4-53 | 4-53 |
M. le président. - M. Collignon se réfère à son rapport écrit.
De heer Wouter Beke (CD&V). - Collega's Vandenberghe, Van Parys, Van Den Driessche, Van Hoof en ikzelf hebben dit wetsvoorstel ingediend. Het voorstel maakt een einde aan een bestaande discriminatie van gefailleerde zelfstandigen in het geval hun een beroepsverbod wordt opgelegd.
Artikel 3bis, §4, van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, bepaalt dat de rechter een beroepsverbod moet opleggen tot een minimum van drie jaar. Het Grondwettelijk Hof oordeelde in het verleden meermaals dat het ontbreken van de mogelijkheid van de rechter om deze minimumduur van drie jaar te milderen, discriminerend en ongrondwettelijk was.
Met dit voorstel komt aan die discriminatie eindelijk een einde, zodat de rechter voortaan over een wettelijke basis beschikt om een beroepsverbod van minder dan drie jaar op te leggen aan een gefailleerde zelfstandige. We zijn verheugd dat dit voorstel in de commissie door een brede meerderheid werd goedgekeurd en we hopen dat dit ook in de plenaire vergadering het geval zal zijn.
-La discussion générale est close.