4-38

4-38

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 10 JULI 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Jurgen Ceder aan de eerste minister en aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen over «de nieuwe aanwijzing van de leden van de raad van bestuur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding» (nr. 4-409)

De heer Jurgen Ceder (VB). - Via een persbericht van de Ministerraad hebben wij vernomen dat de raad van bestuur van het CGKR voor een nieuwe termijn van zes jaar werd vernieuwd. Van de 42 leden en plaatsvervangers worden er 28 door de federale regering aangewezen; de overige worden door de Vlaamse regering, de Brusselse regering, de Franse gemeenschapsregering, de Waalse regering en de Duitstalige regering gekozen. Luidens het koninklijk besluit van 28 februari 1993 worden de leden gekozen `omwille van hun deskundigheid, hun ervaring, hun onafhankelijkheid en hun moreel gezag'.

Aangezien ik de betrokkenen niet allemaal kende, heb ik op het internet een en ander nagetrokken. Ik kwam tot de vaststelling dat de meerderheid van de leden van de raad van bestuur op basis van hun partijpolitieke aanhorigheid worden aangewezen. Van de 28 mensen die door de federale overheid worden aangewezen, konden we er 20 heel gemakkelijk bij een politieke partij thuisbrengen; het gaat om kabinetsmedewerkers, mandatarissen, kandidaten op een lijst en dergelijke meer. Twee personen vielen iets moeilijker partijpolitiek thuis te brengen en slechts zes personen waren via het internet niet onmiddellijk ergens partijpolitiek onder te brengen, al valt er natuurlijk niet aan te twijfelen dat ook zij in het partijpolitieke plaatje thuishoren. Hoe dan ook maakt dit lijstje duidelijk dat de zitjes netjes over de partijen werden verdeeld, uiteraard met uitsluiting van het Vlaams Belang.

Dat onafhankelijkheid als criterium geldt, slaat dus nergens op. We hebben veel sporen gevonden van politieke invloed, maar zeer weinig sporen van deskundigheid, ervaring, onafhankelijkheid of bijzonder moreel gezag.

Wie selecteert in feite de kandidaten voor de raad van bestuur? Doen de partijen de voordrachten of durft de minister staande te houden dat ze in volle onafhankelijkheid de selectie heeft gedaan?

Indien de minister volhoudt dat ze in volle onafhankelijkheid heeft beslist, op basis van welke criteria gebeurde dat dan wel en hoe komt het dan dat de verdeling wonderwel overeenstemt met de partijpolitieke verdeelsleutel?

Het koninklijk besluit bepaalt dat de deskundigheid, de ervaring, de onafhankelijkheid en het moreel gezag van elk van de kandidaten moet worden gecontroleerd en beoordeeld. Hoe gebeurde dat? Wordt voor elk van hen een dossier aangelegd en kan ik daarvan inzage krijgen?

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. - De leden van de raad van bestuur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding worden voorgedragen door de verschillende regeringen van ons land: de federale regering, de Vlaamse regering en de regeringen van het Waals Gewest, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ze worden benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

Voor het antwoord op de vraag naar de criteria die worden gehanteerd, verwijs ik naar het koninklijk besluit van 28 februari 1993, waaruit de heer Ceder zelf heeft geciteerd. Hierin staat dat de leden worden gekozen omwille van hun deskundigheid, hun ervaring, hun onafhankelijkheid en hun moreel gezag. Die criteria zijn duidelijk en ze overstijgen de partijpolitieke aanhorigheid.

De kandidaten worden voorgedragen door de respectieve regeringen. Het zijn dan ook de regeringen die nagaan of de kandidaten aan de criteria voldoen.

Op de lijst met leden tref ik veel docenten en specialisten in het vreemdelingenrecht aan en ook vertegenwoordigers van het middenveld die ervaring hebben op het gebied van interculturaliteit. Velen komen dus uit gespecialiseerde milieus. Ik zal u de lijst met de leden en hun beroepsbezigheden, competenties, ervaring en moreel gezag bezorgen.

De heer Jurgen Ceder (VB). - Uit de gegevens die ik zelf kon verzamelen, leid ik af dat heel wat mensen gespecialiseerd zijn in politieke actie, maar van ervaring, deskundigheid of moreel gezag vind ik weinig of geen sporen. We hebben hier toch met een overheidsinstelling te maken die met overheidsgeld wordt gefinancierd en tevens een deel van de vervolgingsbevoegdheid uitoefent. Door de rechtstreekse dagvaarding heeft het Centrum op het vlak van de racisme- en discriminatiewet een deel van de vervolgingsmacht in handen; het kan beslissen wie voor de rechtbank moet komen en wie niet.

Voor mij is het onaanvaardbaar dat een dergelijke instelling wordt bestuurd door politieke creaturen die aan geen enkele van de vereiste criteria blijken te voldoen. Het ergste is nog wel dat Hervé Hasquin, de man van het racistische en anti-Vlaamse FDF, tot voorzitter van de raad van bestuur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding is benoemd. Dan kan men net zo goed een jager voorzitter maken van de dierenbescherming of vetsmelter Verkest voorzitter maken van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen. Het Centrum blijft wat het is: een bastion van anti-Vlaams racisme.

De voorzitter. - Het is misschien een detail, maar ik wist niet dat de heer Hasquin lid is van het FDF.

De toute façon, ce n'est pas une honte.