4-50

4-50

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 27 NOVEMBRE 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Révision de la Constitution

Projet de texte portant révision de l'article 22bis de la Constitution (Doc. 4-800)

Proposition de révision de l'article 22bis de la Constitution, en vue d'y ajouter un alinéa concernant la protection de droits supplémentaires de l'enfant (de Mme Sabine de Bethune et consorts, Doc. 4-581)

Discussion

(M. Marc Verwilghen, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

M. Francis Delpérée (cdH), corapporteur. - Au risque de ne pas respecter la règle de neutralité qui s'impose à tout rapporteur, je voudrais dire que le Sénat peut être heureux aujourd'hui. En effet, il est appelé à voter un texte constitutionnel qui a été déposé, voici cinq ans déjà, dans cette assemblée et qui lui revient, changement de législature oblige, après avoir fait un détour par la Chambre des Représentants.

Le Sénat peut être heureux car il est amené, huit jours après la journée dédiée aux droits de l'enfant, huit jours après la journée anniversaire de la Convention des Nations unies du 20 novembre 1989 - presque vingt ans déjà -, à consacrer, au coeur même du texte constitutionnel, parmi les dispositions les plus sacrées du Titre II de la Constitution, les droits particuliers, des droits spécifiques qui reviennent à l'enfant.

Le Sénat peut être heureux parce qu'il a contribué activement à la rédaction et à la discussion du texte dans un groupe de travail, en commission puis en séance publique. Je veux saluer à cette occasion la ténacité de notre ancienne collègue, Mme de T' Serclaes, et de la présidente de groupe, Mme de Bethune. Cette ténacité a été payante.

Une précision s'impose pour rendre compte des travaux de la commission : les droits consacrés dans le nouvel article 22bis n'épuisent évidemment pas la liste des droits de l'enfant. Il y a, bien entendu, tous les droits consacrés au titre II de la Constitution, les droits économiques, sociaux et culturels visés par l'article 23 de la Constitution et le droit à l'enseignement tel qu'il est consacré par l'article 24 de la Constitution.

On commettrait une grossière erreur d'appréciation en considérant que l'article 22bis s'attache à donner un catalogue complet des droits reconnus à l'enfant. À l'enfant ? Non, il faudrait dire aux enfants. Rappelez-vous Jean-Jacques Rousseau et les premiers mots du Contrat social : « Les hommes naissent libres et égaux en droit... » Dès sa naissance, l'enfant a droit aux droits reconnus par la Constitution. Le bébé dans son couffin, le jeune enfant dans l'enseignement fondamental et l'adolescent mineur sont tous des enfants au sens de la Constitution.

C'est cela, la richesse du texte constitutionnel que nous adopterons aujourd'hui, sans susceptibilité d'auteur. Ce texte ouvre des portes, il ouvre des virtualités, mieux, il ouvre des droits. Il reste ainsi fidèle à l'intention fondamentale de notre Constitution initiale.

Je précise que le texte a été adopté par la commission des Affaires institutionnelles à l'unanimité. Je n'ai qu'un voeu à former : que le Sénat puisse, dans les même conditions, compléter l'article 22bis de la Constitution.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V), corapporteur. - Ik dank corapporteur Delpérée en de collega's voor de goede samenwerking, zowel in deze legislatuur als in de vorige legislatuur. Talrijke collega's, waaronder mevrouw de T' Serclaes - die vandaag in de tribune zit - hebben de voorbije jaren meegewerkt aan de grondwettelijke verankering van de kinderrechten. Het huidige artikel 22bis, dat kinderen het recht waarborgt op de eerbiediging van hun morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit, is er pas gekomen in het jaar 2000, als gevolg van de zaak-Dutroux. Daarmee werd een eerste belangrijke stap gezet. Voorheen hadden kinderen geen aparte plaats in onze Grondwet. Het recht op integriteit was een belangrijk signaal aan de overheid, die de expliciete opdracht kreeg om dit recht concreet te maken. Bijna tien jaar later dus zal het geheel van de kinderrechten in de Grondwet gewaarborgd worden.

Meer dan de loutere bescherming van kinderen gaat het er nu om alle kinderrechten te verzekeren. Ik verwijs daarvoor naar het VN-Kinderrechtenverdrag waarin sprake is van de drie P's: Protection, Provision en Participation. Naast de bescherming van kinderen wordt aandacht besteed aan de middelen die kinderen ter beschikking moeten hebben en de inspraak die ze als jonge burgers in de samenleving moeten krijgen.

(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.)

Het waarborgen van de drie P's, die het volledige scala van kinderrechten omvatten, is het opzet van het gewijzigde artikel. Het voorstel werd tijdens de vorige zittingsperiode langdurig in een werkgroep besproken; er waren boeiende hoorzittingen met grondwetspecialisten. Het verslag van die hoorzittingen is, wat de toepassing van dit nieuwe grondwetsartikel betreft, een referentiewerk voor al wie professioneel rond kinderrechten actief is.

De uitbreiding die we vandaag zullen goedkeuren, bevat een algemene verwijzing naar de kinderrechten en in het bijzonder naar het recht van het kind om zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aanbelangt. Er moet rekening worden gehouden met de leeftijd en met het onderscheidingsvermogen. Het belang van het kind moet de belangrijkste overweging zijn bij elke beslissing die het kind aanbelangt.

