4-1039/1 (Sénat) | 4-1039/1 (Sénat) |
9 DECEMBER 2008
I. INLEIDING
Op woensdag 3 december 2008 werd een vergadering georganiseerd door het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden samen met de Commissie voor Binnenlandse Zaken en administratieve Aangelegenheden van de Senaat en de Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Tijdens deze vergadering die betrekking had op het Europees asiel- en migratiebeleid, werd van gedachten gewisseld met de heer Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie, verantwoordelijk voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER JACQUES BARROT, VICE-VOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE
1. Inleiding
Het is een buitenkans om te spreken met leden van het Belgische federale parlement over deze materie. De rol van nationale parlementen is niet enkel belangrijk in Europa in het algemeen, maar zeker bij debatten als deze in het bijzonder. België heeft ook een specifieke rol te spelen in deze thematiek, hetgeen onder andere bevestigd wordt door het voorzitterschap van de Commissie LIBE in het Europees Parlement, door de Belg Gérard Deprez.
Migratie is een complexe materie en in de meeste landen ook een politiek gevoelig dossier. België is daar geen uitzondering in.
2. Het Europees Pact voor Asiel en Migratie
Hoewel in het verleden vele standpunten werden ingenomen door de Europese Commissie, is het pas sinds het Europees Pact voor Asiel en Migratie dat men op een keerpunt is gekomen. Er is eindelijk erkend dat er een echte Europese oplossing nodig is voor een meer en meer Europees wordend probleem. Het is toch ondenkbaar dat een goed werkende Schengenzone moet rekening houden met 27 verschillende nationale migratiewetten.
Vandaar dat in dit Europees Pact 5 engagementen werden aangegaan.
a. Organisatie van legale migratie
Het is noodzakelijk dat legale migratie op Europees niveau wordt georganiseerd, rekening houdend met de eigenheid van elke lidstaat, onder andere inzake de eigen arbeidsmarkt. Men kan er echter niet om heen dat de bevolking van Europa snel veroudert en de nataliteit daalt. Er zijn dus werknemers nodig, die onder andere via migratie naar Europa moeten kunnen komen.
Om dit te realiseren, is een kader nodig dat zekerheid biedt : de blauwe kaart die de EU aantrekkelijk moet maken voor geschoolde werknemers, specifieke regelingen voor stagiairs, seizoensarbeiders enz. Dit alles moet gepaard gaan met duidelijk overleg met de herkomstlanden, waarbij bilaterale akkoorden moeten zorgen dat er geen « braindrain » naar Europa plaatsvindt.
b. Strijd tegen illegale migratie
Meer en meer wordt migratie gekoppeld aan criminaliteit en mensenhandel. Deze excessen moeten met alle middelen bestreden worden met respect voor het individu dat slachtoffer van deze praktijken is. Zo is er bijvoorbeeld een richtlijn op de terugkeer aangenomen die de nadruk legt op vrijwillige terugkeer, waarbij onder ander juridische steun wordt gegeven aan zij die terugkeren naar het herkomstland. Ook zijn er duidelijke en zware sancties voor werkgevers die mensen zonder papieren tewerkstellen.
c. Versterken van de grenscontroles aan de buitengrenzen van de EU
Frontex, het verantwoordelijk agentschap met zetel in Warschau, waakt over een efficiënte controle van de buitengrenzen. Jammer genoeg heeft het niet kunnen vermijden dat er afgelopen zomer opnieuw meer dan 2000 doden vielen bij illegale mensentransporten. Het betrof hier vooral drenkelingen na ongevallen met zeeonwaardige bootjes.
Om deze reden hoopt Frontex in de toekomst nauwer toe te kunnen zien op de maritieme grenzen van Europa, en werkt men aan een manier om zo dicht mogelijk bij de kusten van de immigratielanden te kunnen opereren.
