4-1122/1 | 4-1122/1 |
15 JANUARI 2009
1. Inleiding
Momenteel is er maar één wetsbepaling op grond waarvan iemand om andere dan medische redenen een regularisatieaanvraag kan indienen : artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Die bepaling is echter een procedureregel; ze is ertoe beperkt aan te geven dat de vreemdeling in geval van uitzonderlijke omstandigheden een machtiging tot verblijf kan aanvragen bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft, waarna die burgemeester de aanvraag overzendt aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
Niet alleen zijn die uitzonderlijke omstandigheden niet nader gedefinieerd, maar bovendien worden zij door de administratieve diensten uiterst streng beoordeeld, waardoor de administratie als het ware de aanvragen op hun ontvankelijkheid filtert. Dat is echter nog niet alles : de bepaling bevat ook geen enkel inhoudelijk criterium dat het recht op een regularisatie van het verblijf opent. Daardoor kan de minister volledig vrij over de aanvragen oordelen. In de feiten leidt die vrijheid tot — volgens de indieners van dit wetsvoorstel — arbitraire beslissingen.
De indieners baseren zich voor hun wetsvoorstel op de tekst die werd opgesteld door het UDEP (1) en die in 2006, dus tijdens de vorige zittingsperiode, werd ingediend (DOC 50 2328/001).
2. Duidelijke en vaste criteria
2.1. Waarom ?
Tal van situaties uit het verleden konden worden opgelost dankzij de regularisatie waarin de wet van 22 december 1999 voorzag en die beperkt was in de tijd (de aanvragen moesten in januari 2000 ingediend zijn).
Toch moet men negen jaar later vaststellen dat de administratieve molen nog steeds traag draait :
— heel wat asielzoekers wachten sinds jaren op een beslissing (inclusief een beslissing van de Raad van State);
— de vreemdelingen die een regularisatieaanvraag hebben ingediend en zij die in het raam van gezinshereniging een beroepsprocedure aanhangig hebben gemaakt, moeten zeer vaak ook enkele jaren wachten vooraleer de Dienst Vreemdelingenzaken een beslissing neemt in hun dossier.
Het College van de federale ombudsmannen kaart het probleem van de traag werkende administratie trouwens telkenmale aan in zijn jaarverslagen.
Tijdens die jarenlange wachttijd integreren die mensen uiteraard en ontwikkelen hun kinderen banden met ons land, in een sociale, educatieve en affectieve omgeving die onontbeerlijk wordt voor hun psychisch evenwicht.
Ook andere humanitaire aspecten (ernstige ziekte, sociale banden, onmogelijkheid terug te keren) moeten voor regularisatie in aanmerking komen.
In 1999 oordeelde de wetgever logischerwijs, via de regularisatiewet van 22 december 1999, dat België een verantwoordelijkheid droeg voor de traagheid van de procedures. Diezelfde redenering, alsook de nood aan duidelijke criteria, maakte dat sinds 2006 in de politieke partijen de mening veld won dat regularisaties noodzakelijk zijn. In maart 2008 werd die opvatting in het regeerakkoord bevestigd.
« De regering opteert voor een regularisatiebeleid op individuele basis. De regularisatiecriteria met betrekking tot de buitengewone omstandigheden zullen worden verduidelijkt in een omzendbrief (langdurige procedure, ziekte en een prangende humanitaire situatie, met inbegrip van de duurzame lokale verankering). Het criterium met betrekking tot de langdurige procedure zoals tot nog toe toegepast hield enkel rekening met een asielprocedure van 3 jaar (met kinderen) of 4 jaar (zonder kinderen). Dit breiden we uit naar 4 of 5 jaar in procedure waarbij de Raad van State en/of artikel 9,3 oude vreemdelingenwet volgend op een asielprocedure wordt meegerekend.
