4-114/5 | 4-114/5 |
1 JULI 2008
De commissie heeft dit voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 23 oktober 2007, 12 en 26 februari, 6 en 21 mei en 1 juli 2008.
I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER MONFILS, INDIENER VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE
Op 8 juli 2006 is er tussen de partijen in het conflict een akkoord gesloten, maar het is tevergeefs gebleken, aangezien niet een van de werkcommissies waarin dat akkoord voorzag werd opgericht.
Het is daarom aangewezen die dialoog onder de auspiciën van de Verenigde Naties te hervatten. De Europese Unie heeft geen grote inspanningen geleverd om een oplossing voor de toestand te vinden. De Cypriotische president heeft in een perscommuniqué van 27 september 2007 opgeroepen om het vermelde akkoord uit te voeren.
België zou er goed aan doen steun te bieden aan de onderhandelingspogingen en de tenuitvoerlegging van het akkoord, om tot definitieve vrede in de regio te komen.
II. ALGEMENE BESPREKING
De heer Roelants du Vivier meent dat de kwestie Cyprus een heel belangrijk vraagstuk binnen de Europese Unie blijft. Een kandidaat-lidstaat blijft op Europees grondgebied 30 000 soldaten legeren. Het architecturaal erfgoed heeft sinds 1976, de aanvang van de Turkse invasie, zwaar te lijden gehad.
Volgens spreker geeft de heer Talat, de leider van de Turks-Cypriotische gemeenschap, blijk van goede wil en wil hij met de Griekse gemeenschap onderhandelen, maar is hij gebonden aan de instructies van zijn land. De toestand blijft zorgwekkend en we moeten een Cypriotische oplossing van het conflict steunen. Het gezag van de heer Ban Ki Moon, Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, en de komst van de heer Michael Moller, speciaal gezant en hoofd van de vredesmacht van de Verenigde Naties in Cyprus (UNFICYP) op 1 januari 2006, kunnen het vinden van een uitweg mogelijk maken.
De heer Dubié onderstreept dat hoewel er een akkoord is gesloten, Turkije de toegang voor Griekse vliegtuigen en schepen op zijn deel van het eiland blijft blokkeren. Het Turkse ultranationalisme belet nog steeds dat dit conflict, en een aantal andere, worden opgelost.
Mevrouw Smet is van oordeel dat Turkije het conflict in Cyprus gebruikt als hefboom om toe te kunnen treden tot de Europese Unie.
Ook mevrouw Schelfhout vraagt zich af of dit dossier niet gelinkt moet worden met de toetreding van Turkije tot de Europese Unie.
De heer Monfils antwoordt dat dit dossier niets met de toetreding van Turkije tot de Europese Unie te maken heeft. Geen van beide partijen wordt veroordeeld. Met dit voorstel moet België, los van de problematiek van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, een duidelijk signaal aan de internationale gemeenschap geven opdat dit conflict door de Cypriotische partijen beslecht wordt, zonder inmenging van andere landen.
De heer Wille stipt aan dat deze problematiek ook in de Raad van Europa zeer veel wordt besproken. De Raad van Europa deelt de mening naar voren gebracht in de resolutie. Het dovemansgesprek heeft te maken met patrimoniale invalshoeken en daardoor ook met de mensenrechten, zoals het recht zich vrij te bewegen op het grondgebied.
De heer Monfils benadrukt dat hij zich heeft uitgesproken voor een oplossing tussen de betrokken partijen zonder buitenlandse inmenging. Binnen deze commissie bestaat er een grote eensgezindheid over die visie. De andere, minder efficiënte oplossing is een beroep te doen op de internationale gemeenschap om de problemen van Cyprus op te lossen.
Mevrouw Zrihen meent dat men niemand mag stigmatiseren en geen olie op het vuur mag gooien. Cyprus moet worden beschouwd als een Europees land dat op gelijke voet staat met de overige landen van de Europese Unie waarmee wij duidelijke en gezonde betrekkingen willen onderhouden. Er moet op worden gelet dat de bevolking aan beide zijden wordt gerespecteerd.
De heer Monfils herhaalt dat het voorstel van resolutie enkel oproept tot onderhandelingen.
De vertegenwoordigster van de minister van Buitenlandse Zaken verklaart dat de minister de hoop koestert dat de onderhandelingen onder impuls van president Cristofias en onder VN-vlag een nieuw elan zullen krijgen zodat er een oplossing komt voor de opdeling van Cyprus en er een einde komt aan een 40 jaar durend conflict.
Daarvoor moet het klimaat van vertrouwen worden hersteld en moet de dialoog tussen de partijen worden hervat. President Christofias kan rekenen op de steun van België om die doelstellingen te bereiken.
Alvorens de bespreking verder te zetten, besliste de commissie om eerst een hoorzitting te organiseren met de ambassadeurs van Cyprus en van Turkije. Deze eerste hoorzitting vond plaats op 6 mei 2008. Voor deze hoorzitting was zowel de ambassadeur van de republiek Cyprus als de ambassadeur van de republiek Turkije uitgenodigd. Deze laatste vond het aangewezen om niet op dezelfde dag als de ambassadeur van Cyprus zijn uiteenzetting te geven voor de commissie, zodat een tweede hoorzitting werd bepaald op 21 mei 2008.
III. HOORZITTINGEN
A. Hoorzitting met Z.Exc. de heer Constantinos ELIADES, ambassadeur van de Republiek Cyprus.
a. Uiteenzetting van de heer Eliades
De ambassadeur verwijst naar de voorafgaandelijke elementen die het probleem Cyprus heden ten dage beter moeten situeren.
Na de verkiezingen van februari 2008 werd een nieuwe president aangeduid, de heer Dimitri Christofias. Deze laatste heeft een reeks initiatieven ontwikkeld om de toestand te deblokkeren. Zo vond op 21 maart jongstleden een ontmoeting plaats met de Turkse vertegenwoordiger, de heer Talat, waarna 6 werkgroepen en 7 rondetafels werden opgezet die zich zullen buigen over de verschillende punctuele problemen betreffende de doorgangen voor de bevolking.
Een eerste gevolg van dit initiatief is dat begin april 2008 een bijkomende doorgang is voorzien op de demarcatielijn, te weten door het openstellen van een belangrijke handelsstraat, de Hydros-straat. Dat kan zeker als een positieve stap voorwaarts worden gezien.
