4-49

4-49

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 20 NOVEMBRE 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Helga Stevens au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles et à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur «le plan d'action national en matière de lutte contre les mutilations génitales» (nº 4-536)

M. le président. - M. Olivier Chastel, secrétaire d'État aux Affaires étrangères, chargé de la Préparation de la Présidence européenne, adjoint au ministre des Affaires étrangères, répondra.

Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - In 2006 besliste de interministeriële conferentie Maatschappelijke Integratie de problematiek van genitale verminkingen te onderzoeken. Er werd een werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers uit de federale overheidsdiensten Gezondheidszorg, Justitie, Ontwikkelingssamenwerking, Gelijke Kansen en Maatschappelijke Integratie en vertegenwoordigers van de gemeenschappen, meer bepaald van de beleidsdomeinen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en Bestuurszaken.

De werkzaamheden van deze werkgroep, die bijeenkwam op 21 december 2006, 24 januari 2007 en 12 maart 2007, resulteerden op 24 april 2007 in een voorstel van nationaal actieplan in de strijd tegen genitale verminkingen. Dit voorstel van actieplan bevat acht voorstellen: het strafbaar stellen van de verdediging van genitale verminking, ondersteuning van verenigingen, informatie, opleiding, onderzoek van de uitwendige geslachtorganen, terugbetaling van herstelingrepen, ratificatie van het Maputoprotocol en initiatieven in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

Het was de bedoeling de goedkeuring van dit voorstel van nationaal actieplan na de federale verkiezingen van juni 2007 op de agenda te plaatsen van de eerstvolgende interministeriële conferentie Maatschappelijke Integratie. Uit het antwoord van de minister van Justitie op een vraag van 14 februari 2008 die hier zijdelings betrekking op had, blijkt dat de interministeriële conferentie op dat moment nog niet was samengekomen en dat het actieplan bijgevolg nog niet was goedgekeurd.

Het is nochtans hoog tijd om de periode van plannen achter ons te laten en op het terrein resultaten te boeken. In de Artsenkrant van 29 februari 2008 verscheen een artikel over de resultaten van het doctoraal onderzoek naar genitale verminking dat Els Leye aan de Gentse universiteit voerde. Uit dat artikel blijkt dat 60% van de 334 ondervraagde Vlaamse gynaecologen al een vrouwelijke patiënt met een genitale verminking over de vloer heeft gehad. Ruim 50% werd hiermee nog het afgelopen jaar geconfronteerd en bijna 20% heeft het afgelopen jaar ten minste drie vrouwen met een genitale verminking over de vloer gehad. Hieruit blijkt, in elk geval voor Vlaanderen, dat de problematiek wijder verbreid is dan de voorbije jaren wel eens werd gedacht.

Els Leye wijst er verder op dat een belangrijk pijnpunt bij het bestrijden van genitale verminkingen de opsporing ervan betreft, gezien het erg intieme karakter ervan. In dit kader suggereerde Vlaams minister van Welzijn Vanackere op 11 maart jongstleden dat hier misschien een rol is weggelegd voor de preventieve kinder- en leerlingonderzoeken, die in Vlaanderen via de Centra voor leerlingenbegeleiding worden georganiseerd. Vlaams minister van Onderwijs Vandenbroucke heeft zich in zijn antwoord van 10 juli jongstleden op mijn vraag reeds bereid verklaard om daar eventueel aan mee te werken.

Op grond van het voorgaande leg ik de minister graag volgende vragen voor.

Is de interministeriële conferentie Maatschappelijke Integratie ondertussen al samengekomen en is het voorstel van nationaal actieplan in de strijd tegen genitale verminkingen goedgekeurd? Zo ja, kan de minister me de tekst van het actieplan bezorgen? Zo neen, waarom niet? Wanneer zal het actieplan dan wel goedgekeurd zijn?

Aangezien het voorstel van nationaal actieplan twee thema's bevat die aansluiten bij de bevoegdheden van de gemeenschapsministers bevoegd voor onderwijs, namelijk het onderzoek van de uitwendige geslachtorganen, dat via de leerlingenonderzoeken zou kunnen gebeuren, en opleiding, lijkt het me zinvol dat de gemeenschapsministers in de werkgroep vertegenwoordigd zijn. Hoe ziet de minister dat?