Bij de beoordeling van de prangende humanitaire situatie op grond van duurzame lokale verankering kan rekening worden gehouden met het advies van de lokale besturen of een daartoe erkende dienst met betrekking tot de kennis van één van de landstalen, schoolloopbaan en inburgering van de kinderen, werkverleden en werkbereidheid, beschikken over de kwalificaties of competenties afgestemd op het arbeidsaanbod, om inzake knelpuntberoepen, uitzicht hebben op werk en/of de mogelijkheid hebben om in het eigen levensonderhoud te voorzien. In elk van voormelde gevallen wordt nagegaan of betrokkene geen gevaar betekent voor de veiligheid en openbare orde. »
Sindsdien lijkt de toestand echter strop te zitten.
Er wordt de sans-papiers veel menselijk leed aangedaan : ze worden heen en weer geslingerd tussen ministeriële beloften en willekeur, wat onvermijdelijk tot hopeloze situaties leidt waarvoor de regering verantwoordelijk is. Zij onderneemt immers niets en is niet bij machte de eigen beloften na te komen en beslissingen te nemen.
Met behulp van duidelijke regularisatiecriteria is het nochtans mogelijk een einde te maken aan de vaak gehekelde willekeur van de beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken. In zijn verslag van november 2008 herhaalt het College van de federale ombudsmannen dat in de volgende bewoordingen : « De Dienst Vreemdelingenzaken verklaart dat hij nog steeds de criteria toepast zoals in 2006 bepaald door de minister van Binnenlandse Zaken maar voegt hieraan toe dat hij momenteel een voorzichtige houding aanneemt voor wat dossiers betreft die binnen de voorwaarden van het regeerakkoord zouden kunnen vallen (...). De Federale ombudsman stelt derhalve vast dat in tegenstelling tot wat de administratie beweert, de richtlijnen die momenteel worden toegepast verre van duidelijk zijn. » (2)
Met vaste regularisatiecriteria kan de Belgische Staat in zijn bevolking stapsgewijs migranten opnemen die hij regulariseert op grond van vooraf gedefinieerde criteria, in plaats van hen, zoals nu het geval is, jaren in de marginaliteit te laten tot een regularisatieoperatie onvermijdelijk wordt. Een studie van de ULB (op initiatief van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding) heeft overigens uitgewezen dat de meeste mensen die in 2000 in de regularisatieprocedure zijn kunnen stappen, vandaag werk hebben en doorgaans dus toegevoegde waarde creëren (3) .
Het beginsel dat regularisaties op grond van vaste en duidelijke criteria moeten geschieden, is beter, transparanter en minder discriminerend dan het negeren van een toestand die in werkelijkheid al jaren bestaat en die men plots, wanneer er geen andere uitweg meer is, wil oplossen door massaal te regulariseren.
Voorts zijn eveneens vaste criteria vereist, wil men een einde maken aan de verschillen in behandeling die onlangs nog door de het College van de federale ombudsmannen aan de kaak zijn gesteld. Zowel humaan als juridisch zijn die verschillen onaanvaardbaar.
Die criteria moeten duidelijk bij wet worden gedefinieerd, om een einde te maken aan de thans bestaande willekeur in de behandeling van de aanvragen.
In een democratische samenleving moet een burger noodzakelijkerwijze zijn rechten kunnen kennen. Duidelijke en wettelijke criteria beantwoorden ook aan de noodzaak van transparantie, die in een goed bestuur nodig is.
2.2. Opsomming
Om de regularisatiemogelijkheden te verduidelijken, dat wil zeggen ze transparant en toegankelijk te maken, stellen de indieners van dit wetsvoorstel de vijf volgende criteria voor.
2.2.1. Mensen die een lange asielprocedure hebben doorgemaakt
De asielzoekers kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor de tekortkomingen van het bestuur dat er niet toe komt hun dossier binnen een redelijke termijn te behandelen. Na drie jaar wachten op de uitkomst van hun dossier moeten zij kunnen worden geregulariseerd, alleen op grond van de duur van hun procedure.