Een dergelijk initiatief schept een klimaat van vertrouwen, maar vormt geen oplossing zolang het eiland opgedeeld blijft en 43 000 militairen en 160 000 kolonisten in het door de Turken bezette gebied blijven wonen. Het is niet normaal dat men altijd zijn identiteitskaart moet tonen als men de demarcatielijn oversteekt.
De werkgroepen zullen gedurende drie maanden werken. Hun opdracht is niet het probleem op te lossen, maar een inventaris te maken van de punten waarover onenigheid bestaat en punten van toenadering te vinden om ze op te lossen.
Zodra dat werk gedaan is, is het de taak van de president van de republiek en de Turkse leiders om onderhandelingen te voeren op hoog niveau die tot een aanvaardbare oplossing moeten leiden voor beide partijen. Vervolgens zal er over dat resultaat een referendum worden gehouden.
Het is dus duidelijk dat die werkgroepen de grondslag zullen leggen om de plooien glad te strijken en tot een algemeen aanvaarde oplossing te komen. Men moet vooral voorkomen dat dit op een mislukking uitdraait.
De regeringsleiders zullen vervolgens kunnen voortbouwen op die basis van voorgestelde oplossingen.
In feite willen de Cyprioten vooral de oprichting van een federale staat met territoriale integriteit. Die staat moet over één internationale rechtspersoonlijkheid beschikken. Hij moet zijn burgers garanderen dat het land bevrijd is van de kolonisten en de Turkse inmenging.
Uiteraard zijn de afgevaardigden van de president bereid tot toegevingen, maar onder bepaalde onaantastbare voorwaarden.
Het belangrijkste element is het voortbestaan van de republiek. De denkbeelden en de structuren in beide delen van het land kunnen veranderen, maar dat mag niet leiden tot de oprichting van een nieuwe staat. Er dient opgemerkt te worden dat de Turken nog steeds een herleving van hun staat willen. Er is voor hen meer een evolutie nodig dan een breukpunt. Alle Turkse officiële instanties willen dat het leger blijft en dat de kolonisten kunnen blijven. Voor hen ligt de basis van de oplossing in de huidige situatie. Het is dus duidelijk dat in die omstandigheden de huidige organisatie van de macht niet kan worden gewijzigd.
b. Gedachtewisseling
Volgens mevrouw Zrihen, zijn de verkiezingen van 2008 een goed teken en zullen ze zorgen voor een grote openheid.
In verband met de technische comités waar de ambassadeur naar verwijst, zou spreekster willen weten hoe zij zijn samengesteld. Welk gevolg zal er worden gegeven aan hun werkzaamheden ? Zal er een algemene conclusie worden opgesteld ?
Mevrouw Zrihen verwijst naar het proces van Goma dat tot een rondetafelconferentie heeft geleid en spreekster stelt vast dat men punten van toenadering wil zoeken op basis van die werkzaamheden. Zijn er elementen van antwoord ?
Mevrouw Schelfhout neemt kennis van het positief verhaal over de werkgroepen, doch veronderstelt dat de oplossing niet via deze werkgroepen zal gegeven worden, maar wel dat ze elementen tot verzoening kunnen aanreiken. Kan de ambassadeur de samenstelling van deze werkgroepen mededelen ? De belangrijkste vraag blijft evenwel wat er zal gebeuren indien de onderhandelingen mislukken.
De heer Monfils wil graag weten of de onderhandelaars van het Noorden, zoals de heer Talat, wel enige ruimte hebben om te onderhandelen. Als er bijvoorbeeld overeenstemming wordt bereikt wat de ideeën betreft, zal dit dan ook concrete gevolgen hebben ? Is dit wel mogelijk zonder inmenging van Turkije ?
De heer Monfils stelt zich bovendien vragen bij de rol van de Europese Unie. Uiteindelijk zijn het toch de Verenigde Naties die bij het sluiten van dergelijke akkoorden een doorslaggevende rol spelen. Hij denkt ook aan het partnerschap van de Euromed, waarin president Sarkozy een belangrijke rol speelt.
De heer Eliades legt uit dat de technische groepen op bicommunautaire basis zijn samengesteld : één vertegenwoordiger van elke zijde, plus een leider van elke zijde. Zij hebben verschillende bevoegdheden. Naast de plaatselijke onderhandelaars, is er nog de observator van de Verenigde Naties. De onderhandelingen gebeuren immers onder auspiciën van de Verenigde Naties.
Wel klopt het dat de missies van Turkse kant worden toevertrouwd aan onderhandelaars die zijn aangewezen door het ministerie van Buitenlandse Zaken in Ankara. Het is overduidelijk dat de Turkse onderhandelaars Ankara op de hoogte houden van alles wat er gebeurt en dat zij dan instructies krijgen.
Wat de onderhandelingsruimte van de Turkse onderhandelaars betreft, is de heer Eliades van mening dat zij instructies ontvangen uit Ankara. Zelfs als de Turks-Cyprioten bereid zijn een akkoord te sluiten, zal de beslissing toch vanuit Ankara moeten komen. Overigens is het zeer duidelijk dat Ankara een andere agenda heeft dan de Turks-Cyprioten.
Op de vraag wat er gaat gebeuren als de onderhandelingen op niets uitdraaien, antwoordt de heer Eliades dat hij er liever vanuit gaat dat de onderhandelingen niet zullen mislukken. Men wil een mislukking voorkomen en de werkgroepen moeten dus, met dit doel voor ogen, zoveel mogelijk vooruitgang boeken. De Cyprioten zijn hiertoe bereid, maar om dit doel te bereiken moet de andere zijde ook haar goede wil tonen. Met andere woorden zou men kunnen zeggen : « It takes two to tango ».
Wat de opmerking betreft in verband met de rol van de VN versus de rol van de EU in de onderhandelingen, klopt het wel dat die onderhandelingen plaatsvinden onder auspiciën van de VN. Het land is echter ook al 4 jaar lid van de EU. Dit houdt in dat de EU uiteraard een noodzakelijke partner is in het verzoeningsproces. Bovendien beschikt de EU over de middelen om Turkije duidelijk te maken dat de onafhankelijkheid van het eiland de enige oplossing is.
In deze context moet men eraan herinneren dat het « acquis communautaire » van toepassing is, wat inhoudt dat de mensenrechten en de fundamentele vrijheden geëerbiedigd worden.
