4-35

4-35

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 19 JUIN 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Dirk Claes au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur «la disponibilité des forces d'intervention» (nº 4-375)

De heer Dirk Claes (CD&V-N-VA). - Het Comité P schreef onlangs in een rapport dat de politiediensten in ons land momenteel absoluut niet voorbereid zijn op een grote ramp of een langdurige oproer.

Cruciaal daarbij zijn de samenwerkingsverbanden tussen de verschillende politiezones en de informatie waarover de politiedirecteurs al dan niet beschikken. Een essentieel aspect van het probleem is dat de politie niet snel genoeg interventietroepen kan aanleveren en dat deze bovendien onvoldoende sterk zijn. Ik heb dat in het verleden al aangehaald. Bovendien zou het niet mogelijk zijn deze manschappen voor een langere tijd in te zetten zonder op andere niveaus een personeelsprobleem te creëren.

Blijkbaar hebben enkel Limburg en West-Vlaanderen een eigen noodplan opgesteld. Dat betekent dat in de andere provincies geen gecoördineerde visie bestaat op wat er dient te gebeuren bij een catastrofe of een grote opstand. Dit probleem is des te prangender omdat blijkbaar ook op nationaal niveau geen noodplan werd opgesteld.

Een tweede probleem zijn de samenwerkingsverbanden tussen de bestaande politiezones. Deze samenwerking is veelal gebaseerd op mondelinge overeenkomsten tussen de rechtstreeks betrokken actoren. Bij grote rampen nemen echter de politiedirecteurs veelal het roer over en dienen zij meteen een globaal zicht te hebben op de actuele toestand op het terrein en de bestaande samenwerkingsfaciliteiten.

Welke conclusies trekt de minister uit het rapport van het Comité P?

Hoe staat hij tegenover de oplossingen die het Comité in het rapport aanreikt?

Is hij het met het Comité P eens dat ons land niet voldoende is voorbereid op een grote ramp of een langdurige oproer?

Acht hij het noodzakelijk dat elke provincie over een noodplan beschikt om op een gecoördineerde manier te kunnen reageren op een noodsituatie van enige omvang?

Zal in de nabije toekomst ook op nationaal niveau zo'n noodplan worden uitgewerkt? Of is dat er misschien al?

Acht de minister het wenselijk dat de samenwerkingsverbanden tussen de diverse politiezones nauwgezet in kaart worden gebracht om een efficiëntere en snellere reactie mogelijk te maken?

De heer Patrick Dewael, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken. - Op zich is het geen ramp, maar ik vind het wel een kwalijke gewoonte dat geregeld `geheime' rapporten van het Comité P in de pers verschijnen, veelal zelfs nog voor ze op mijn bureau belanden. Uiteraard hecht ik veel belang aan de parlementaire controle op de werking van de politie door het Comité P, maar het kan niet de bedoeling zijn dat geheime rapporten van parlementaire controleorganen voortdurend in de pers verschijnen. Dat maakt een normaal en contradictoir debat voor een stuk onmogelijk en daardoor boet de parlementaire controle aan effectiviteit in.

Over de grond van de zaak kan ik u geruststellen. De inzet van de geïntegreerde politie bij niet voorzienbare gebeurtenissen wordt wel degelijk geregeld in de circulaire van 29 mei 2007 betreffende de gehypothekeerde capaciteit, HyCap, en circulaire GPI 44bis van 10 mei 2007 over het Interventiekorps van de federale politie.

Als dit aantal manschappen onvoldoende blijkt te zijn, kan nog versterking worden gevraagd aan alle andere politiezones van het land. Dit is het principe van de nationale solidariteit of HyCap.

Deze procedure maakt het mogelijk zeer snel de nodige manschappen op de been te brengen bij een niet voorzienbare gebeurtenis én het hoofd te bieden aan een langdurig oproer.

Sommige provincies hebben al werk gemaakt van formele protocolakkoorden op het niveau van de provincie of van de arrondissementen, in andere is dat nog niet het geval.

In het najaar zal circulaire MFO-2 worden geëvalueerd, ook voor wat het opstellen van protocolakkoorden betreft. Daarbij wordt rekening gehouden met de bevindingen van het Comité P.

Daarnaast bestaan er ook rampenplannen voor alle hulpdiensten, waaronder de politie, per gemeente, per provincie en op nationaal vlak, bijvoorbeeld voor de kerncentrales. De coördinatie van die plannen wordt aangestuurd door het Crisiscentrum van de regering.

Alle laterale samenwerkingsverbanden tussen lokale politiekorpsen worden in kaart gebracht op het niveau van de DIRCO's, die in rechtstreeks contact staan met de Directie van de Operaties van de federale politie. Sinds de herstructurering van de federale politie in 2006 staan de DIRCO's bovendien onder het rechtstreekse gezag van de Commissaris-generaal.

Het is net één van de verdiensten van de geïntegreerde politie dat op alle niveaus wordt samengewerkt. Gisteren waren we daar opnieuw getuige van. Ik wil trouwens de politiediensten feliciteren voor de manier waarop ze hun taak gisteren hebben volbracht, naar aanleiding van de acties van de transporteurs en de landbouwers.

De DIRCO's spelen hierin een cruciale rol. Ik zeg niet dat het niet beter kan, maar het systeem werkt.

De heer Dirk Claes (CD&V-N-VA). - Wat de geheimhouding betreft: zelf ben ik geen lid van Comité P en ik heb ook maar gelezen wat in de kranten stond. Wat we in de kranten lezen, kunnen we ook hier ter sprake brengen.

De heer Patrick Dewael, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken. - De kranten zouden dat beter niet publiceren.

De heer Dirk Claes (CD&V-N-VA). - Dat vind ik ook.

Volgens de minister komt er in het najaar een evaluatie over de samenwerking met de provincies. Een aantal provincies hebben nog geen noodplannen. Op nationaal vlak beschikt men wel over een aantal instrumenten, maar er is nog geen nationaal noodplan bij een grote inzet van politiemensen. Ik vrees dat we eerst een reëel voorval moeten afwachten om te zien of we daar effectief klaar voor zijn. Nadien zal men moeten evalueren of er al dan niet voldoende interventietroepen zijn.

De heer Patrick Dewael, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken. - Ik verwijs naar de gebeurtenissen van een jaar geleden in Frankrijk toen duizenden voertuigen in brand werden gestoken. Op een bepaald moment zag het ernaar uit dat dit zou overslaan naar België.

Dankzij de goede aanpak van de geïntegreerde politie, die niet alleen repressief, maar ook preventief te werk is gegaan, bleef het probleem zeer beperkt. Ik heb toen hulde gebracht aan het fijnmazige netwerk van preventiewerkers en straathoekwerkers, mensen die de probleemjongeren kennen en die vooral preventief werken. Straffe verklaringen brengen meestal niet veel zoden aan de dijk. Het systeem werkt en het past in elkaar. Als er versterking nodig is, zoals onlangs in Anderlecht, dan komt die er ook, maar ik sta open voor alle suggesties ter verbetering.