Een andere controle die zal worden opgevoerd betreft het langer verblijven in een lidstaat dan het visum toelaat. Er zal een netwerk worden gemaakt om de verschillende informatie te bundelen en te beheren op een meer efficiënte manier.
d. Nieuwe maatregelen inzake asielrecht
Hier betreft het vooral het Verdrag van Dublin dat moet worden herbekeken. Men gaat immers uit van het principe dat het eerste land waar een asielzoeker terechtkomt, instaat voor de behandeling van het dossier. Dit principe is in de huidige omstandigheden te rigide en creëert onevenwichten binnen Europa. Er moet meer worden gekeken naar persoonlijke omstandigheden om de ontvangststaat te bepalen, zoals bijvoorbeeld het land waar familieleden van de betrokkenen wonen.
Ook moet de mogelijkheid bestaan om dit principe op te schorten als de toevloed te groot wordt, zoals in Griekenland en Malta op dit moment.
Tevens moet de opvang van asielzoekers humaner worden. Detentie moet beperkt blijven en voor kinderen eerder een uitzondering zijn. Er moet na verloop van tijd toegang zijn tot de arbeidsmarkt, en de asielzoeker moet kunnen beschikken over een vergoeding om te leven.
e. Globale partnerschappen
Op de achtergrond geldt nog steeds het principe dat immigratie moet gekoppeld worden aan ontwikkeling. Daarvoor zijn er vele bilaterale akkoorden nodig, die thans reeds bestaan met Moldova en Capverde, met akkoorden met Senegal en Marokko in voorbereiding.
In deze akkoorden moet het vooral gaan om de ontwikkeling van deze landen, terwijl ook principes zoals de terugkeer van migranten en asielzoekers moeten worden opgenomen. De samenwerking met de h. Louis Michel is in dit opzicht bijzonder belangrijk.
3. Agenda voor 2009
In de eerste plaats dient het Verdrag van Dublin te worden herzien, evenals de manier waarop asielzoekers in het ontvangstland worden opgevangen.
Tevens zal in februari een ondersteuningsbureau worden opgericht dat de nodige expertise bundelt betreffende de herkomstlanden, hulpverlening, enz.
In maart zullen richtlijnen inzake seizoensarbeid, werknemers van multinationale ondernemingen en betaalde stagiairs worden herzien.
Ten slotte zal werk worden gemaakt van een definiëring van het begrip « asielzoeker », rekening houdende met de bepalingen van Genève en andere juridische bronnen. Ook de procedures tot erkenning zullen waar mogelijk worden geharmoniseerd.
III. GEDACHTEWISSELING
1. Migratie en Europa
De heer Philippe Moureaux, voorzitter van de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de administratieve Aangelegenheden van de Senaat, stelt dat immigratie van levensbelang is voor Europa. Het inwonersaantal van Brussel zou dramatisch dalen indien er geen migratie zou zijn. Dit wil echter niet zeggen dat de deuren van Europa zonder meer open moeten gesteld worden. Er moet een evenwicht worden gevonden. In dit opzicht is er nog een groot verschil tussen de opinies van de verschillende lidstaten. Zo is men in België meer en meer overtuigd van het feit dat men kinderen niet mag opsluiten. In andere landen is men (nog) niet zo ver.
Niettemin moet er een doorgedreven harmonisering komen van de toepasselijke regelgeving inzake asiel en migratie, om concurrentie tussen de lidstaten en een soort van « forum shopping » te vermijden. Deze harmonisatie zal geleidelijk moeten gebeuren, alles in één keer doen is onmogelijk.
De heer François Roelants du Vivier, senator, merkt op dat het door de heer Barrot aangehaalde ondersteuningsbureau belangrijk werk kan verrichten ter zake, onder andere door het opstellen van een soort van « Best Practices » en het vergelijken van de cijfers van de verschillende lidstaten. Het is bijvoorbeeld bijzonder interessant te onderzoeken waarom Zweden een toelatingspercentage van asielzoekers heeft van 25 % terwijl dat in Griekenland slechts 3 % bedraagt.
Mevrouw Sfia Bouarfa, senator, benadrukt dat Europa geworden is tot wat het is mede dankzij migratie. Vele migranten hebben Europa op alle vlak verrijkt. Migratie is cruciaal voor de verdere ontwikkeling van dit continent. Het is daarom aanstootgevend dat er blijkbaar een zekere wil bestaat in Europa om de deuren te sluiten voor het zuiden, en voorrang te geven aan migratie binnen de grenzen van de Europese Unie.