Om dezelfde reden moet bij de berekening van de lengte van de hele procedure rekening worden gehouden met de duur van de procedure bij de Raad van State. Het is immers duidelijk dat zodra de wet de vreemdelingen recht op beroep geeft, zij op het Belgische grondgebied blijven tot er een uitspraak is, anders wordt hun beroep ongegrond verklaard wegens gebrek aan belang. Het gaat om de efficiëntie van het beroep. In die gedachtegang wordt het recht op sociale zekerheid trouwens erkend tot het beroep bij de Raad van State tegen een beslissing inzake asiel is afgerond. Tijdens de periode — we spreken in jaren — dat zij op de uitkomst van die procedure wachten, verstevigen de vreemdelingen hun banden op het Belgische grondgebied, terwijl hun kinderen beetje bij beetje hun herinneringen aan het land van herkomst verliezen, schoollopen in België en geen andere taal meer beheersen dan die welke zij op school hebben geleerd enzovoort.
Daarom moet de duur van de procedure bij de Raad van State in de berekening van de lengte van de procedure meetellen.
2.2.2. Mensen die onmogelijk nog kunnen terugkeren
De vreemdelingen die om redenen onafhankelijk van hun wil, in de onmogelijkheid verkeren om naar hun land van herkomst terug te keren, moeten worden geregulariseerd.
Door de opname in de Belgische wet van de bij richtlijn 2004/83/EG bedoelde subsidiaire bescherming is een oplossing aangereikt voor een groot aantal dergelijke situaties waarin het onmogelijk is om terug te keren.
Er kunnen echter gevallen zijn die niet onder de subsidiaire bescherming (4) vallen, maar wel onder die van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de Fundamentele Vrijheden, dat onmenselijke en vernederende behandelingen verbiedt.
Zo is bijvoorbeeld een vreemdeling van wie noch de diplomatieke autoriteiten van zijn land van herkomst noch enige andere diplomatieke autoriteit de nationaliteit erkent, een staatloze. Hij kan eenvoudigweg niet uit het land worden gezet en is zonder regularisatie gedoemd om « eeuwig vluchteling » te blijven.
2.2.3. Zwaar gehandicapten
Artikel 9ter van de vigerende wet heeft betrekking op de regularisatie van ernstig zieken, maar niet op mensen met een ziekte of een handicap die hen permanent arbeidsongeschikt maakt.
Wie door een handicap niet in zijn eigen bestaan kan voorzien en in zijn herkomstland geen aanspraak maakt op sociale bescherming of op bestaansmiddelen, bevindt zich nochtans in een humaan precaire situatie.
Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de illegale werknemers die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval of die een beroepsziekte hebben. Net als de slachtoffers van mensenhandel moeten ook zij bescherming genieten en worden geregulariseerd.
2.2.4. Sociale bindingen en/of humanitaire omstandigheden
De regularisatie moeten kunnen worden opengesteld voor personen die momenteel illegaal in het land verblijven, maar die duurzame bindingen met België hebben ontwikkeld.
Net als in de categorie waarin artikel 9bis, 1º, voorziet, moeten mensen die met langdurige, andere dan asielprocedures werden geconfronteerd, kunnen worden geregulariseerd omdat ze het slachtoffer werden van administratieve vertragingen en gedurende de jarenlange wachtperiode sociale, vriendschappelijke, affectieve of zelfs professionele banden in België hebben ontwikkeld.
Dat voorbeeld geldt met name voor hen die, als gevolg van een weigering van vestiging, een aanvraag tot herziening hebben ingediend en gedurende een periode van drie jaar legaal (overeenkomstig bijlage 35) in België hebben verbleven. Men gaat er dan van uit dat zich duurzame banden hebben ontwikkeld.
Naast die bijzondere omstandigheden, kan dat criterium andere situaties dekken waarbij vreemdelingen illegaal in het land verblijven, maar dusdanige sociale bindingen hebben (aanwezigheid van het gezin dat legaal in België verblijft of de Belgische nationaliteit heeft, bijzondere integratie, ...) dat het noodzakelijk lijkt hun administratieve toestand te regulariseren. Die sociale bindingen kunnen met alle rechtsmiddelen worden aangetoond.
