4-59

4-59

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 15 JANVIER 2009 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Hugo Coveliers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances et au ministre de la Justice sur «les propos racistes entendus au cours des manifestations organisées récemment à propos des événements qui secouent le Moyen-Orient et la passivité du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme» (nº 4-568)

De heer Hugo Coveliers (VB). - De voorzitter heeft het laatste deel van de titel van mijn vraag weggelaten: `in de inquisitoriale rol dit het zich toemeet'. Nochtans zijn die woorden niet onbelangrijk.

Het jaarverslag 2007 dat dit Centrum heeft gepubliceerd, heeft een vrij scherpe kritiek gekregen van De Juristenkrant. `Het CGKR geeft eens te meer geen overzicht van het aantal, noch van de aard van de rechtszaken die het opgestart heeft in 2007. De burger heeft nochtans het recht om te weten in welke zaken het Centrum naar de rechter stapt, waar dat gebeurt, om welke feiten en discriminatiegronden het gaat, wat het resultaat van die rechtszaken was en hoeveel ze gekost en/of opgebracht hebben. Alleen zo is democratische controle op de werking van deze essentiële taak van het Centrum mogelijk. Nu kan dat helaas niet en wordt de indruk gewekt dat arbitrair of à la carte naar de rechter wordt gestapt.'.

Wanneer een gewezen doelman van onze nationale ploeg ergens in een Zuid-Amerikaans land tijdens een televisiereportage tegen het achterste van een medewerker van een hotel trapt en die medewerker is toevallig iemand met een zwarte huidskleur, dan staat mijnheer De Witte, de directeur-generaal van dat Centrum, op en bezweert hij iedereen dat hij een onderzoek zal doen naar het racisme van de brave man, in casu Jean-Marie Pfaff. Wanneer de VRT een provocerende test organiseert aan een fitnesscentrum om ervoor te zorgen dat iemand geweigerd wordt en dan te concluderen dat die weigering er alleen maar kwam wegens het Noord-Afrikaanse uiterlijk van deze man, dan is dat Centrum altijd onmiddellijk aanwezig.

Ik heb in Antwerpen enkele betogingen gezien en daar slogans horen roepen die manifest racistisch waren. Ik hoorde slogans over een bevolkingsgroep die in Antwerpen zeer goed vertegenwoordigd is en daar nooit enig probleem veroorzaakt. Ik hoorde uitroepen als `Joden buiten' en andere die rijmen op Hamas en die ik hier niet wil herhalen. En toch komt daarop geen enkele reactie van dat nochtans vet gesponsorde en goedbetaalde Centrum. Met het geld van dat Centrum zou men overigens 200 substituten kunnen betalen. Is dat geen blijk, zoals de journalist van De Juristenkrant zegt, dat het Centrum mogelijk met twee maten meet? Dat is dan wel bijzonder gevaarlijk, want dat Centrum is ook bevoegd voor de bestrijding van discriminatie. Zou het niet kunnen dat het Centrum zelf discrimineert? Dat het, wanneer een bepaalde bevolkingsgroep wordt beledigd, de dader gaat vervolgen, maar dat het niets doet tegen antisemitische uitlatingen?

Vanochtend hebben we in de Senaat het vervolgingsbeleid en de verantwoordelijkheid hiervoor van de minister van Justitie hierin bediscussieerd. Een gedeelte van dat vervolgingsbeleid is in feite geprivatiseerd, ook al is dat iets wat zelfs volgens de liberalen nooit aan de privé mag worden toevertrouwd. Toch heeft men die bevoegdheid toegekend aan een instelling die niet tot het Openbaar Ministerie behoort, namelijk het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding. Datzelfde Centrum induceert vorderingen, waardoor het parket, dat uiteraard geen dubbel werk wil doen, niet meer optreedt tegen deze manifeste schendingen van de wet, tegen deze duidelijk discriminatoire en racistische uitlatingen.

Hoe komt het dat het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding met twee maten meet? Wordt de bevoegdheid tot vervolgen niet beter uitsluitend toegekend aan het Openbaar Ministerie, en dat aan het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging alle groepen op een gelijke manier vervolgt in plaats van te discrimineren? Moet er misschien zelfs geen klacht worden ingediend tegen het Centrum wegens overtreding van de antidiscriminatiewetgeving?

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. - Het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding heeft drieëntwintig meldingen gekregen over incidenten en over mogelijke racistische uitlatingen tijdens de recente betogingen in verband met het Midden-Oosten.

Daarnaast ontving het Centrum ook verschillende reacties over dergelijke feiten die niet leidden tot een concrete melding. Momenteel analyseert het Centrum deze meldingen en gaat concreet na of er sprake is van een haatmisdrijf, van een inbreuk op de antidiscriminatiewetgeving of de negationismewet of van het aanzetten tot haat, geweld of discriminatie.

Ten slotte zal het Centrum, zoals aangekondigd in een persbericht dat het Centrum op vrijdag 9 januari 2009 verspreidde, een klacht indienen tegen elk geval van geweld en agressie tegen personen of goederen, zodat de onderzoekers de mogelijke aanwezigheid van verwerpelijke beweegredenen, zoals haat, misprijzen of vijandigheid op basis van een geloofsovertuiging, afkomst, enzovoort, volledig mee in aanmerking nemen. Daardoor zal het Centrum ook informatie kunnen krijgen over het resultaat van de onderzoeken en kan het desgevallend mee in rechte optreden.