De heer Herman De Croo, voorzitter van het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden, stelt dat migratiebewegingen nooit tegen een land in gevoerd kunnen worden. Men moet een migratiebeleid voeren dat de steun geniet van de bevolking. Daar horen geen ideologische discussies bij, maar eerder realistische visies om dit te verwezenlijken.
De heer Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie, bevestigt dat het ondersteuningsbureau in belangrijke mate zal moeten onderzoeken hoe de asielregelgeving in Europa kan worden geharmoniseerd.
Meer algemeen wordt ook gerefereerd naar de rol van de diaspora in haar relaties met de herkomstlanden. De diaspora kan ervoor zorgen dat de inspanningen die Europa wil doen, beantwoorden aan de behoeften van de landen van herkomst.
2. Illegale migratie
De heer Philippe Moureaux, voorzitter van de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de administratieve Aangelegenheden van de Senaat, is van oordeel dat personen die illegaal in het land verblijven en er misdrijven begaan, moeten worden teruggestuurd naar het herkomstland. Dit stuit echter soms op praktische problemen. Indien men een dergelijk persoon het bevel geeft het land te verlaten en terug te keren, is dit gezien de toestand in het herkomstland, niet altijd mogelijk. Andere individuen in dezelfde situatie kunnen dan weer wel teruggestuurd worden. Het is zaak om in deze situatie duidelijkheid te brengen.
Inzake de migratie over zee is het duidelijk dat er dringend maatregelen genomen moeten worden. Men moet hierbij vooral de transitlanden bijstaan. Vaak komen vele Algerijnen via Marokko in de migratiestroom naar Europa terecht. In plaats van deze mensen te vatten op zee, kan men hen beter proberen tegen te houden in Marokko zelf.
Mevrouw Isabelle Durant, senator, benadrukt dat de richtlijn betreffende de gedwongen terugkeer met reden bekritiseerd wordt. Men spreekt over een opsluiting tot 18 maanden, een gedwongen terugkeer voor kwetsbare personen als zwangere vrouwen of niet-begeleide minderjarigen, de terugkeer naar een transitland in plaats van naar het herkomstland, enz.
De heer François Roelants du Vivier, senator, blijft de ontwikkelingen inzake mensenhandel verontrustend vinden. Hoe komt het dat er nog steeds onvoldoende toegang is tot strafrechterlijke uitspraken in andere lidstaten ? Dit is één van de belangrijkste maatregelen die genomen moeten worden om een nieuwe zaak Fourniret te vermijden.
De heer Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie, is het volledig eens met de opmerkingen gemaakt inzake de transitlanden. Landen als Turkije en Marokko hebben ter zake grote problemen. Één van de oplossingen ligt in het voornemen van Europa om deze landen te helpen in het sluiten van akkoorden met de buurlanden die herkomstland zijn. Dit is echter niet evident omdat bij vele van deze laatste landen veel tegenkanting bestaat.
Inzake mensenhandel zal in de eerste plaats het kaderbesluit worden herzien in 2009. Maar er is reden tot ongerustheid. Mensenhandel floreert opnieuw. Men moet alle maatregelen nemen die mogelijk zijn om dit een halt toe te roepen, gaande van de creatie van een centraal Europees noodnummer tot het bestrijden van het parkeren van de enorme winsten in fiscale paradijzen.
De richtlijn betreffende de gedwongen terugkeer is slechts een eerste juridisch kader gebaseerd op wat vroeger statenpraktijk was. Het is een begin en zal nog verder moeten worden uitgewerkt. Het is al wel zo dat de rechten van diegenen die worden teruggezonden, nu reeds zijn versterkt. Men kan er alleen maar streng op blijven toezien. Zo zal de Commissie niet toelaten dat men de maximumtermijn van 18 maanden opsluiting gaat hanteren als norm en als excuus om nu kortere termijnen te verlengen. Dit neemt niet weg dat de heer Barrot hard gelooft in de vrijwillige terugkeer, van zodra de nodige garanties en modaliteiten zijn ingevuld.