In bepaalde gevallen zullen de sociale bindingen worden verondersteld :
1. bij de ouders van Belgische kinderen;
2. bij de vreemdelingen die ten minste vijf jaar in België verblijven.
2.2.5. Project waarmee een sociaal-economisch bijdrage ten behoeve van België wordt geleverd
Voor de illegaal in het land verblijvende personen die kunnen aantonen dat hun een betaalde baan werd beloofd dan wel dat zij het plan hebben opgevat een activiteit als zelfstandige te ontplooien moet (gedurende het eerste jaar) een tijdelijke regularisatie kunnen gelden die definitief wordt zodra het bestaan van het professionele project aan de realiteit werd getoetst.
De regularisatie van illegale werknemers biedt de werkgevers ook een gelegenheid om een toestand die sowieso bestaat, uit te klaren. Complete deelgebieden van de economie hangen af van de activiteit van de illegalen, met inbegrip van de grote openbare werken (5) .
De indieners van dit wetsvoorstel zijn de mening toegedaan dat die toestand aanklagen niet volstaat en dat alleen een wettelijke mogelijkheid om het verblijf op basis van de arbeid te regulariseren, voor een structurele oplossing van het probleem van de arbeid van illegalen kan zorgen.
Evenzo zou een vreemdeling die een activiteitsproject als zelfstandige heeft opgezet, zijn ondernemingszin ten dienste van de gemeenschap moeten kunnen stellen.
3. Procedure
Het bestaan van de regularisatiecriteria doet niets af aan de toepassing van het algemene beginsel van artikel 9, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Die bepaling blijft van toepassing voor personen die een verblijfsrecht aanvragen vanuit hun land van herkomst. De verplichting om naar dat land van herkomst terug te keren om (bij de ter plaatse aanwezige diplomatieke autoriteiten) hun aanvraag in te dienen, wordt daarentegen opgeheven voor die vreemdelingen die op het Belgische grondgebied verblijven en onder de criteria vallen waarin dit wetsvoorstel voorziet.
De thans gangbare praktijk om de regularisatieaanvragen van perfect in België geïntegreerde vreemdelingen te weigeren, onder het voorwendsel dat ze hun aanvraag moeten indienen vanuit de Belgische diplomatieke of consulaire post in hun land van herkomst en daar gedurende maanden de afloop van hun aanvraag moeten afwachten, mist alle proporties en staat haaks op het beginsel van het goed bestuur.
Daarbij zij verwezen naar het voorbeeld van een Armeense verpleegster die op vrijwillige basis in een bejaardentehuis werkt en die de directie in dienst wenst te nemen, maar die een beslissing tot niet-ontvankelijkheid betekend krijgt die wordt gestaafd met het argument dat zij haar verblijfsaanvraag op de Belgische ambassade in Moskou moet indienen.
Het is bijzonder moeilijk te vatten wat men ermee opschiet aanvragers die doorgaans in België verblijven, naar het andere eind van de wereld te sturen om daar een aanvraag in te dienen.
De indieners van het wetsvoorstel stellen dan ook de mogelijkheid voor om af te wijken van de vereiste waarin artikel 9, eerste lid, voorziet (indiening van de verblijfsaanvraag vanuit de Belgische diplomatieke post ter plaatse) voor de vreemdelingen die in België verblijven en die zich in één van de hierboven omschreven situaties bevinden.
Er wordt een Regularisatiecommissie opgericht om kennis te nemen van de regularisatieaanvragen; voormelde commissie wordt bekleed met een rechtsprekende bevoegdheid. De commissie is samengesteld uit een secretariaat en kamers waarvan het aantal en de taalrol bij ministerieel besluit worden vastgesteld.
Het secretariaat, samengesteld uit administratieve functionarissen, voert een eerste selectie van de aanvragen uit. Het neemt regularisatiebeslissingen in de dossiers waarvoor het de mening is toegedaan dat de aanvragers, op het eerste gezicht, onder de toepassing van de wet vallen. In alle andere gevallen zendt het secretariaat het dossier voor een beslissing door naar de kamers.