De heer Monfils begrijpt dat er, als de onderhandelingen mislukken, niets gebeurt. Cyprus blijft in dat geval echter ook lid van de EU. De echte vraag is dan ook of de EU wel voldoende inspanningen doet, gezien haar onderhandelingspositie ten opzichte van Turkije.
De heer Eliades meent dat het feit dat de Turkse ambassadeur zelfs niet bij de discussie aanwezig wil zijn, veelzeggend is.
In feite is dit een manier om te proberen de illegale opdeling van het eiland te legaliseren. De EU zou meer kunnen doen, zij houdt zich te afzijdig. Cyprus steunt trouwens de toetreding van Turkije bij de EU, maar Turkije weigert een tegemoetkomend voorstel te doen. Bovendien houdt Turkije vast aan het embargo op de havens en luchthavens wat Cypriotische vliegtuigen en schepen betreft.
De heer Monfils vraagt aan de heer Eliades wat hij van het Belgisch parlement verwacht. Wat wenst hij met betrekking tot de resolutie die de heer Monfils heeft ingediend ? Met andere woorden : wat verwacht hij van de Belgische regering, tot wie de resolutie gericht zal zijn ?
De heer Eliades herinnert eraan dat Cyprus een klein land is en dat de strijd voor volledige onafhankelijkheid zowel op diplomatiek als op politiek vlak moet worden gevoerd. Turkije zou dit misschien liever niet toegeven, maar het land heeft een morele waarde te verdedigen die ook een internationale dimensie heeft.
De Cypriotische kwestie zal onopgelost blijven zolang de houding van Turkije niet verandert.
B. Hoorzitting met Z.Exc. de heer F. TANLAY, ambassadeur van de Turkse Republiek
a. Uiteenzetting door de heer Tanlay
De ambassadeur wenst eerst en vooral te onderstrepen dat, aangezien de werkwijze van de commissie erin bestaat beide partijen in het probleem te horen in een geest van billijkheid en wetende dat de Grieks-Cypriotische vertegenwoordiger in Brussel eveneens gehoord is, het standpunt van de Turks-Cypriotische partij slechts kan worden weergegeven door de heer Yalçın Vehit, vertegenwoordiger van de Turkse Republiek Noord-Cyprus.
Als ambassadeur van een zogenaamd « garantieland », moet hij immers de rechten beschermen die door de oprichtingsverdragen zijn toegekend aan de Turks-Cyprioten, maar kan hij de Turks-Cyprioten niet vertegenwoordigen. Zij worden vandaag vertegenwoordigd door de vertegenwoordiger van de Turkse Republiek Noord-Cyprus, een onafhankelijke en democratische staat. Turkije erkent de onafhankelijkheid van die republiek, hoewel de Turkse Republiek Noord-Cyprus niet door België erkend wordt.
De heer Vehit is echter de rechtstreekse vertegenwoordiger van de heer Mehmet Ali Talat, president van de Republiek Noord-Cyprus. Die laatste hervat nu de intercommunautaire onderhandelingen met de heer Christofias, de nieuwe Grieks-Cypriotische leider.
De ambassadeur wenst de commissie ook mee te delen dat president Talat reeds een onderhoud heeft gehad met de heer K. De Gucht, Belgisch minister van Buitenlandse Zaken en met de heer Olli Rehn, Europees commissaris voor Uitbreiding, alsook met verscheidene ministers van andere landen.
De vertegenwoordiging van de Turkse Republiek Noord-Cyprus is naar behoren bij de Belgische overheid geregistreerd. De heer Vehit en zijn collega's worden op de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ontvangen als vertegenwoordigers van de Turkse gemeenschap van Noord-Cyprus, ook al kregen ze de ambassadeursstatus niet.
Een hoorzitting met de heer Vehit had ten slotte veel beter met de geest van de resolutie overeengestemd dan een hoorzitting met hemzelf. Het uitgangspunt van de resolutie is immers de gemeenschappen de kans tot onderhandelen te geven met zo weinig mogelijk inmenging. Het was dus veel zinvoller geweest de vertegenwoordigers van beide gemeenschappen te horen in plaats van de Turkse ambassadeur.
Maar omdat de Commissie het in tegenstelling tot de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken niet aangewezen heeft geacht de heer Vehit te horen, is de ambassadeur vereerd met de uitnodiging van de commissie, die hem wil horen, niet als vertegenwoordiger van de Turks-Cyprioten, maar als vertegenwoordiger van Turkije.
Elke analyse van het Cypriotisch probleem, hoe bondig ook, moet toch de historische en maatschappelijke grondslagen van het probleem bevatten, alsook de hevige trauma's die nog in de geesten aanwezig zijn. Een analyse van het hedendaagse Japan is onmogelijk zonder kennis van Hiroshima. Een analyse van het hedendaagse Europa is onmogelijk zonder kennis van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. Men kan Cyprus onmogelijk begrijpen zonder kennis van de periode 1960-1974.
De ambassadeur verwijst eerst naar het boek van de heer Salahi Sonyel, « The Destruction of a Republic and its Aftermath » en geeft vervolgens een overzicht van de historische complexiteit van het probleem en van de werkelijkheid ter plaatse, die sterk afwijken van wat verklaard wordt door bepaalde verdedigers van de Grieks-Cypriotische stellingen.
Historisch overzicht :
Tot in 1878 was Cyprus Ottomaans bezit, vervolgens was het Brits bezit tot in 1960. Sinds 1572 leven er op dat eiland Turkse families.
Op het eiland Cyprus bestonden er, en bestaan er nog steeds, twee etnisch, religieus en cultureel verschillende volkeren, te weten de Turks-Cyprioten en de Grieks-Cyprioten, die verschillende talen spreken. De kwestie Cyprus is nooit een conflict tussen een meerderheid en een minderheid geweest.
De Republiek Cyprus, die in 1960 werd opgericht op grond van de politieke gelijkheid van het Turks- en Grieks-Cypriotische volk, bekrachtigd in internationale verdragen, hield op te bestaan nadat zijn grondwet werd veranderd door het wapengeweld van de Grieks-Cyprioten in 1963.
Hoewel alle partijen over die verdragen hebben onderhandeld en ze hebben goedgekeurd, hebben de Grieks-Cyprioten ze nooit echt geaccepteerd en hebben zij steeds gestreefd naar de eenmaking van het eiland met Griekenland, de zogenaamde « Enosis ». Verscheidene overduidelijke verklaringen van Aartsbisschop Makarios, de eerste president van de Republiek Cyprus, wijzen daarop.