3. Vrijwillige immigratie en de blauwe kaart
De heer Philippe Moureaux, voorzitter van de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden van de Senaat, staat weigerachtig tegenover het principe om hoogopgeleiden een blauwe kaart te geven om naar Europa te komen. Is dit verzoenbaar met het idee dat men de herkomstlanden moet ontwikkelen ? Men neemt immers via deze blauwe kaart de elite van dat land weg, die moet instaan voor deze ontwikkeling.
De heer François Roelants du Vivier, senator, is het in grote mate eens met de heer Moureaux betreffende de noodzaak voor Europa van een migratiebeleid. Europa zal tegen 2050 50 miljoen inwoners verloren hebben, maar zal tegen dan 30 miljoen nieuwe werknemers moeten vinden. De blauwe kaart van de Europese Unie wil hieraan tegemoetkomen, maar heeft vooral betrekking op geschoolde werkkrechten. Buiten de opmerking die de heer Moureaux hierover maakte, dient ook te worden onderzocht hoe men lager of ongeschoolde arbeidskrachten naar Europa kan brengen, want die zijn ook noodzakelijk.
Mevrouw Isabelle Durant, senator, is eveneens van oordeel dat de blauwe kaart een « braindrain » dreigt te creëren in de landen van herkomst. De heer Barrot heeft gesproken over inspanningen die in deze landen worden gedaan om dit op te vangen. Over wat gaat het concreet ?
Verder kan men zich de vraag stellen of men, in plaats van te zoeken naar nieuwe migranten via de blauwe kaart, niet beter eerst de reële noden van de arbeidsmarkt kan bekijken, waarbij men niet mag vergeten dat er bij de groep « illegalen » een groot aantal personen zijn die via een regularisering aan deze noden kan beantwoorden. Waarom wordt hierover op Europees niveau niet gesproken ?
De heer Philippe Moureaux, voorzitter van de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de administratieve Aangelegenheden van de Senaat, merkt nog op dat België een aantal jaren geleden een grote regularisatie heeft doorgevoerd. Dit staat niet synoniem voor een collectieve regularisatie. Elk dossier moet individueel bekeken worden. Dat hierbij een duidelijk referentiekader nodig is, dat eventueel mede op Europees niveau kan worden opgesteld, is evident.
Mevrouw Sfia Bouarfa, senator, vindt dat er geen vergelijking mogelijk is tussen de blauwe kaart en de Amerikaanse « Green Card ». Om enkele voorbeelden te geven : er is geen onbeperkt verblijf, men mag na het einde van het arbeidscontract slechts 3 tot 6 maanden blijven om nieuw werk te zoeken (hetgeen niet eenvoudig is, gezien sommige discriminaties op de arbeidsmarkt), er is geen vrij verkeer, er is geen mogelijkheid tot gezinshereniging of verkrijgen van een Europese nationaliteit, enz.
Mevrouw Anne Delvaux, voorzitter van het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden, stelt vast dat Tsjechië een zeker voorbehoud heeft gemaakt ten opzichte van het systeem van de blauwe kaart. Is dit nog steeds zo en stelt dit geen problemen in het kader van het Tsjechische voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van 2009 ?
De heer Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie, preciseert dat hij niet gesproken heeft over een gekozen migratie, maar over een geconcerteerde migratie. Het spreekt voor zich dat er met de herkomstlanden moet worden gepraat over hoe dit georganiseerd moet worden. Maar dankzij het overeengekomen Europees Pact heeft de Commissie eindelijk een mandaat om dit met één Europese stem te doen. Het Pact heeft een mentaliteitsverandering teweeggebracht die perspectieven biedt. Men moet van het moment gebruik maken om vooruit te gaan.
Men moet niet naïef zijn. Een systeem zoals de blauwe kaart is nodig. Andere economische blokken hanteren vergelijkbare systemen. Spijtig genoeg is het nog vaak zo dat werknemers uit derde landen opteren voor een verblijf in bijvoorbeeld de Verenigde Staten omdat hun statuut en de modaliteiten ervan daar beter zijn dan in Europa waar ter zake niets bestaat.
