4-59 | 4-59 |
M. le président. - M. Carl Devlies, secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, répondra.
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - In mei 2008 stelde ik aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven een vraag over het uitreiken van taalattesten voor de kennis van de Vlaamse of Frans-Belgische gebarentaal door SELOR aan politiemensen.
Het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten voorziet immers in het certificeren van de kennis van onder meer Vlaamse en Frans-Belgische gebarentaal op voorwaarde dat erkend is dat deze kennis een werkelijke waarde heeft voor de politiedienst of het korps waartoe het personeel behoort. Voor de federale politie staat de minister in voor de erkenning, voor de lokale politie is dat de burgemeester. Tot nog toe heeft SELOR echter nog geen enkel taalattest voor deze beide gebarentalen afgeleverd.
De minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven antwoordde op mijn vraag dat de Dienst Rekrutering en Selectie van de federale politie en SELOR elkaar al wel hadden gesproken over het afleveren van dergelijke taalattesten, maar dat dit nog niet had geleid tot een officiële aanvraag van de federale politie aan SELOR om dergelijke taalattesten effectief af te leveren. De federale politie diende onder meer nog intern te bepalen voor wie een dergelijke talenkennis relevant kon zijn. Over de situatie bij de lokale politie kon de minister geen informatie verschaffen.
Het is evident dat kennis van één van beide gebarentalen voor zowel federale als lokale politiemensen nuttig kan zijn met het oog op dienstverlening aan dove of slechthorende mensen. Via een officieel attest van SELOR betreffende hun kennis van Vlaamse of Frans-Belgische gebarentaal zouden deze mensen ook in aanmerking kunnen komen voor een tweetaligheidstoelage.
Welke stappen dienen de federale politie, enerzijds, en de lokale politie, anderzijds, nog te doen vóór SELOR overeenkomstig het koninklijk besluit van 2001 taalattesten kan afleveren aan politiemensen voor hun kennis van Vlaamse of Frans-Belgische gebarentaal?
Tegen wanneer zal SELOR dergelijke attesten kunnen afleveren?
De heer Carl Devlies, staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie. - Ik lees het antwoord van minister De Padt.
Voor de federale politie vermeldt de bijlage 16 bij het ministerieel besluit van 28 december 2001 de directies en diensten waar de gebarentaal als nuttig wordt erkend.
Voor de korpsen van de lokale politie moet, naar gelang van het geval, de burgemeester of het politiecollege bepalen of de kennis van de gebarentaal als nuttig wordt beschouwd.
In 2004 hebben mijn voorganger en de afgevaardigde bestuurder van SELOR een protocol ondertekend, waarmee SELOR zich engageert ten behoeve van de personeelsleden van de politiediensten taalexamens te organiseren over andere talen dan de landstalen, waaronder de gebarentaal, en om de lijst op te stellen van de taaldiploma's die de kandidaten vrijstelt van die taalexamens. Op basis van dit protocol werd voor de personeelsleden van de politiediensten al een taalexamen over de kennis van de Engelse taal georganiseerd.
Voor de organisatie van het examen over de gebarentaal heeft SELOR, gelet op de specificiteit, een werkgroep opgericht.
De eerstvolgende vergadering van deze werkgroep zou eind januari plaatsvinden en zou de methodologie van het examen over de kennis van de gebarentaal moeten vastleggen en de lijst moeten opstellen van de diploma's die een vrijstelling van het taalexamen verlenen.
Wat de timing van de organisatie van de examens en de aflevering van de brevetten door SELOR betreft, verwijs ik naar de minister van Ambtenarenzaken, die ter zake bevoegd is.
Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord en ben blij te vernemen dat de politiediensten blijkbaar bereid zijn de Vlaamse en Frans-Belgische gebarentaal in hun werking te valoriseren. Dat is natuurlijk belangrijk voor de dienstverlening aan de burgers, onder wie zich ook doven en slechthorenden bevinden.
Ik zal deze zaak blijven opvolgen.