Sinds 1963 is er niet langer één overheid bevoegd om zowel de Turks-Cyprioten als de Grieks-Cyprioten te vertegenwoordigen. Het Grieks-Cypriotisch bestuur van Zuid-Cyprus heeft geen enkel recht of wettelijke of morele bevoegdheid om het hele eiland te vertegenwoordigen of in zijn naam te handelen.
Van 1963 tot 1974 hebben de Grieks-Cyprioten een systematische gewapende campagne gevoerd tegen de Turks-Cyprioten, die vandaag een etnische zuiveringscampagne zou worden genoemd.
Zo werden in 1963 103 Turkse dorpen aangevallen en geplunderd, waardoor in vijf weken tijd 25 000 Turken dakloos werden, waarna ze vijf opeenvolgende winters in tenten moesten doorbrengen. Die feiten zijn uitgebreid beschreven in de VN-rapporten van die tijd.
Een recent document dat een idee kan geven van de gewelddadige mishandeling van de Turks-Cyprioten waarmee die gewapende campagne gepaard ging, is de documentaire film « De verloren autobus » waarvan het scenario door de heer Raşit Pertev, huidig Secretaris-Generaal van het presidentschap van de Turks-Cypriotische Republiek, geschreven werd. Die film werd vorige zomer in het Europees Parlement vertoond. Hij vertelt het verhaal van een groep Turken, die tot de ingesloten Turkse gemeenschap van Larnaka aan de zuidkust van het eiland behoorden en die per autobus in één van de Engelse militaire basissen gingen werken, via de zone onder Griekse controle, en laat daarbij ooggetuigen aan het woord. Op 13 mei 1964 kwam de autobus niet terug. Hij verdween onderweg met alle reizigers. Slechts onlangs, na meer dan veertig jaar, heeft het Comité van verdwenen personen, een bilaterale instantie die onder de bescherming van de Verenigde Naties werkt, eindelijk de resten gevonden van die door Griekse militieleden vermoorde mensen.
Waarschijnlijk had dergelijke etnische zuiveringscampagne vandaag andere gevolgen gehad. Als gevolg van de omstandigheden van die tijd, zowel wat de technieken voor de verspreiding van informatie als wat de politieke verdeeldheid bij de Verenigde Naties betreft, wilde de internationale gemeenschap de tragedie die zich midden in de Middellandse Zee afspeelde niet zien.
Nu is het zo dat de Grieks-Cyprioten erin geslaagd zijn te laten erkennen dat zij door middel van hun regering de bevolking van het hele eiland vertegenwoordigen. Ze zijn erin geslaagd eenzijdige resoluties bij de Verenigde Naties en op andere internationale fora te laten aannemen die dat standpunt steunen.
Het hoogtepunt van die etnische zuiveringscampagne was een uiterst rechtse staatsgreep in 1974. Het doel van de staatsgreep was het verwezenlijken van de Enosis (de annexatie van Cyprus bij Griekenland, dat toen onder het bewind van de junta van kolonels stond). Turkije heeft zijn uit de verdragen voortvloeiende rechten uitgeoefend en een gewapende operatie uitgevoerd. Dankzij de Turkse interventie werd ongetwijfeld een dreigend bloedbad na die staatsgreep voorkomen.
Uit die lange en pijnlijke ervaring blijkt dat men de klok niet kan terugdraaien en dat de oprichtingsverdragen de vrede en veiligheid voor beide gemeenschappen op het eiland niet meer kunnen waarborgen. Sinds die gebeurtenissen heeft Turkije geijverd voor een oplossing met twee zones op het eiland.
Ook vandaag nog is de kern van het probleem dat het Grieks-Cypriotische bestuur beweert de wettige opvolger te zijn van de regering van de Republiek Cyprus van 1960.
Het eiland Cyprus kan echter niet in zijn geheel wettig door het Grieks-Cypriotisch bestuur worden bestuurd. Het kan zich niet het recht toe-eigenen zijn gezag op te leggen aan de Turks-Cyprioten door zich te beroepen op zijn hoedanigheid van « regering van Cyprus ». Die aanspraak is historisch en wettelijk ongegrond. Er is bijgevolg geen enkele regering waarmee beide partijen op Cyprus kunnen instemmen.
Tevens is de Turks-Cyprioten veertig jaar lang een officiële stem in de wereld ontzegd, alsook financiële middelen die vergelijkbaar zijn met die van de Grieks-Cyprioten, om hun zaak voor de internationale gemeenschap te brengen.
Turkije ziet de oplossing van het probleem als volgt :
Het probleem Cyprus staat al meer dan 40 jaar op de agenda van de VN.
Turkije heeft altijd de initiatieven gesteund waarin, onder de vleugels van de VN, naar een volledige oplossing wordt gezocht. Een dergelijke oplossing dient gevonden in de parameters die al geruime tijd door de VN zijn opgesteld. Het gaat om de volgende parameters : een bizonale structuur, politieke gelijkheid, een gelijke status en een nieuwe staatsstructuur van associatie.
Turkije is vastbesloten zich constructief op te stellen om tot een oplossing te komen. Dat kan echter niet door eenvoudigweg alleen inspanningen van de Turken te eisen. De politieke wil van Grieks-Cypriotische kant en van Griekenland zijn ook vereist.
Tot nu toe toonden de Grieks-Cyprioten dat ze geen « planmatige oplossing » als resultaat van onderhandelingen onder de auspiciën van de Verenigde Naties wilden. Het plan-Annan dat door een overgrote meerderheid van de Grieks-Cyprioten werd verworpen, is hier het bewijs van.
Toch keert het optimisme over Cyprus binnen de internationale gemeenschap terug na de algemene verkiezingen in Zuid-Cyprus.
Turkije hoopt, zoals alle partijen, dat 2008 uitzicht zal bieden op een volledige oplossing en dat de heractivering van het plan-Annan op 21 maart jl. tijdens de eerste ontmoeting van de regeringsleiders van de twee gemeenschappen, zijn vruchten zal afwerpen.
Na de vergadering van de regeringsleiders, spraken de vertegenwoordigers van beide partijen af om zes werkgroepen en zeven technische comités in het leven te roepen.
De werkgroepen zullen een inventaris maken van de punten waarover de partijen gelijklopende respectievelijk uiteenlopende standpunten hebben. Zij zullen de resultaten aan de regeringsleiders voorleggen.