De blauwe kaart kan leiden tot een « brain drain ». Dat is een feit. Daarom ook is de omkadering en de transparantie zo belangrijk, en is het fundamenteel dat de blauwe kaart een tijdelijke vergunning is. Men moet ook niet denken dat men uniek is in de wereld. Andere economische blokken als de Verenigde Staten of Australië doen hetzelfde. Europa heeft echter de ambitie om het anders te doen, misschien zelfs op een meer ethische wijze.
Wat de niet-gekwalificeerde arbeidskrachten betreft, kan enkel worden aangekondigd dat het Europees Parlement in 2009 een studie organiseert om te bekijken of er nog andere categorieën van werknemers bestaan die een apart statuut verdienen.
Inzake regularisering is een Europese studie afgerond. Uitgangspunt is dat elke regularisatie een persoonlijke beoordeling inhoudt. Men moet geval per geval bekijken of regularisering kan. Dit vereist op zijn minst een bredere administratieve ondersteuning van de betrokken diensten.
Tsjechië heeft een voorbehoud gemaakt omdat het komaf wil maken met de beperkingen die landen als Duitsland en Oostenrijk opleggen aan het toelaten van werknemers uit Roemenië en Bulgarije tot hun arbeidsmarkt. Dit kon gedurende 7 jaar. Het is zeker dat deze positie geen belemmering zal zijn voor de uitvoering van het Pact.
4. Passenger Name Records
De heer François Roelants du Vivier, senator, vraagt hoever men staat in de ontwikkeling van één Europees systeem voor het verzamelen en opslaan van passagiersgegevens. Wat zijn de voordelen van een dergelijk systeem en welke garanties kan men geven voor de bescherming van het vertrouwelijk karakter ervan ?
De heer Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie, is overtuigd van de noodzaak om één Europees systeem te creëren. Zoniet zullen een aantal lidstaten dit op eigen houtje doen. In het kader van de bescherming van de persoonlijke gegevens, is het beter dat er één Europees systeem is dat als referentie kan dienen. Zodoende kan er eventueel ook een wisselwerking ontstaan met de Verenigde Staten om gegevens uit te wisselen.
5. Richtlijn « Recht »
Mevrouw Isabelle Durant, senator, gaat dieper in op de richtlijn « Recht » die onlangs werd aangenomen en die een uniek loket opricht voor het verkrijgen van een verblijfs- en arbeidsvergunning. Tegelijk geeft deze richtlijn een reeks van minimumrechten aan de aanvrager ervan. Er is echter ook een bepaling opgenomen in de richtlijn die stelt dat lidstaten mogen weigeren deze minimumrechten toe te kennen. Is dit geen volledige uitholling van een lovenswaardig principe ?
De heer Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie, bevestigt dat de discussie hierover nog steeds gaande is. Het is een feit dat sommige lidstaten de eindbeslissing willen nemen inzake de toekenning van minimumrechten. De Europese Commissie zal er alles aan doen om zich hiertegen te verzetten.
6. Systeem van « Resettlement »
Mevrouw Freya Piryns, senator, had een specifieke vraag inzake het systeem van « Resettlement » dat vooral in de angelsaksische landen bekend is. Nochtans is dit een systeem dat perfect door de ontvangende landen kan worden gestuurd in hiervoor uitgeruste vluchtelingencentra. De Belgische minister heeft reeds gezegd hiervoor open te staan, maar vindt weinig gehoor in Europa. Wordt hierover in de Europese Commissie gesproken ?
De heer Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie, ziet zeker een grote rol van dit systeem. Men kan refereren naar de gevolgen van de situaties in Irak en Palestina die hebben geleid tot een concentratie van meer dan 2 miljoen vluchtelingen in Syrië en Jordanië. De Europese Unie is niet zo actief op dit vlak als bijvoorbeeld de Verenigde Staten, maar heeft toch beloofd om 10 000 van de meest kwetsbaren te herinstalleren. Het is aan de Commissie om nu uit te werken hoe de verdeling zal gebeuren en met welke modaliteiten. Het is cruciaal dat Europa op dit vlak haar belofte nakomt. Het is een eerste geloofwaardigheidstest.
De voorzitters-rapporteurs, |
Anne DELVAUX (Senaat), Herman DE CROO (Kamer) |