Elke kamer is samengesteld uit een magistraat of een gewezen magistraat of nog uit een lid of een gewezen lid van een administratief rechtscollege, een advocaat of een vertegenwoordiger van een erkende niet-gouvernementele organisatie die haar activiteiten in het domein van de mensenrechten uitoefent.
De collegiale samenstelling van de kamers van de Regularisatiecommissie, alsmede het verloop van de procedure waarin werd voorzien (overhandiging van het dossier, verschijning van de aanvrager en diens advocaat, enzovoort) beogen in de eerste plaats de rechten van de verdediging na te leven, alsmede de onpartijdigheid in de behandeling van de dossiers te waarborgen.
Freya PIRYNS Carine RUSSO José DARAS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, met uitzondering van de artikelen 4 tot 11 die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, opgeheven bij de wet van 15 september 2006, wordt hersteld in de volgende lezing :
« De vreemdeling die voor een bepaalde tijd in het Rijk mag verblijven en die een op een andere grond gebaseerde verblijfsvergunning wenst te verkrijgen, kan die verblijfsvergunning aanvragen bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft, welke die aanvraag overzendt aan de minister of aan zijn gemachtigde.
De burgemeester bezorgt de aanvrager een ontvangstbewijs binnen acht dagen na ontvangst van de aanvraag, en zendt die binnen dezelfde termijn over aan de minister of aan zijn gemachtigde. ».
Art. 3
Artikel 9bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 december 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 9bis. — § 1. De vreemdeling die in een van de volgende situaties verkeert, kan de machtiging tot verblijf aanvragen bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft, welke die aanvraag overzendt aan de minister of aan zijn gemachtigde :
1. hetzij heeft hij de erkenning van de hoedanigheid als vluchteling aangevraagd zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen, of zonder dat de Raad van State zich binnen een termijn van drie jaar in de tegen die uitvoerbare beslissing ingestelde beroepsprocedure heeft uitgesproken;
2º hetzij is hij om redenen onafhankelijk van zijn wil, niet kunnen terugkeren naar het land waarvan hij de nationaliteit heeft;
3º hetzij hij ernstig ziek is;
4º hetzij hij duurzame sociale bindingen in ons land heeft uitgebouwd of in een humanitaire situatie verkeert;
5º hetzij hij een project kan voorleggen waarmee hij sociaal-economische bijdragen ten behoeve van België levert.
§ 2. De burgemeester bezorgt de aanvrager een ontvangstbewijs binnen acht dagen na ontvangst van de aanvraag, en zendt die binnen dezelfde termijn over aan de Regularisatiecommissie. ».
Art. 4
In dezelfde wet wordt een artikel 9quater ingevoegd, luidende :
« Art. 9quater. — § 1. Er wordt een Regularisatiecommissie opgericht, die bestaat uit een secretariaat en kamers, waarvan het aantal en de taalrol bij ministerieel besluit worden bepaald.
Elke kamer is samengesteld uit een magistraat of een gewezen magistraat, of nog, een lid of een gewezen lid van een administratief rechtsorgaan, een advocaat en een afgevaardigde van een erkende niet-gouvernementele organisatie die actief is op het vlak van de mensenrechten.
De Regularisatiecommissie spreekt zich uit over de aanvragen tot regularisatie.
§ 2. Binnen een maand volgend op de bezorging van het ontvangstbewijs, kan de procureur des Konings over de regularisatie van de aanvrager een ongunstig advies verlenen, wanneer er een beletsel is op grond van gewichtige feiten die eigen zijn aan de persoon en die hij dient te preciseren in de consideransen van zijn advies.
Binnen dezelfde termijn kan ook de minister van Binnenlandse Zaken over de regularisatie van de aanvrager een met redenen omkleed ongunstig advies verlenen, wanneer hij oordeelt dat deze een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.