De directie van het Centrum bekijkt dagelijks met de dienst Racisme en de betrokken medewerkers van antisemitismedossiers de binnengekomen meldingen en het gevolg dat eraan wordt gegeven. Het Openbaar Ministerie is uiteraard ook bevoegd om racistische daden en uitlatingen te vervolgen.

De heer Hugo Coveliers (VB). - Over dit antwoord kunnen we lang discussiëren, maar ik zal het kort houden. Ik stel vast dat wanneer een brave man, destijds een provincieraadslid van de VLD, voorstelde om maatregelen te nemen naar aanleiding van incidenten die plaatsvonden in een provinciaal domein, de heer De Witte er bijna voor heeft gezorgd dat die man aan de schandpaal werd genageld en zijn betrekking dreigde te verliezen en dergelijke meer. Bij dergelijke voorvallen staat het Centrum altijd klaar met perscommuniqués en persconferenties.

Op 31 december 2008 hebben zich in Antwerpen feiten van racisme en antisemitisme voorgedaan. Vertegenwoordigers van het Centrum die in Antwerpen wonen, waren daarbij aanwezig. Als er racistische uitspraken vallen tegenover met name de islam, staan zij altijd onmiddellijk klaar met verklaringen tegenover de pers. Nu horen we niets van het Centrum.

De stelling dat het Openbaar Ministerie zijn bevoegdheid moet nemen is onjuist. In het handboek Discriminatierecht staat dat de bevoegdheid tot vervolging in grote mate is overgedragen aan het Centrum. Dat is trouwens ten onrechte gebeurd, want die overdracht is volgens het Europees recht niet vereist voor gevallen van antisemitisme en racisme, maar enkel voor schendingen van de antidiscriminatiewetgeving.

Ik kan alleen maar vaststellen dat de opmerkingen over het jaarverslag 2007 in De Juristenkrant juist zijn. Ik lees het vervolg van het citaat uit mijn vraag: `Deze lacune ...' - bedoeld wordt het niet publiceren - `... is merkwaardig voor een organisatie die ieder jaar opnieuw terecht pleit voor openbare statistieken over racisme en over de wijze waarop het gerecht dat misdrijf afhandelt. Ze is des te verbazender in een tijd van corporate governance waarin iedere vergelijkbare organisatie en zelfs ieder bedrijf inzage verschaft in de belangrijkste data van zijn werking, en ze verbaast ook omdat ieder parket ook al zijn daden, seponering, dagvaarding en dergelijke, moet motiveren, terwijl een privéparket als het Centrum dat niet nodig vindt.'

Ik denk dat de minister eens grondig navraag moet doen bij het Centrum naar de redenen waarom het zich aan discriminatie bezondigt. Het Centrum wordt overigens bevolkt met leden van de meerderheidspartijen, van de sp.a en van ECOLO. Zelf overweeg ik klacht in te dienen tegen het Centrum wegens discriminatie tussen twee verschillende geloofsovertuigingen.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. - Uit een persbericht van vrijdag jongstleden blijkt het standpunt van het Centrum overduidelijk. `Er werden ook gewelddaden en aanvallen gepleegd tegen goederen (molotovcocktails tegen een synagoge in Charleroi, poging tot brandstichting tegen een huis met joodse bewoners in Antwerpen, het gooien van stenen naar een joodse school in Brussel, ...). Deze daden zijn op zich strafbaar, maar wanneer er een verwerpelijke beweegreden in het spel is (haat, misprijzen of vijandigheid op basis van een geloofsovertuiging, de afkomst, ...) dan voorziet de wet erin dat een zwaardere straf kan worden uitgesproken (verzwarende omstandigheden). Dergelijke daden zijn onaanvaardbaar en moeten gesanctioneerd worden. Het Centrum heeft besloten om klacht neer te leggen tegen elk dergelijk geval van geweld en agressie tegen personen en goederen, zodat de onderzoekers de mogelijke aanwezigheid van deze verwerpelijke beweegredenen volop mee in aanmerking nemen.'

Dat is een bijzonder duidelijke en strenge stellingname van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding.

De heer Hugo Coveliers (VB). - Ik zeg het in het Italiaans: `parole, parole, parole'!

Voor andere overtredingen wordt op de dag van de feiten een klacht met burgerlijke partijstelling ingediend. Andere verdachten worden aan de schandpaal gezet. Anderen worden op hun werk opgepakt, zodat ze het risico lopen te worden ontslagen. De door het Centrum aangestelde advocaten staan dan al klaar met hun burgerlijke partijstelling. Nu is geen enkele klacht met burgerlijke partijstelling ingediend en ik vraag me af of het wel mogelijk is dat te doen, aangezien gewoonweg niet bekend is wie de feiten kan hebben gepleegd, doordat te laat is opgetreden. Daarin precies bestaat de discriminatie die ik aan de kaak stel.

Ik ben tegen iedere discriminatie, ook tegen die in het voordeel van het Centrum en van diegenen die altijd door het Centrum worden verdedigd.