4-59

4-59

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 15 JANVIER 2009 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Helga Stevens à la secrétaire d'État aux Personnes handicapées sur «la représentation limitée de personnes handicapées au sein du Conseil supérieur national des personnes handicapées» (nº 4-654)

M. le président. - M. Carl Devlies, secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, répondra.

Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Eerder vroeg ik de staatssecretaris in een schriftelijke vraag al hoeveel van de twintig huidige leden van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap zelf een handicap hebben. Ze antwoordde toen dat ze me deze informatie niet kon bezorgen. Ze voerde aan dat artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 juli 1981 betreffende de expertise van de leden enkel bepaalt dat het om mensen moet gaan `die speciaal bevoegd zijn wegens hun deelneming aan de activiteiten van organisaties die zich voor personen met een handicap interesseren of wegens hun sociale of wetenschappelijke activiteiten.'

Of leden van de raad zelf al dan niet een handicap hebben, klasseerde ze als een loutere privéaangelegenheid. Om redenen van bescherming van de privacy weigerde ze me bijgevolg te zeggen hoeveel leden van de raad een handicap hebben. Ik vind dit een erg vreemde redenering. Ik vroeg immers niet wie van de leden van de raad een handicap heeft. Ik vroeg alleen in algemene zin naar het aantal mensen met een handicap in de raad. Ik zie niet in hoe de staatssecretaris de privacy van specifieke leden van de raad zou schenden door me dat cijfer te bezorgen. Ik vind het bovendien een zeer relevant gegeven om te weten in welke mate mensen die zelf een handicap hebben, deel uitmaken van de raad.

Ik ben dan maar zelf op zoek gegaan naar een antwoord op mijn vraag. Volgens de gegevens die ik heb verzameld, hebben maar vier van de twintig leden van de Nationale Hoge Raad een handicap. Dit vind ik teleurstellend weinig. Ter vergelijking: meer dan 50% van de leden van een gelijkaardige instantie in de VS, de National Council on Disability, heeft een handicap. Persoonlijk vind ik dat ook de normaalste zaak van de wereld. Dat in België maar zo'n 20% van de leden van de raad een handicap heeft, getuigt mijns inziens van een ronduit betuttelende houding ten aanzien van de grote groep van mensen met een handicap in onze samenleving.

Vandaag kunnen mensen met een handicap echt wel zelf opkomen voor hun belangen en rechten. Zeggen dat andere mensen dit in hun plaats beter kunnen, getuigt van een achterhaald en beledigend paternalisme. Er zijn vandaag heus voldoende mensen met een handicap die de vereiste academische of professionele achtergrond bezitten. Empowerment - het heft zelf in handen nemen - is vandaag ook in de wereld van mensen met een handicap een centrale gedachte. Ik verwijs hierbij naar de slogan van het Europees Gehandicaptenforum: `Nothing about us without us'. De staatssecretaris voor mensen met een handicap zou die empowermentgedachte ten volle moeten steunen. Wanneer bijvoorbeeld twee vergelijkbare kandidaten zich aandienen - de ene met en de ander zonder handicap - dan moet men kiezen voor de kandidaat met een handicap. Dat was in het verleden vaak niet het geval.

Klopt het dat maar vier leden van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap een handicap hebben? Indien dat niet juist is, hoeveel leden van de raad hebben dan wel een handicap?

Is de staatssecretaris het met me eens dat professionelen zonder handicap op het ogenblik een overdreven gewicht hebben in de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap en dat dit helemaal ingaat tegen de empowermentgedachte?

Is ze bereid om een wettelijke bepaling in te voeren die ertoe leidt dat meer mensen met een handicap in de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap vertegenwoordigd geraken? Zou ze eventueel overwegen om een quotum in te voeren? Welke andere mogelijkheden ziet ze om de vertegenwoordiging van mensen met een handicap in de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap op te voeren?

De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van staatssecretaris Fernandez Fernandez.

Zoals ik voorheen al heb geantwoord, zijn de handicap of de gezondheidstoestand strikt persoonlijke gegevens die tot de persoonlijke levenssfeer behoren. Ik beschik niet over informatie waaruit blijkt hoeveel van de leden van de Nationale Hoge Raad door een gemeenschapsfonds of door een federale administratie erkend zijn als persoon met een handicap. Ik kan de cijfers die de senator vermeldt, niet bevestigen.

Maar net als de senator ben ik van mening dat de personen met een handicap moeten deelnemen aan het besluitvormingsproces, zonder hen daarbij echter te stigmatiseren. Ik zal dit punt voorleggen aan de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap, zodat hierover een denkoefening kan worden opgestart. Ik zal tegelijk de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap informeren over uw vraag inzake het aantal personen met een handicap die in de Raad zetelen, en het staat hem vrij om de informatie die de senator vraagt door te geven.

Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Ik ga helemaal niet akkoord met de stelling van de staatssecretaris dat het al dan niet hebben van een handicap een gegeven is dat tot de persoonlijke levenssfeer behoort. Hetzelfde argument kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor geslacht, terwijl er onder meer op verkiezingslijsten een verplichting tot evenredige verdeling tussen mannen en vrouwen is.

Net in die instantie die de belangen van mensen met een handicap ter harte moet nemen, wordt het evenwicht tussen mensen met en mensen zonder handicap niet bewaakt. Dat is absoluut niet redelijk en zelfs onbegrijpelijk. Om te oordelen over de mogelijke impact van toekomstige beleidsbeslissingen op mensen met een handicap, zijn precies de groep van mensen met een handicap het best geplaatst om mee te oordelen. Ik aanvaard niet dat mensen zonder handicap in onze plaats adviseren. Mét ons, ja, maar niet in onze plaats. We moeten eerlijk toegeven dat in de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap nu in onze plaats wordt beslist. Ik zal dat blijven aanklagen.