4-36 | 4-36 |
Mme la présidente. - M. Etienne Schouppe, secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - De federale politie pakte midden juni 2008 vijf personen op die op een uiterst geraffineerde manier bankkaartgegevens kopieerden. Ze gebruikten daarbij spitstechnologie, die skimming wordt genoemd. Ze plaatsten een identiek apparaat boven het Banksystoestel in de winkels. De klanten konden weliswaar probleemloos hun betaling uitvoeren, maar dezelfde dag werd het valse toestel opgehaald en beschikte de bende daardoor over de bankkaartgegevens en de code.
Reeds op 30 november 2006 stelde ik een vraag om uitleg over deze problematiek. Toen bleek uit een onderzoek van de European Security Transport Association (ESTA) in acht Europese landen dat 9% van de volwassen Belgische bevolking, ongeveer 613.000 personen, ooit het slachtoffer werd van frauduleuze praktijken met krediet- of bankkaarten.
De toenmalige minister van Justitie antwoordde onder meer het volgende: `De regering is zich dus zeer bewust van dit criminaliteitsfenomeen en zal in de verdere toekomst alles in het werk stellen om via verdere gedegen beeldvorming dergelijke feiten meer te detecteren en de traceerbaarheid van de daders en hun sporen te verhogen.' De minister vervolgde: `De dienst voor het strafrechtelijk beleid is bezig met het opstellen van een praktisch document voor de gerechtelijke diensten en de politiediensten waarbij alle internationale en nationale instrumenten voor de strijd tegen de identiteitsfraude in kaart worden gebracht.'
Graag had ik van de vice-eersteminister vernomen op welke wijze de elementen ter bestrijding van de oplichting met bankkaarten, zoals aangegeven in het antwoord op mijn eerdere vraag om uitleg, reeds werden uitgevoerd.
Is aangaande het fenomeen van de skimming een stijgende of dalende trend waar te nemen? Acht de vice-eersteminister het raadzaam maatregelen te nemen om de oplichting met bankkaarten in ons land tegen te gaan?
De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van de minister.
Fraude door middel van bankkaarten via de techniek van skimming kan worden omschreven als een modus operandi van het crimineel fenomeen identiteitsfraude of een specifieke vorm van betaalkaartfraude, waarbij de bankkaartgegevens alsook de pincode worden gekopieerd door de criminelen, om er nadien misbruik van te maken. Gelijkaardige vormen van fraude zijn fraude na diefstal of verlies, e-commerce, hacking, valse aanvraag en niet-ontvangen kaart. Er wordt dus gefraudeerd met gegevens van de identiteit van een persoon. Bankgegevens zijn persoonlijke gegevens die kunnen worden gelinkt aan de identiteit van een persoon.
Het fenomeen identiteitsfraude dekt vele ladingen. Het kan op diverse manieren worden gepleegd, zoals via skimming. Tot op heden is er nog geen eensgezindheid over de definiëring van het fenomeen. Termen als identiteitsdiefstal en identiteitsfraude, evenals documentfraude, creditkaartfraude, phishing en skimming worden door elkaar gebruikt. Het gebrek aan een eenduidige afbakening en definiëring van het probleem bemoeilijkt de beeldvorming ervan. Het gebrek aan autonome incriminatie van dit type van fraude is eveneens problematisch, wat de beeldvorming en het in kaart brengen van de omvang van het probleem bemoeilijkt. Dit probleem staat de uitwerking van een coherent beleid in de weg.
Skimming betreft dus het kopiëren van de inhoud van de magneetstrook van een betaalkaart en de observatie van de geheime code. In de Algemene Nationale Gegevensbank, ANG, van de politie, staan volgende cijfers geregistreerd: 177 gevallen in 2005, 313 gevallen in 2006 en 332 gevallen in de eerste elf maanden van 2007. Deze cijfers wijzen op een stijgende trend van skimming, die het laatste jaar echter minder sterk is. Dit wordt tevens bevestigd door de privépartners, waarmee de politie op geregelde basis contact heeft. Het is onmogelijk om binnen de opgelegde termijn een nieuwe enquête van de ANG uit te voeren voor het volledige jaar 2007.
Volgens Febelfin is het type skimming waarvan sprake in de vraag om uitleg, het kopiëren op een betaalterminal in winkels. Dit fenomeen is volgens Febelfin nog niet gesignaleerd in België, waar alle kaarten en terminals intussen gemigreerd zijn naar de EMV-norm, zodat voor de uitvoering van een betaling de chip in plaats van een magneetstrip wordt gelezen. In landen waar deze migratie naar chipkaarten nog niet voltooid is, wordt dit fenomeen momenteel wel in toenemende mate vastgesteld.