§ 3. Het bij de aanvraag gevoegde dossier moet volgende elementen bevatten :
1º een bewijsstuk waaruit blijkt dat de aanvrager bekend is :
a) hetzij bij een bestuur of een openbare dienst, zoals de Dienst Vreemdelingenzaken, een politiedienst, een gemeentebestuur of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
b) hetzij bij een instelling, zoals een ziekenhuis of een school;
2º de naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, nationaliteit, burgerlijke staat en samenstelling van het gezin van de aanvrager;
3º een kopie van de vereiste identiteits- en reisdocumenten, met name het paspoort dat eventueel is voorzien van een visum of, bij ontstentenis daarvan, elk ander document aan de hand waarvan de identiteit van de aanvrager kan worden vastgesteld;
4º de vermelding van de verblijfplaats van de aanvrager en de vermelding van het adres waar hij woonplaats moet kiezen in het kader van de procedure;
5º voor de in artikel 9bis, § 1, 1º, bedoelde vreemdelingen, het dossiernummer bij de Dienst Vreemdelingenzaken en, in de veronderstelling dat een beroep is ingesteld bij de Raad van State, het rolnummer van dat dossier;
6º voor de in artikel 9bis, § 1, 2º, bedoelde vreemdelingen, een schriftelijke verklaring die de redenen aangeeft waarom zij, onafhankelijk van hun wil, niet kunnen terugkeren naar het land of de landen waar ze vóór hun aankomst in België gewoonlijk verbleven hebben, noch naar het land waarvan ze de nationaliteit hebben, noch naar hun land van herkomst;
7º voor de in artikel 9bis, § 1, 3º, bedoelde vreemdelingen, een omstandig medisch attest van de arts bij wie de aanvrager in behandeling is;
8º voor de in artikel 9bis, § 1, 4º, bedoelde vreemdelingen, het bewijs dat zij duurzame sociale bindingen hebben uitgebouwd, dat met alle rechtsmiddelen mag worden geleverd;
9º voor de in artikel 9bis, § 1, 5º, bedoelde vreemdelingen, een in uitzicht gestelde arbeidsovereenkomst of een plan om zich als zelfstandige te vestigen.
§ 4. Wanneer het secretariaat van de Regularisatiecommissie vaststelt dat de in artikel 9bis bedoelde vreemdeling niet alle vereiste stukken heeft ingediend, stelt het de aanvrager daarvan per aangetekende brief in kennis.
De aanvrager beschikt over een maand, te rekenen van de ontvangst van die brief, om zijn dossier per aangetekende brief te vervolledigen.
Bij ontstentenis daarvan zal de aanvraag onontvankelijk worden verklaard. ».
Art. 5
In dezelfde wet wordt een artikel 9quinquies ingevoegd, luidende :
« Art. 9quinquies. — Wanneer het secretariaat van de commissie vaststelt dat het bij de aanvraag gevoegde dossier volledig is, en dat prima facie blijkt dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 9bis, verleent het een gunstig regularisatieadvies.
Wanneer het secretariaat van de Regularisatiecommissie vaststelt dat het bij de aanvraag gevoegde dossier volledig is, maar stukken bevat die voor betwisting vatbaar zijn, wordt na een procedure op tegenspraak een kamer van de Regularisatiecommissie geadieerd om een beslissing te nemen.
Wanneer het secretariaat van de Regularisatiecommissie vaststelt dat het bij de aanvraag gevoegde dossier volledig is, maar prima facie blijkt dat de aanvraag geen aanleiding kan geven tot een gunstige beslissing, wordt na een procedure op tegenspraak een kamer van de Regularisatiecommissie geadieerd om een beslissing te nemen. »
Art. 6
In dezelfde wet wordt een artikel 9sexies ingevoegd, luidende :
« Art. 9sexies. — § 1. De aanvraag wordt onderzocht binnen zes maanden na de verzending van de in artikel 9 bedoelde aanvraag, dan wel te rekenen van de overzending van het volledige dossier dat de bij de aanvraag gevoegde stukken bevat, overeenkomstig artikel 9quater, § 3.