Turkije verwacht dat de echte onderhandelingen tussen de regeringsleiders hervat zullen worden binnen drie maanden, onder toezicht van de Secretaris-generaal van de VN en zijn nieuwe speciaal-gezant.
Het bestaande plan van de Verenigde Naties moet het vertrekpunt vormen en het stramien voor een oplossing bepalen. Dat plan is immers voortgekomen uit duizenden verbeten werkuren en loodzware onderhandelingen.
Noch Turkije, noch de internationale gemeenschap kan het zich veroorloven om van nul te herbeginnen, zoals de Grieks-Cypriotische gemeenschap lijkt te eisen. De integriteit en essentiële parameters van het plan moeten bewaard blijven.
Turkije meent dat de oplossing een nieuwe vereniging van twee deelstaten is. Politieke gelijkheid en de scheiding der machten zullen daarin essentiële elementen zijn.
De internationale gemeenschap en de lidstaten van de Europese Unie zouden de Grieks-Cyprioten moeten aanmoedigen om tot een volledige en rechtvaardige oplossing te komen die vrede en stabiliteit brengt niet alleen voor de twee eilandgemeenschappen maar ook voor de hele regio. Turkije beschouwt de belofte van de EU om zich te schikken naar de oplossing die uit de onderhandelingen naar voren komt, als een fundamentele voorwaarde om tot een volledige oplossing te komen.
Ondertussen zal de opheffing van de isolatie van de Turks-Cyprioten bijdragen tot een volledige oplossing. Die opgelegde isolatie bestaat al veertig jaar ondanks het feit dat de Turks-Cyprioten het plan van de VN hebben goedgekeurd. Dat is onrechtvaardig.
De internationale gemeenschap zou moeten handelen in overeenstemming met de opmerkingen van de oud-Secretaris-generaal van de VN, de heer Kofi Annan, die in zijn rapport van 28 mei 2004 aan de Veiligheidsraad, erkende dat de isolatie onrechtvaardig is en benadrukte dat de inspanningen om de beperkingen op te heffen niet indruisen tegen resoluties nr. 541 en 550 van de Veiligheidsraad.
De huidige Secretaris-generaal van de VN, de heer Ban Ki-Moon, heeft de isolatie van de Turks-Cyprioten ook onrechtvaardig genoemd in zijn rapport over La Force des Nations unies chargée du maintien de la paix à Chypre (UNFICYP) van juni 2007.
Turkije verwacht van de Europese Unie dat ze haar vorige engagementen tegenover de Turks- Cyprioten nakomt en dat ze niet toelaat dat de Grieks-Cyprioten hun toetreding tot de EU uitspelen ten nadele van de Turks-Cyprioten.
Tot slot herhaalt de ambassadeur dat, hoewel Cyprus een klein eiland is, de Cypriotische kwestie daarom niet minder omvangrijk en complex is.
Momenteel worden de onderhandelingen met veel hoop opnieuw aangevat door beide kanten. Turkije wenst tot een snelle oplossing te komen. De personen die rond de tafel zitten, kennen de problematiek erg goed, ook al hebben zij tegengestelde standpunten over bepaalde aspecten van de oplossing. Zij weten dat alleen de twee partijen in staat zijn om, met de steun van de « garantielanden » en onder de vleugels van de Verenigde Naties, deze onderhandelingen tot een goed einde te brengen.
Het huidige klimaat is onverhoopt gunstig. Daarom kan een buitenlandse inmenging in dit stadium van de onderhandelingen alleen nefaste gevolgen hebben.
b. Gedachtewisseling
De heer Roelants du Vivier herinnert de ambassadeur eraan dat er geen Zuid-Cyprus en Noord-Cyprus bestaat. België erkent slechts één staat, een staat die bovendien lid is van de Europese Unie.
Spreker is, samen met de heer Monfils, altijd bereid geweest te luisteren naar de betrokken partijen. Zij hebben geluisterd naar de heren Denktash en Talat.
Er is inderdaad uitzicht op een oplossing, maar het zijn uiteindelijk wel de twee Cypriotische partijen die het probleem onderling moeten oplossen.
De heer Monfils geeft toe dat de sfeer inderdaad verbeterd is. Waarom dan die weigering van een gelijktijdige hoorzitting met de ambassadeur van Cyprus, toen deze in de Senaat op bezoek was ?
Om correct te kunnen handelen moet men zich baseren op resolutie nr. 2077 van de algemene Vergadering van de VN, waarvan punt 3 zegt dat de partijen erop moeten toezien dat geen enkele buitenlandse mogendheid het proces beïnvloedt.
Wat de inhoudelijke kant betreft, moet men toegeven dat de heer Talat met de Grieks-Cyprioten praat. Men mag zich echter wel vragen stellen :
— waarom wonen er op het eiland nog 160 000 Anatolische kolonisten ?
— waarom is het Turkse leger er nog steeds aanwezig ?
— waarom worden de afgevaardigden voor de gemengde commissies aangewezen door Ankara ?
In 2006 waren de heren Papadopoulos en Talat het eens, maar onlangs zijn de heren Dulagül en Talat van houding veranderd en spreken zij over twee volkeren maal twee. Ze beschouwen de Cyprioten niet meer als een volk.
Er is ook een beschuldiging geweest van schending van de mensenrechten en meer bepaald van de artikelen 2, 3 en 5 van het Internationaal Verdrag.
De Turks-Cyprioten weigeren echter een onderzoek in het Turkse deel toe te staan.
Er zijn ook plunderingen van kerken geweest en van orthodoxe religieuze monumenten. Dit klopt echt en men heeft zelfs vastgesteld dat er mozaïeken uit Cyprus in New York te koop zijn aangeboden.
Volgens hem kan men hier maar één conclusie uit trekken : de Cyprioten moeten met rust worden gelaten en de militaire interventies dienen te worden stopgezet.
De heer Dubié is van mening dat de oplossing niet voor meteen is, als hij de ambassadeur hoort die aanhanger is van onderhandelingen met de republiek Noord-Cyprus, terwijl die republiek alleen door Turkije is erkend. Het is dus Turkije dat zijn visie opdringt, en niet de Turks-Cyprioten. Dit boezemt hem niet veel vertrouwen in.
Spreker is bovendien geschokt door de Turkse houding en meer bepaald door de persoonlijke uitlatingen van de ambassadeur in de krant Hürryet, terwijl de burgemeester van Sint-Joost-ten-Node de Turken van zijn gemeente probeerde te verzoenen door een gemeenschappelijke bijeenkomst te organiseren met alle etnische en religieuze groepen van het land. Hij heeft hierdoor nog maar weinig vertrouwen in de Turkse houding in het algemeen.
