4-60

4-60

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 22 JANVIER 2009 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Marleen Temmerman au ministre de la Coopération au développement sur «la problématique de la mortalité maternelle» (nº 4-585)

M. le président. - M. Etienne Schouppe, secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - Elke minuut sterft er ergens in de wereld een moeder bij de geboorte van haar kind. Dat betekent dat sinds 1990, het jaar waarin de internationale gemeenschap de millenniumdoelstellingen bekrachtigde, een groep ter grootte van de hele Belgische bevolking in het kraambed het leven heeft gelaten. Deze cijfers zijn te lezen in het jaarrapport State of the World's Children, dat UNICEF deze week heeft uitgebracht. Het verminderen van moedersterfte is een van die millenniumdoelstellingen.

Van alle doelstellingen die niet werden gehaald, staat nu het verminderen van moedersterfte er het slechtst voor. Op dat vlak werd helemaal geen vooruitgang geboekt. Bovendien is de kloof tussen Noord en Zuid enorm. In de minst ontwikkelde landen, MOL, heeft een moeder een kans van 900 per 100 000 levensvatbare geboortes dat ze het kraambed niet overleeft. In België is die kans 8 per 100 000.

De mate waarin vrouwen het leven laten in het kraambed is een goede indicator voor het functioneren van de basisgezondheidszorg van een land. Het sterftecijfer wordt immers bevorderd door zaken als de kwaliteit en bereikbaarheid van ziekenhuizen, de afwezigheid van artsen en vroedvrouwen en de kostprijs van de gezondheidszorg. Ook de te beperkte toegang tot onderwijs en een gebrek aan goede voeding liggen aan de basis van deze hoge sterftecijfers.

Dat zorgt ervoor dat de kloof tussen arm en rijk nog groter wordt: er is niet alleen de regionale ongelijkheid maar ook een duidelijke sociale ongelijkheid. In de meeste ontwikkelingslanden doet meer dan de helft van de overlijdens in het kraambed zich voor bij de twintig procent armste vrouwen, meestal op het platteland of in sloppenwijken rond de hoofdsteden.

De vijfde millenniumdoelstelling stelt dat de moedersterfte in 2015 met drie kwart moet verminderen ten opzichte van 1990. Dat vergt dus een brede aanpak, terwijl tot op heden geen vooruitgang werd geboekt.

Welke follow-up geeft de regering aan het voorstel van resolutie betreffende moedersterfte dat de Senaat op 14 juli 2008 eenparig heeft goedgekeurd?

Welke concrete projecten worden momenteel door de Belgische overheid meegefinancierd om moedersterfte in de ontwikkelingslanden tegen te gaan en welke acties plant de minister in de toekomst?

Wat doet België om de ongelijke kansen van meisjes in het onderwijs in het Zuiden te beperken?

In het rapport van UNICEF wordt een concreet stappenplan voorgesteld om het gezondheidssysteem versneld te versterken. Hoe staat de minister tegenover elk van deze stappen en hoe en in welke mate zal België zijn steentje daartoe bijdragen? Het gaat specifiek om gegevensverzameling, de opleiding van het gezondheidspersoneel, het betrekken van de sociale gemeenschap bij de uitbouw van een gezondheidssysteem, het stimuleren van de overheden in ontwikkelingslanden, de investering in infrastructuur, logistiek en, ten slotte, het verbeteren van zorg aan moeders zodat deze silent hidden tragedy zo vlug mogelijk gestopt wordt.

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - De Millenniumdoelstellingen vormen de rode draad van de acties van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Drie van de acht Millenniumdoelstellingen zijn gericht op de gezondheidszorg. Logischerwijs is en blijft de gezondheidszorg een prioritaire sector van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.

De strategie die de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op gezondheidsvlak ontwikkeld heeft, is deze die dertig jaar geleden bepleit werd in de Verklaring van Alma Ata en waarvan de principes vandaag de dag eens zo sterk leven: namelijk de steun aan een algemene versterking van de gezondheidssystemen om hun kwaliteit en toegankelijkheid voor de gehele bevolking, zonder onderscheid, te verzekeren.

Ik zal eerst antwoorden op de eerste en de laatste vraag, aangezien het stappenplan dat we in het jaarrapport van UNICEF terugvinden, een aantal belangrijke elementen bevat die in grote lijnen terug te vinden zijn in de resolutie betreffende moedersterfte waaraan mevrouw Temmerman refereert.

Het verzamelen van data is van fundamenteel belang om te verzekeren dat de aanpak aangepast is aan de omstandigheden. Er moet dus eerst een grondige analyse gebeuren van de problemen waarmee het partnerland geconfronteerd wordt, alvorens zich te engageren in de sector van de gezondheidszorg. De diagnose moet worden gesteld in overleg met het toezichthoudend ministerie van het partnerland, maar ook met de andere donoren die actief zijn in de sector. We moeten een antwoord kunnen geven op de specifieke behoeften van de lokale bevolking, in coherentie met de acties van andere partners op het terrein.