Bij ontstentenis van een antwoord binnen die termijn wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
De Regularisatiecommissie zendt haar beslissing over aan de minister, die de betrokkene een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verleent.
§ 2. Wanneer de Regularisatiecommissie wordt geadieerd, roept ze de aanvrager op en bezorgt ze hem het advies dat het secretariaat overeenkomstig artikel 9quinquies, tweede en derde lid, heeft uitgebracht.
Tussen de oproeping en de verschijning voor een kamer van de Commissie moet een termijn van ten minste tien werkdagen liggen. ».
Art. 7
In dezelfde wet wordt een artikel 9septies ingevoegd, luidende :
« Art. 9septies. — De aanvrager kan zich laten bijstaan door een advocaat naar keuze of, zo hij onvoldoende middelen heeft om een raadsman te betalen, door een advocaat die het Bureau voor juridische bijstand aanwijst, dan wel door een derde.
Ernstig zieke vreemdelingen of vreemdelingen met een handicap die een medisch attest kunnen voorleggen, hoeven niet in persoon te verschijnen en mogen zich door hun advocaat laten vertegenwoordigen. ».
Art. 8
In dezelfde wet wordt een artikel 9octies ingevoegd, luidende :
« Art. 9octies. — § 1. De procedure voor de kamers van de Commissie verloopt mondeling.
De procedure vindt plaats in de landstaal die de aanvrager gebruikt heeft bij zijn aanvraag.
Indien de aanvrager niet voldoende de taal van de procedure begrijpt, zal de voorzitter op zijn verzoek een tolk aanwijzen die de eed zal afleggen, zoals voorzien in artikel 37.
Ingeval de aanvrager verzuimt te verschijnen, moet hij uiterlijk vijf werkdagen te rekenen van de zittingsdag, bij aangetekende brief de redenen van zijn niet-verschijning opgeven.
Zo de aanvrager geen geldige redenen heeft of zo hij opnieuw verzuimt te verschijnen, wordt hij geacht van zijn aanvraag af te zien.
§ 2. Ten minste acht werkdagen vóór de zittingsdag kunnen de leden van de door de Commissie aangewezen kamer, de aanvrager en de advocaat of de derde die hem bijstaat, op het secretariaat van de Commissie kennis nemen van het dossier met betrekking tot de aanvrager.
Dat dossier bevat met name :
1º het aanvraagformulier;
2º het dossier dat overeenkomstig artikel 9quater, § 3, van de wet door de aanvrager bij de aanvraag moet worden gevoegd;
3º de nota die het secretariaat van de Regularisatiecommissie met betrekking tot de aanvrager heeft opgesteld;
4º het advies dat het parket overeenkomstig artikel 9quater, § 2, heeft uitgebracht;
5º het advies dat de minister van Binnenlandse Zaken overeenkomstig artikel 9quater, § 2, heeft uitgebracht.
§ 3. De zittingen van de kamers van de Commissie zijn openbaar, tenzij de aanvrager een zitting met gesloten deuren wenst.
§ 4. De voorzitter van de kamer handhaaft de orde tijdens de zitting.
Hij heeft het recht zich door eender welke Belgische instantie alle informatie te doen bezorgen die hij nuttig acht om zijn taak te vervullen. Tevens heeft hij het recht op de zetel van de Dienst Vreemdelingenzaken het dossier te raadplegen dat die Dienst in voorkomend geval met betrekking tot de aanvrager bijhoudt. Hij kan zich een kopie laten bezorgen van elk door hem nuttig geachte stuk van dat dossier. De kopieën worden bij het in artikel 9quater, § 3, bedoelde dossier gevoegd en ter beschikking gesteld van de leden van de kamer van de Commissie, alsook van de aanvrager, zijn advocaat of de derde. De andere leden van de kamer van de Commissie kunnen het in voorkomend geval door de Dienst Vreemdelingenzaken bijgehouden dossier met betrekking tot de aanvrager, raadplegen op de zetel van die Dienst.