Wat meer bijzonder het probleem van Cyprus betreft, dient men de Cyprioten met rust te laten, zonder dat Griekenland of Turkije zich ermee bemoeien. Waarom trouwens het Turkse leger op het eiland houden, als er geen sprake is van onmiddellijk gevaar ?
De heer Tanlay merkt op dat het vandaag niet gaat over steun aan de PKK of andere terroristen in Sint-Joost-ten-Node.
Mevrouw Zrihen benadrukt dat iedereen zich Europeaan voelt. Het is dus frustrerend te weten dat er in de EU een muur bestond. In andere landen zijn er ook verschillende gemeenschappen, maar is er geen behoefte aan een muur.
Des te beter als de heer Christofios meer autonomie krijgt om te onderhandelen. De gemeenschappen horen autonoom te handelen. Uit de uiteenzetting van de ambassadeur blijkt een zekere positieve houding. Dit toont aan dat er ruimte is voor onderhandelingen.
Mevrouw Zrihen is ervan overtuigd dat de bevolkingsgroepen het met elkaar kunnen vinden. In die context is de indirecte leiding van Ankara vervelend.
De heer Tanlay legt uit waarom hij niet voor de commissie wilde verschijnen in aanwezigheid van de Grieks-Cypriotische afvaardiging. Dit zou moeilijk zijn geweest omdat Turkije de republiek Cyprus niet erkent. Hij kan dus niet anders dan het initiatief te laten aan de twee gemeenschappen van het eiland. Dit is een vraag die aan de heer Yalçin Vehit gesteld zou moeten worden, maar de commissie verzet zich daartegen.
De heer Roelants du Vivier herinnert eraan dat de commissie alleen delegaties ontvangt van landen die door België erkend zijn. Deze regel blijft gelden, ook al zijn er contacten geweest met de FOD Buitenlandse Zaken, meer bepaald met de Turks-Cyprioten.
De heer Dubié stelt vast dat de houding van de Turkse ambassadeur dubbelzinnig is : enerzijds geeft hij aan dat Turkije de republiek Cyprus niet erkent, maar anderzijds dringt hij erop aan dat de commissie de vertegenwoordiger van de zelfgeproclameerde republiek Noord-Cyprus zou ontvangen.
De heer Tanlay onderstreept dat hij het heeft over een vertegenwoordiger van de Turkse gemeenschap en niet van de Turks-Cypriotische republiek. Voor de goede orde herinnert hij er echter aan dat de Turkse aanwezigheid erkend is in de verdragen van 1960. Het Griekse leger beschikt trouwens over een contingent van 7 000 militairen op het eiland.
De heer Tanlay herinnert eraan dat de systematische anti-Turkse campagne aanleiding heeft gegeven tot de vredesoperatie van 1974.
De Turkse aanwezigheid is het enige element dat een heropflakkering van het geweld kan voorkomen. Het gaat trouwens om een aanwezigheid onder de auspiciën van de VN. In het plan-Annan was sprake van een vermindering van de strijdkrachten ter plaatse. Het plan legde de vermindering op van de Turkse strijdkrachten tot 650 soldaten, terwijl de Grieken er op 20 november 2006 950 hadden.
Ondanks alle goede wil van de Turken, waren er in 2006 talrijke aanvallen en pesterijen tegen Turks-Cyprioten :
— op 18 januari 2006 : een poging om de conferentie « Samen voor de vrede », georganiseerd in het Griekse deel van het eiland door de Grieks-Cypriotische oppositiepartij DISI en de Turks Republikeinse Partij CTP, te verhinderen door een valse bommelding. Er zijn banden doorgesneden van voertuigen van de deelnemers.
— op 13 februari 2006 zijn tijdens een conferentie over Cypriotische literatuur de banden van vier voertuigen doorgesneden. Twee van die voertuigen waren van Turks-Cyprioten, één van een Grieks-Cyprioot en één van de Bulgaarse ambassade.
— op 27 juni 2006 werd de Turks-Cypriotische architect Osman Sarper door de Grieks-Cypriotische politie gearresteerd toen hij in het zuidelijke (Griekse) deel van het eiland kwam via de grenspost van Metehan. De reden was dat hij plannen en bouwdocumenten bij zich had. Hij werd twee weken vastgehouden.
— op 21 september 2006 werd Ozan Ceyhun, Europees parlementslid van Turkse origine, in het zuiden van het eiland aangevallen door 8 jonge Grieks-Cyprioten toen hij in een taxi met een nummerplaat van de Turkse Republiek van Noord-Cyprus (TRCN) zat. De Grieks-Cyprioten spuugden ook in het gezicht van de Turks-Cypriotische chauffeur.
— op 15 november 2006 werd de Turks-Cypriotische journaliste Sevgül Uludağ aangevallen en beledigd door de leden van de ultranationalistische organisatie « De gouden schemering » toen zij in het zuiden van het eiland was. Dezelfde groepering beschadigde het voertuig van de journalist Aziz Ener.
— op 20 november 2006 verklaarde de leider van de Grieks-Cypriotische overheid, de heer Papadopoulos, toen hij de oproep tot het gebed hoorde vanuit de TRNC : « De roemrijke boodschappen voor hen die gesneuveld zijn voor het vaderland, zullen niet gesmoord worden door de stem van de imam ».
— op 22 november 2006 werden Turks-Cypriotische studenten in de Britse school in het zuiden van het eiland afgeranseld door 15 tot 20 gemaskerde en met stokken gewapende Grieks-Cypriotische jongeren, die vermoedelijk lid waren van de Grieks-Cypriotische ultranationalistische groep EFEN. De Grieks-Cypriotische politie nam enkel de verklaringen van de aanvallers af. Dertig Turks-Cypriotische studenten zijn in die school ingeschreven.
In het Griekse gedeelte wonen immigranten; de Turks-Cypriotische nationaliteit is goed gereglementeerd. Er zijn 264 172 buitenlanders, Turken meegerekend. Er is een migratiestroom naar het zuiden van het eiland. Volgens de gegevens van Eurostat zijn er 16 779 mensen geëmigreerd naar het zuidelijke deel. Voor Turkse immigranten is dat niet vanzelfsprekend.
In 2004 stemde de Turkse meerderheid voor het plan-Annan. Het zijn de Grieken die dat plan hebben doen mislukken.