Welke taken zijn er voor de werkgroep weggelegd na de definitieve goedkeuring van het nationaal actieplan op de interministeriële conferentie? Is het de bedoeling dat de werkgroep de voorstellen uit het actieplan verder concretiseert en uitwerkt? Welke werkwijze en timing zullen hierbij worden gehanteerd? Welke evaluatiemechanismen zijn er ingebouwd om erop toe te zien dat op het terrein resultaten worden geboekt?

De heer Olivier Chastel, staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van de minister.

Een vertegenwoordiger van het departement Justitie nam deel aan de werkgroep die naar aanleiding van de interministeriële conferentie Maatschappelijke Integratie van 21 november 2006 en onder auspiciën van de toenmalige staatssecretaris voor het Gezin, Gisèle Mandaila, opgericht werd om voorstellen te bestuderen over de strijd tegen genitale verminkingen op het vlak van de wetgeving, gezondheidszorg, opleiding en preventie. De werkgroep stelde een ontwerp van nationaal actieplan in de strijd tegen genitale verminkingen op, dat door staatssecretaris Mandaila werd ingediend.

Het ontwerp maakt een stand van zaken van de Belgische wet- en regelgeving op, wijst erop dat alle beleidsniveaus moeten worden betrokken om tot een coherente aanpak van het probleem te komen en dat acties moeten worden uitgewerkt om het fenomeen beter te bestrijden. Het ontwerp bevat verschillende voorstellen met betrekking tot de huidige wettelijke bepalingen, de kennis en de opleiding van de betrokken actoren, de curatieve en de preventieve gezondheidszorg alsook acties die België op internationaal vlak moet ondernemen.

Het was de bedoeling dit plan op de agenda van de interministeriële conferentie van maart 2007 te zetten. Deze conferentie heeft echter niet plaatsgevonden, zodat er tot op heden nog geen beslissingen in dit dossier werden genomen.

Er zou evenwel een beslissing worden genomen in het kader van de uitwerking van het nieuw nationaal actieplan tegen partnergeweld. Er wordt een werkgroep opgericht die voorstellen moet doen om dat nationaal actieplan uit te breiden tot andere vormen van geweld op basis van gender, met inbegrip van genitale verminkingen. Deze werkgroep kan de voorstellen die in het ontwerp van nationaal actieplan in de strijd tegen genitale verminkingen van 2007 waren opgenomen, opnieuw onderzoeken en zo mogelijk verfijnen.

Wij hebben kennisgenomen van het doctoraal onderzoek van Els Leye van de Universiteit Gent, maar ook van het standpunt van de Groupement des Gynécologues Obstétriciens de Langue Française de Belgique en van het verslag van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat over de resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking.

Verder organiseert GAMS België, de groepering die zich inzet voor de strijd tegen seksuele verminking van vrouwen, workshops over deze problematiek.

De resultaten van dit alles worden heel zeker in aanmerking genomen bij het verder uitwerken van de voorstellen die besproken worden in het kader van een meer uitgebreid nationaal actieplan inzake partnergeweld. In 2009 willen we een nieuwe interministeriële conferentie samenroepen, die dit ruimere plan zal goedkeuren.

De suggestie van senator Stevens om ook vertegenwoordigers van de gemeenschapsministers voor Onderwijs in de werkgroep op te nemen, lijkt me zinvol. Ik zal nagaan of dit ook mogelijk is.

Indien in het kader van het nieuwe nationaal actieplan voorstellen worden goedgekeurd, lijkt het me vanzelfsprekend dat de werkgroep die verder opvolgt en eventueel verfijnt. Er moet dan ook een tijdslijn voor de uitvoering van het plan worden vastgelegd. Dat houdt ook in dat op geregelde tijdstippen de werking van de te nemen maatregelen wordt geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd.

Mevrouw Helga Stevens (Onafhankelijke). - Ik vraag nogmaals dat de Belgische staat eindelijk actie onderneemt. De tijd van studie en overleg heeft al lang genoeg geduurd. De vrouwen en ook de meisjes die in de toekomst slachtoffer kunnen worden van genitale verminking, hebben dringend nood aan effectieve bescherming.