Logistieke investeringen zijn zeker onontbeerlijk, maar een uitgerust ziekenhuis kan maar goed functioneren als het kan steunen op de diensten van bekwaam personeel. Daarom is onderwijs en vorming ook een prioriteit van onze strategie. Capaciteitsversterking is fundamenteel. Een aantal interessante initiatieven is op die manier ontstaan. Het netwerk ESTHER, bijvoorbeeld, maakt het mogelijk om samenwerkingsverbanden te smeden tussen ziekenhuizen uit het Noorden en het Zuiden.

Waar de landen uit het Noorden hun engagement om bij te dragen tot de verbetering van de gezondheidszorg in het Zuiden moeten bevestigen, moeten de landen uit het Zuiden hun verantwoordelijkheid nemen. In 2001, tijdens een bijeenkomst van de Afrikaanse Unie in Abuja, hebben de Afrikaanse staatshoofden zich geëngageerd om hun budget voor gezondheidszorg te verhogen. Dat is het principe van wederzijdse verantwoordelijkheid, een van de fundamenten van de Verklaring van Parijs die hernomen werd in de actieagenda van Accra. Die wederzijdse engagementen worden regelmatig aangehaald tijdens de politieke dialoog met onze partnerlanden.

Tot slot moet ook het maatschappelijk middenveld nauwer betrokken worden bij de discussies over de verbetering van de gezondheidstoestand van de bevolking. Hun kennis van de realiteit op het terrein en hun beoordeling van de moeilijkheden waarmee de lokale bevolkingen geconfronteerd worden, zijn elementen die onze hulp doeltreffender kunnen maken.

De Belgische steun aan de gezondheidssector wil allesomvattend en inclusief zijn. De lokale aanpak per project gaat steeds meer gepaard met structurele steun aan het nationaal gezondheidsbeleid en aan de gezondheidssystemen, bijvoorbeeld via budgethulp aan een ministerie voor gezondheidszorg. De projecten in de gezondheidszorg zijn dus in de eerste plaats gericht op een structurele en duurzame verbetering van de kwaliteit van de gezondheidssystemen, in het bijzonder in het kader van de reproductieve gezondheidszorg.

Daar een inventaris van maken zou veel te lang duren en is weinig opportuun. België ondersteunt op het vlak van moedersterfte vele projecten in onze partnerlanden, gaande van kleinschalige ngo-projecten en - delen van - bilaterale projecten, over steun aan wetenschappelijke instituten tot onze bijdragen aan grote multilaterale programma's, vooral via UNICEF en het UNFPA. Interessant om vermelden is bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van junior professional officers aan het UNFPA in programma's van reproductieve gezondheid.

België zal zijn steun voor de gezondheidssector in onze partnerlanden de komende jaren nog verhogen. Dat blijkt ook uit de engagementen ten aanzien van bepaalde partnerlanden in 2008. Bij vijf van de zeven gemengde commissies die in 2008 plaatsvonden met onze partnerlanden, met name met Benin, Mozambique, Bolivia, Niger en Oeganda, werd de gezondheidszorg als een prioritaire sector vooropgesteld.

Vijf nieuwe gemengde commissies zouden het komende jaar moeten plaatsvinden. Ik twijfel er niet aan dat de gezondheidssector ook nu weer de nodige aandacht zal krijgen. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking wil haar inspanningen op dat vlak voortzetten, niet alleen via de directe bilaterale samenwerking, maar ook via de multilaterale samenwerking, de indirecte samenwerking en de bijzondere fondsen.

Alvorens een antwoord te geven op de derde vraag, wil ik benadrukken hoe complex de problematiek is. De toegang van jonge meisjes tot het onderwijs wordt door vele obstakels tegengehouden. Die kunnen onder meer economisch, cultureel en van veiligheidsaard zijn. Om die reden moet de genderdimensie absoluut onze steun aan het onderwijs mee bepalen. Enkel door een beter begrip van de context en van de moeilijkheden zullen we die obstakels kunnen overstijgen. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft verschillende initiatieven genomen in die zin.

België is lid van en ondersteunt financieel het Fast Track Initiative voor onderwijs. Dat is een internationaal initiatief onder de leiding van de Wereldbank om kwaliteitsvol basisonderwijs in de armste landen te waarborgen. De gendergap in het lager onderwijs in die landen is een belangrijk criterium om tot financiering over te gaan.

In het kader van de bilaterale samenwerking voert België een proactief beurzenbeleid voor het hoger onderwijs. Ons land hanteert niet alleen minimumquota voor beurzen die worden gereserveerd voor vrouwelijke studentes, maar we hebben die quota voor de komende bilaterale akkoorden zelfs tot 50% opgetrokken.

Naast de algemene financiering van basisonderwijs in de minst ontwikkelde landen richten wij onze inspanningen ook op specifieke groepen van kinderen die zonder dergelijke acties het risico lopen geen school te kunnen volgen, in het bijzonder meisjes. Wij dragen ook bij tot voedselprogramma's die voedselbedeling op school omvatten. Dat zijn maar enkele voorbeeld.

Ik zal deze problematiek met bijzondere aandacht volgen. Onderwijs ligt aan de basis van de ontwikkeling. Zonder de aandacht voor onderwijs zou de impact van onze inspanningen in gezondheidszorg, maar ook in andere sectoren, sterk worden afgezwakt.

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). - Het verheugt me dat België zijn inspanningen zal volhouden en zelfs verhogen. Ik zal de evolutie met bijzondere aandacht volgen.