De Banksysterminal waarvan sprake in de vraag om uitleg, is een nieuw type terminal die beveiligd is tegen het inbouwen van skimmingapparatuur, met als gevolg dat de georganiseerde criminele bendes nu verplicht zijn een valse magneetstriplezer te bouwen die ze over de bestaande terminal plaatsen. Deze modus operandi, die aanleiding was tot de arrestatie waarnaar verwezen wordt, is enkel vastgesteld in het buitenland, meer bepaald in Nederland. Aangezien deze modus operandi technisch niet kan worden vermeden, is er zwaar geïnvesteerd in bewustmakingscampagnes van de handelaars en in fraudedetectiemiddelen, om snel te kunnen ingrijpen bij een dergelijk fenomeen.
Het aantal incidenten varieert sterk. Zo verminderen de incidenten bijvoorbeeld na het oprollen van een bende. Een skimmingincident wordt vaak gedetecteerd bij het eerste misbruik van een vervalste betaalkaart, de operator van het kaartschema schat dan in welke andere kaarten een risico lopen en blokkeert die preventief. Het kan hier gaan over duizenden betaalkaarten - het aantal is niet beschikbaar - maar er is dan geen sprake van fraude maar van preventieve blokkering.
Volgens Febelfin zouden de kaarthouders van het klein aantal vervalste kaarten waarmee effectief fraude is gepleegd, systematisch worden terugbetaald. De wet van 17 juli 2002 betreffende de transacties uitgevoerd met instrumenten voor de elektronische overmaking van geldmiddelen voorziet in maatregelen ter bescherming van de consument. De nieuwe Europese Payment Systems Directive, die nog in Belgische wetgeving moet worden omgezet, neemt deze maatregelen over. Het gaat hier vooral over informatie aan consumenten, de mogelijkheid voor de gebruiker om eigen gebruikslimieten op te stellen, en dus zelf het risico te beperken, de mogelijkheid om de kaart te blokkeren en de regeling van de verantwoordelijkheid. Behoudens gevallen van grove nalatigheid is de schade voor de gebruiker beperkt tot 150 euro.
De kaartnamaakfraude blijft marginaal en kleiner dan het bedrag aan valse biljetten, die trouwens niet worden terugbetaald. De in de vraag geciteerde cijfers omtrent kaartfraude zijn afkomstig van ESTA, een vereniging van waardevervoerders, die veeleer `cashgeldvriendelijk' zijn.
De nieuwe kaarten voldoen aan de EMV normen, waarbij de magneetstrip wordt vervangen door een chip. Deze laatste kan niet worden geskimd. In België is de invoering van de EMV reeds vergevorderd. Maar ook alle terminals bij handelaars en in automaten moeten worden aangepast. Deze aanpassing vergt tijd. Fraude met krediet- of bankkaarten vormt daarenboven voor de huidige regering een prioriteit. In het Nationaal Veiligheidsplan wordt de fraudebestrijding, meer bepaald de identiteitsfraude, als één van de prioritair te bestrijden criminele fenomenen weerhouden.
Aangezien ik als minister van Justitie verantwoordelijk ben voor het deel justitie van dit politieplan, heb ik de bestrijding van de fraude ook in mijn beleidsverklaring van april 2008 als één van de prioriteiten naar voor gebracht. Dit is echter niet alles. Het Nationaal Veiligheidsplan is een plan voor alvast twee cruciale schakels uit de veiligheidsketting: politie en justitie. Maar er is een verderreikende ambitie. Er zijn namelijk nog meer `actoren' in de veiligheidsketen. De criminele fenomenen die we samen prioritair zullen opvolgen, zijn niet alleen een verantwoordelijkheid van politie en justitie. De redactie van een kadernota `Integrale Veiligheid' is daarom zonder meer ook een zeer substantiële opdracht, waartoe ik mij in mijn beleidsverklaring verbonden heb.
Momenteel zijn mijn diensten druk bezig de laatste hand te leggen aan deze nieuwe kadernota, die de ambitie heeft meer coherentie in het veiligheidsbeleid te brengen en de aanpak te verruimen naar andere domeinen en actoren buiten de traditionele sectoren van politie en justitie.
In de nieuwe kadernota wordt de strijd tegen de identiteitsfraude duidelijk als een belangrijk actiepunt naar voor gebracht. Aangezien mijn Dienst voor het Strafrechtelijk beleid een belangrijke rol speelt in de totstandkoming, coördinatie en de uitvoering van de kadernota, zal ik in de toekomst verder beroep doen op de door hen reeds verworven kennis inzake dit fenomeen. De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid werkt trouwens zeer nauw samen met andere belangrijke partners die van belang zijn in de strijd tegen de identiteitsfraude, waarvan de federale politie, de directie Ecofin met afdelingen als FCCU (Federal Computer Crime Unit), CDGEFID (Centrale Dienst ter bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie) en CDBV (Centrale Dienst ter Bestrijding van de Valsheden), zeker niet de minste zijn. Daarenboven wijs ik ook op de werkzaamheden van het College inzake Fraudebestrijding, dat voorgezeten wordt door de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding. Ook binnen dit college wordt het fenomeen identiteitsfraude besproken en zullen concrete actiepunten ter bestrijding ervan naar voren komen.
De huidige regering is dus momenteel druk bezig het kader te scheppen van waaruit de noodzakelijke acties tegen deze vormen van fraude kunnen worden uitgevoerd.