Voor beleidsmakers en voor de wetgever houdt dat een belangrijke opdracht in. Ik denk bijvoorbeeld aan een paar wetsvoorstellen die al jaren geagendeerd zijn of in de Senaat werden goedgekeurd. Ik denk aan het recht van het kind om gehoord te worden in juridische procedures die hen aanbelangen. Dit recht is vandaag veel te beperkt. Ik denk aan het recht van kinderen op toegang tot het gerechtelijk apparaat, dat vandaag niet verzekerd is. Het politieke debat moet dus worden voortgezet. De grondwettelijke verankering is maar een aanzet om een aantal wettelijke maatregelen te concretiseren en te waarborgen.

Diegenen die menen dat de kinderrechten al gewaarborgd worden op basis van internationale verdragen, wijs ik erop dat invoeging van de rechten van het kind in onze eigen Grondwet een belangrijk signaal is. Het is een politiek signaal dat aangeeft dat de overheid in ons land de kinderrechten ernstig neemt en als een permanente opdracht beschouwt. Op juridisch vlak merken we dat rechters nog terughoudend staan tegenover de toepassing van bepalingen uit internationale verdragen in geschillen. Door ze in te schrijven in de Grondwet zullen de kinderrechten in de praktijk ongetwijfeld aan juridische zichtbaarheid en belang winnen.

De heer Hugo Coveliers (VB). - De verankering in de Grondwet van het recht van het kind om zijn mening te uiten, is een goede zaak en vloeit onder meer voort uit een aantal internationale verdragen.

Het grote probleem van de rechten die in de Grondwet worden verankerd, is de afdwingbaarheid ervan. Het zal dus wellicht nog enige tijd duren voordat bijvoorbeeld minderjarigen zullen worden gehoord in alle aangelegenheden die hen aangaan. Het subjectieve appreciatierecht van de magistraat die moet beslissen een kind al dan niet te horen, blijft bestaan. Sommige rechtbanken staan dat vlot toe, andere zijn zeer terughoudend, telkens met vaak begrijpelijke argumenten.

De uitbreiding van de rechten van de minderjarigen doet ook de vraag rijzen of nu ook niet moet worden gewerkt aan het correlatief van elk recht - namelijk een plicht - en dus aan de aanpassing van de verouderde jeugdbeschermingswetgeving om te komen tot een jeugdsanctierecht.

Het recht in artikel 22bis op het uiten van een mening is absoluut.

`Elk kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen.' Artikel 19 van de Grondwet, dat geldt voor niet-kinderen, zegt evenwel: `De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd.'

De vraag is nu of in de Grondwet geen discriminatie wordt ingevoerd tussen kinderen en niet-kinderen. Ofwel moeten in artikel 19 enkele woorden worden geschrapt, ofwel moet in artikel 22bis een extra bepaling worden ingeschreven.

In afwachting van een debat hierover zullen we de voorliggende tekst goedkeuren.

M. Philippe Mahoux (PS). - Au nom de mon groupe, je soutiens évidemment cette modification de la Constitution, comme ce fut le cas au cours de la longue discussion qui eut lieu en commission.

Je me réjouis de la présence à la tribune des journalistes de Mme de T' Serclaes et de la participation active d'autres personnes, qui ne font plus partie de notre assemblée.

En effet, si la discussion fut riche, elle fut aussi très longue. Mon groupe soutient évidemment cette insertion des droits de l'enfant dans la Constitution, sachant qu'ils feront à l'un ou l'autre moment l'objet d'interprétations quant à leur application. Jusqu'à nouvel ordre, et fort heureusement, les cours et tribunaux sont à même de déterminer la manière dont ces droits des enfants peuvent être appliqués et ce, dans le respect de notre texte premier.

Mme Christine Defraigne (MR). - Je tiens à rendre un hommage particulier à Mme de T' Serclaes, qui nous regarde depuis la tribune des journalistes, et qui, avec d'autres, a oeuvré avec force et ténacité à l'élaboration de ce texte. Ce fut une tâche de longue haleine et elle n'a jamais cédé ou capitulé. Au contraire, elle est revenue à la charge, y compris sous la présente législature, pour que ces droits fondamentaux soient inscrits dans notre Constitution et fassent ainsi partie de cet acte fondateur.

Nous savons tous qu'il n'est pas facile d'avoir des projets et de les faire aboutir. Nous avons en l'occurrence la preuve que cela peut prendre des années.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Ongeacht de symbolische en pedagogische waarde van de voorgestelde wijziging vragen we ons af we niet beter hadden kunnen wachten tot een meer omvattende visie was ontwikkeld op alle rechten en vrijheden die in de toekomst in Titel II van de Grondwet kunnen worden ingeschreven.

Niettemin stemt LDD in met de constitutionele verankering van de rechten van het kind. We zullen de voorliggende tekst goedkeuren.

M. le président. - Je voudrais à mon tour me réjouir de l'aboutissement de cette initiative sénatoriale puisque le texte initial, déposé par Mme de T' Serclaes, fut adopté par notre assemblée dans sa première version le 9 décembre 2004.

-La discussion est close.