Ondanks dat alles wil Turkije een oplossing vóór eind 2008. Het moet om een aanvaardbare en haalbare oplossing gaan.
Als zogenoemd « garantieland » is het normaal dat Turkije met de Turkse bevolking overlegt. Zo heeft Turkije in 1983 de Turkse Republiek van Noord-Cyprus erkend.
Binnen de VN bekommert men zich om het evenwicht. Daarom stellen zij twee regeringsleiders voor die op gelijke voet staan.
In 2004 aanvaardde Turkije dat de Secretaris-generaal van de VN zo goed mogelijk de nog lege delen van het akkoord zou invullen.
Het spreekt voor zich dat de Grieks-Cyprioten ook banden hebben met Griekenland maar in mindere mate dan de Turken.
De heer Roelants du Vivier stelt vast dat Cyprus volwaardig lid is geworden van de EU. Bovendien is Turkije kandidaat-lidstaat. Hij vindt het logisch dat een lidstaat de overige lidstaten van de Unie waartoe hij wil toetreden, erkent.
De heer Dubié vindt dat men verder moet gaan : de Europese Unie moet eisen dat het protocol van Ankara, dat Turkije heeft ondertekend, wordt uitgevoerd. Hierin wordt opgelegd dat Turkije vliegtuigen en boten die van Cyprus komen, in Istanboel moet toelaten. Ondanks de ondertekening weigert de Turkse president die voorwaarden te aanvaarden.
De heer Tanlay meent dat het Zweeds voorzitterschap van de EU tijdens het tweede semester van 2009, het ideale moment zou zijn om dat protocol te laten uitvoeren. Het actieplan van 24 januari 2006 ligt nog steeds op tafel. Het houdt in dat er geen hindernissen meer mogen zijn en dat er een vrij verkeer van goederen is tussen alle lidstaten van de EU.
De VN heeft de landen ertoe aangezet overleg te plegen met het Turkse gedeelte. Er werd gezegd dat wij ons daarnaar zouden schikken.
Op 5 mei 2008 hield de heer De Gucht een persconferentie waarin hij meedeelde dat de Europese Unie een vergissing heeft begaan door niet meer inspanningen te vragen van de Grieks-Cyprioten voor hun toetreding.
Mevrouw Zrihen benadrukt dat een belangrijke deadline nadert : op 15 juni 2008 vervalt het mandaat van de VN. Turkije moet ervoor zorgen dat de spanningen niet oplopen.
De heer Monfils meent dat Turkije alle lidstaten van de EU moet erkennen. De verwijzing naar het verleden is geen afdoend argument. Hij zou ook een lijst met grieven van de Grieks-Cyprioten kunnen voorleggen. De ambassadeur zegt dat Turkije een garantieland is. Maar hij vergeet ook te vermelden dat het ook een bezetter is. Er bestaat zelfs een lijst met maatregelen die Turks-Cyprioten bevoordelen.
Zijn algemene conclusie is dat de Turks-Cyprioten met rust moeten worden gelaten zodat zij met hun Griekse landgenoten, zonder buitenlandse inmenging, tot een akkoord kunnen komen.
Mevrouw Hermans is voorstander van de toetreding van Turkije bij de EU, maar onder voorwaarde dat Turkije eerst de kwestie Cyprus oplost. Turkije moet mee een oplossing zoeken en de Cyprioten laten werken in vrede. Er bestaat voldoende goodwill van beide kanten. Het is verstandiger om de Cyprioten hun eigen defensie en juridisch systeem te laten uitwerken.
De ambassadeur antwoordt dat het probleem Cyprus erg omvangrijk is. Er zijn twee partijen en beide moeten een bijdrage leveren om de spanningen niet te laten oplopen. Ook al wordt er een oplossing gevonden, in 2009 zal het protocol van Ankara, dat reeds werd ondertekend, worden geratificeerd.
Wat de uiteenzetting van de heer Monfils betreft, meent de ambassadeur dat de senator over de hele lijn tegen Turkije is.
Wat het probleem Cyprus betreft, wenst hij te benadrukken dat hij er persoonlijk bij betrokken is. Hij herinnert zich heel goed de gebeurtenissen want hij kent ze al van jongs af aan, ook via foto's van verdronken kinderen enz. Dat alles heeft sporen nagelaten.
Voor het overige is hij het ermee eens dat de overlegcomités hun werk moeten kunnen doen. Hij is ervan overtuigd dat er momenteel een erg gunstig klimaat is om tot een oplossing te komen.
Hij probeert zich niet in dat proces te mengen en vraagt aan de overige sprekers om hetzelfde te doen.
IV. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN
Considerans
Punt C
De heer Monfils dient amendement nr. 1 in dat ertoe strekt het punt C aan te vullen met een verwijzing naar de concrete uitwerking van het akkoord dat op 8 juli 2006 werd gesloten.
Volgens de heer Monfils beoogt dit amendement alleen een actualisering van de tekst.
Men dient de nadruk te leggen op het akkoord van 8 juli 2006, dat aan de oorsprong lag van de werkgroepen, die tot de toekomstige structuur van de regering moeten leiden.
De dames Zrihen en Kapompolé dienen amendement nr. 5 in dat ertoe strekt in punt C de woorden « begin juli 2006 » te vervangen door de woorden « in het kader van het akkoord dat op 8 juli 2006 is ondertekend te Nicosia ».
De amendementen nrs. 1 en 5 worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Punt C bis
De dames Zrihen en Kapompolé dienen amendement nr. 4 in dat een nieuw punt Cbis wil invoegen, luidende :
« Gelet op het rapport van de secretaris-generaal inzake de operatie van de Verenigde Naties op Cyprus (S/2007/699) van 3 december 2007 en de vaststelling dat er geen vooruitgang is geboekt wat de toepassing van het akkoord van 8 juli 2006 betreft, hoewel beide partijen openlijk achter de principes blijven staan die hierin worden vooropgesteld, namelijk dat een totaalregeling gebaseerd moet zijn op de oprichting van een federatie met twee zones en twee gemeenschappen alsook op politieke gelijkheid ».
