde wat hem betreft het dossier dan ook in die zin af in zijn plenaire vergadering van 4 december 2008.
In zijn vergadering van 16 januari 2009 behandelde het Overlegcomité op zijn beurt het belangenconflict, maar stelde vast dat er geen consensus kon worden bereikt, waardoor de procedure betreffende het door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie aanhangig gemaakte belangenconflict ten einde liep. Met de afronding van deze fase van de carrousel was er intussen dus al één jaar en één maand verlopen sinds de behandeling van dit voorstel van decreet in de commissie voor Onderwijs van het Vlaams Parlement.
Intussen was al op 14 januari 2009 de derde fase van de carrousel op gang gebracht door het Waals Parlement, dat in zijn plenaire vergadering van diezelfde datum op zijn beurt een belangenconflict heeft ingeroepen tegen dit voorstel van decreet. Gelet op het feit dat er op 7 juni 2009 verkiezingen plaatsgrijpen voor de gewestparlementen, kan derhalve nu al worden voorspeld dat door dit nieuwe belangenconflict dit voorstel van decreet van het Vlaams Parlement niet meer gestemd zal kunnen worden en bijgevolg zal vervallen.
Misbruik beteugelen
Zoals al eerder gesteld kan het opzetten van dergelijke carrousels door assemblees om het wet- of decreetgevende werk van een andere assemblee zwaar te vertragen of onmogelijk te maken, niet de bedoeling van de Grondwetgever of de wetgever zijn geweest. Het is niet begrijpelijk dat een parlementaire assemblee slechts na meer dan twee jaar nadat een wetsvoorstel of een voorstel van decreet in de bevoegde commissie is aangenomen, tot de bevinding komt dat zijn belangen geschaad zijn. Dit is niet meer ernstig te noemen.
Met dit voorstel van bijzondere wet wordt dan ook voorgesteld om het misbruik van de procedure van het belangenconflict aan banden te leggen. Dit gebeurt door in artikel 32, § 1ter, van de gewone wet van 9 augustus 1980 te bepalen dat een belangenconflict maar ingeroepen kan worden binnen een termijn van dertig dagen die ingaat na de indiening van het verslag, en uiteraard voor de eindstemming. De procedure en de in artikel 32 en 33 gestelde termijnen voor de behandeling van een belangenconflict worden voor het overige integraal behouden.
Joris VAN HAUTHEM Hugo COVELIERS. |
Artikel 1
Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 32, § 1ter, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, ingevoegd bij wet van 7 mei 1999 en gewijzigd bij bijzondere wet van 23 juni 2006, wordt aangevuld met een derde lid, luidende :
« De vraag tot schorsing van de procedure, zoals bedoeld in artikel 1bis, dient in elk geval aangenomen te zijn binnen een termijn van dertig dagen na de indiening van het verslag en in elk geval vóór de eindstemming. ».
Art. 3
Deze bijzondere wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
6 februari 2009.
Joris VAN HAUTHEM Hugo COVELIERS. |