§ 5. De beslissingen van de Regularisatiecommissie moeten met redenen zijn omkleed en de volgende vermeldingen bevatten :
1) de namen van de leden van de Commissie die zitting heeft gehouden, alsook de naam van de op de zitting aanwezige secretaris;
2) de namen, de voornamen, het land van herkomst, de geboorteplaats en -datum van de aanvrager, alsook de datum waarop hij de aanvraag heeft ingediend;
3) het adres van de verblijfplaats van de aanvrager op de datum van de beslissing;
4) de datum van de beslissing;
5) in voorkomend geval, de identiteit van de advocaat of van de derde die de aanvrager heeft bijgestaan, alsook de identiteit van de tolk.
De beslissingen worden ondertekend door de voorzitter van de kamer en door de op de zitting aanwezige secretaris.
De beslissingen van de Commissie worden binnen twintig werkdagen volgend op de datum van verschijning van de aanvrager ter kennis gebracht van de minister.
Ze worden binnen dezelfde termijn aan de aanvrager betekend. ».
Art. 9
In dezelfde wet wordt een artikel 9novies ingevoegd, luidende :
« Art. 9novies. — Wanneer de Commissie een gunstige beslissing neemt, verleent de minister met toepassing van artikel 13 een verblijfsvergunning van onbepaalde tijd, behalve aan de in artikel 9bis, § 1, 5º, bedoelde vreemdelingen, die een tijdelijke verblijfsvergunning voor één jaar ontvangen.
Vóór het verstrijken van die termijn moet de in artikel 9bis, § 1, 5º, bedoelde vreemdeling het secretariaat van de Commissie het bewijs verschaffen dat hij de bepalingen van zijn sociaal-economisch bijdrageproject heeft nageleefd.
Zijn verblijfsvergunning zal dan voor onbepaalde tijd worden verleend.
Zo de in artikel 9bis, § 1, 5º, bedoelde vreemdeling gegronde redenen had om zijn sociaal-economisch bijdrageproject niet na te leven, brengt hij die bij aangetekende brief ter kennis van de Regularisatiecommissie, die in voorkomend geval een beslissing neemt over de toekenning van een verblijfsvergunning van onbepaalde tijd. ».
Art. 10
In dezelfde wet wordt een artikel 9decies ingevoegd, luidende :
« Art. 9decies. — Er kan niet tot verwijdering worden overgegaan in de tijdspanne die verloopt tussen de indiening van de aanvraag en de dag waarop met toepassing van deze wet een ongunstige beslissing wordt genomen. Daartoe wordt op de dag van de indiening van de aanvraag elk bevel het grondgebied te verlaten opgeschort. ».
Art. 11
Overgangsbepaling
Elke aanvraag tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning die sinds drie jaar op grond van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen werd ingediend en waarover op de dag van de inwerkingtreding van deze wet nog geen beslissing was genomen, geeft aanleiding tot een gunstige beslissing.
De aanvragen die vóór de inwerkingtreding van deze wet werden ingediend, worden automatisch naar de Regularisatiecommissie doorverwezen.
10 december 2008.
Freya PIRYNS Carine RUSSO José DARAS. |
(1) Union pour la défense des sans-papiers.
(2) www.vlos.dnsalias.org/docs/Actie/Verslag_ombudsman_nov2008_licht.pdf.
(3) Before and After : La situation sociale et économique des personnes ayant bénéficié de la procédure de régularisation en 2000 (loi du 22 décembre 1999), ULB, raadpleegbaar op : http://www.ulb.ac.be/socio/germe.
(4) Richtlijn 2004/83/EG voorziet in subsidiaire bescherming voor de vreemdelingen ten aanzien van wie er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat zij, wanneer zij naar hun land van herkomst terugkeren, een reëel risico zouden lopen op ernstige schade. Artikel 15 van de richtlijn definieert « ernstige schade », als volgt : a) doodstraf of executie; of b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van een verzoeker in zijn land van herkomst; of c) ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
(5) Voor een recent voorbeeld zij verwezen naar de Rogiertoren waar een groot aantal illegalen werden aangehouden (La Capitale, 6 december 2005).