De heren Monfils en Roelants dienen amendement nr. 10 in, dat een subamendement is op amendement nr. 4 en ertoe strekt de woorden « en de vaststelling dat er geen vooruitgang is geboekt wat de toepassing van het akkoord van 8 juli 2006 betreft, hoewel beide partijen openlijk achter de principes blijven staan die hierin worden vooropgesteld, namelijk dat een totaalregeling gebaseerd moet zijn op de oprichting van een federatie met twee zones en twee gemeenschappen alsook op politieke gelijkheid; » te vervangen door de woorden « waarna de Secretaris-generaal van de VN met name heeft verklaard er terdege van overtuigd te zijn dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Cyprioten zelf is om een oplossing te zoeken. »
Volgens mevrouw Zrihen zijn de twee partijen niet even representatief. Zij stelt vast dat amendement nr. 10 verwijst naar het citaat van de Secretaris-generaal van de VN. Dit gaat in tegen amendement nr. 7 (van mevrouw Schelfhout), dat voorstelt om punt D te doen vervallen. Dit amendement noemt de betrokken partijen, met andere woorden Groot-Brittannië en Turkije, als deels verantwoordelijk.
De heer Monfils verkiest een neutrale formulering waarin wordt verwezen naar de aanstelling van de heer Alexander Downer, voormalig premier van Australië, als speciaal gezant voor het vredesproces te Cyprus. Dit citaat stemt overeen met de unanieme wens van de partijen om zich onder de bescherming van de VN te scharen en inhoudelijke debatten te ontwijken.
De enige wens van de heer Monfils is de besprekingen tussen Cyprioten te doen vooruitgaan, zonder enige inmenging van buitenaf en onder toezicht van de VN.
Mevrouw Zrihen is het volkomen eens met de stelling van de heer Monfils, die de werkzaamheden van de commissie up-to-date wil brengen en belangstelling wil tonen voor de betrokken partijen, op voorwaarde dat deze vastbesloten zijn verder te praten. Spreekster heeft de indruk dat subamendement nr. 10 een toevoegsel is aan amendement nr. 4 en niet ter vervanging dient van de geciteerde tekst.
De heer Roelants du Vivier vestigt de aandacht op de notie van politieke gelijkheid die erin vervat ligt. Hij stelt een zin voor waar iedereen het inhoudelijk mee eens kan zijn, namelijk punt 43 van de verklaring van de Secretaris-generaal, dat vrij neutraal is, terwijl punt 42, dat mevrouw Zrihen citeert, voor discussie vatbaar is, omdat er sprake is van « politieke gelijkheid ».
Mevrouw Zrihen verduidelijkt dat het zinsdeel « er terdege van overtuigd te zijn » gevolgd zou moeten worden door de politieke verantwoordelijkheden. Zij stelt voor dit te doen door middel van een verwijzing naar het rapport van de Secretaris-generaal, luidend : « overwegende dat de Secretaris-generaal in hetzelfde rapport, heeft verklaard dat (...) », zonder hierbij echter de notie politieke gelijkheid opnieuw ter sprake te brengen.
De commissie besluit de tekst van punt Cbis te wijzigen als volgt :
« Cbis. Gelet op het rapport van de Secretaris-generaal inzake de operatie van de Verenigde Naties op Cyprus (S/2007/699) van 3 december 2007 en gelet op het feit dat in hetzelfde rapport de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties met name heeft verklaard er « terdege van overtuigd te zijn dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Cyprioten zelf is om een oplossing te zoeken; ».
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Punt D
Mevrouw Schelfhout c.s. dienen amendement nr. 7 in ten einde dit punt te schrappen.
Zoals hierboven aangehaald, verwijst dit amendement naar het verdrag van Zurich van 11 februari 1959 dat aan Groot-Brittannië, Griekenland en Turkije belangrijke rechten over Cyprus toekent. Artikel 3 van dit verdrag stipuleert dat deze landen de veiligheid en orde van Cyprus en de Cypriotische bevolking garanderen en zich engageren voor interventie indien de afspraken die overeenkomstig dit verdrag zijn gemaakt, worden overschreden.
Ingevolgde de bespreking van punt Cbis wordt dit amendement door mevrouw Schelfhout ingetrokken.
De heer Monfils c.s. dienen amendement nr. 9 in, teneinde punt D te vervangen als volgt :
« Tevreden kennis nemend van de aanwijzing door de Secretaris-generaal van de VN van de heer Alexander Downer als speciaal gezant voor de vrede in Cyprus; ».
Amendement nr. 9 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Dispositief
Punt 1
De heer Monfils dient amendement nr. 2 in dat het punt 1 wil vervangen als volgt : « de leiders van beide gemeenschappen aan te moedigen het akkoord dat op 8 juli 2006 tot stand is gekomen, ten uitvoer te leggen en de achterstand in de toepassing ervan in te lopen door de snelle oprichting van de werkcommissies waarin dat akkoord voorziet ».
Volgens de heer Monfils is het aan de pas verkozen president van de republiek Cyprus, alsook aan de vertegenwoordiger van de Turkse Cyprioten, om de basis van hun onderhandelingen vast te leggen.
De heer Monfils dient vervolgens amendement nr. 3 in dat ertoe strekt in punt 1 de woorden « de recent hervatte onderhandelingen constructief, in kalmte en in dialoog voort te zetten », te vervangen door de woorden « de onderhandelingen in kalmte en in dialoog voort te zetten ».
Amendement nr. 2 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Amendement nr. 3 wordt ingetrokken door de indiener.
Punt 3
De heer Procureur neemt amendement nr. 6 van de heer Dallemagne over. Dit amendement beoogt punt 3 te schrappen, omdat het punt vrij onbegrijpelijk zou zijn.
Mevrouw Schelfhout c.s. dienen amendement nr. 8 in dat ook punt 3 wil schrappen.
Gelet op de bespreking van punt Cbis worden deze amendementen ingetrokken.
De heer Ceder betreurt de intrekking van het amendement van de heer Dallemagne, dat hem essentieel lijkt voor de gedachtegang van de indieners. Het is contradictorisch te beweren dat Turkije en Griekenland zich moeien in de zaak, daar waar België zich via deze resolutie dit recht wel toeëigent.
De heer Monfils vindt dat men Griekenland en Turkije niet moet vermelden. Eenieder zal zijn conclusies trekken door de verklaringen van de twee amabassadeurs aan de commissie te herlezen.
V. STEMMINGEN
Het geamendeerde voorstel van resolutie in zijn geheel wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
| De rapporteur, | De voorzitter, |
| François ROELANTS du VIVIER. | Marleen TEMMERMAN. |
Tekst aangenomen door de commissie (zie stuk Senaat, nr. 4-114/6 - 2007/2008)