4-33

4-33

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 5 JUIN 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Débat d'actualité

Le nouveau Traité Benelux et le Parlement Benelux

M. le président. - Au cours de sa réunion de ce midi, le Bureau a décidé de tenir un débat d'actualité sur « le nouveau Traité Benelux et le Parlement Benelux ».

De heer Marc Verwilghen (Open Vld). - De aanleiding voor mijn vraag is het gemengde gevoel dat vorige week heerste in de commissie Justitie en Openbare orde van het Beneluxparlement. De Benelux bestaat vijftig jaar. Sinds 1944, met de oprichting van de Douane-Unie, is de samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg een feit. Deze lichte vorm van economische samenwerking werd steeds intensiever en mondde in 1958 uit in de ondertekening van het Verdrag van de Benelux Economische Unie. Op 3 februari 2008 bestond dit verdrag exact 50 jaar. We hebben evenwel ook vernomen dat op 17 juni 2008 een hernieuwing van dit Verdrag ter ondertekening zal voorliggen in Den Haag.

Een tweede reden voor het gemengde gevoel in het Beneluxparlement was dat het Secretariaat-Generaal de pen niet heeft vastgehouden voor de opstelling van de geplande wijzigingen.

De Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, ook wel het Beneluxparlement genaamd, werd bij afzonderlijk verdrag van 5 november 1955 ingesteld. Deze raad beraadslaagt en adviseert de regeringen van de drie landen over problemen met betrekking tot de Economische Unie. Daarnaast worden ook verdragen, overeenkomsten en protocollen ter advies aan de Raad voorgelegd, wat in deze dus niet is gebeurd.

In het licht van de komende plechtige ondertekening op 17 juni wens ik de regering een aantal vragen te stellen.

Werd het nieuwe verdrag voor advies aan het Beneluxparlement voorgelegd? Zo ja, wanneer is dit dan gebeurd? Zo neen, waarom acht de regering het niet noodzakelijk om ten minste de leden van het eigen parlement die zetelen in het Beneluxparlement erbij te betrekken?

Wat is de inhoud van dit nieuwe Verdrag? Welke bepalingen uit het oude Verdrag worden er eventueel geschrapt en wat is er nieuw? Is de minister tevens bereid om het ontwerp van Verdrag vrij te geven?

Kan de regering tenslotte bevestigen of de mensen van het Secretariaat-Generaal van het Beneluxparlement werden betrokken bij het tot stand komen van het ontwerp van tekst? Zo neen, waarom niet?

De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA). - Ik sluit mij aan bij de vragen die collega Verwilghen heeft gesteld en die inderdaad aan bod zijn gekomen in de vergaderingen van het Beneluxparlement. De vijftigste verjaardag van de Benelux werd er gevierd, ofschoon er in de voorbije jaren momenten zijn geweest waarop het leek alsof er weinig te vieren viel. Er waren vaak spanningen, politieke incidenten of uitspraken van regeringsleden ten aanzien van collega's, enz. die soms ook afstraalden op dossiers, zoals de uitbaggering van de Schelde, de IJzeren Rijn en de coffeeshopproblematiek. Ik ben blij dat sinds kort op deze terreinen toch vooruitgang is geboekt en het verheugt me dat de relaties, vooral tussen België en Nederland, maar ook met Luxemburg, er de jongste periode op vooruit zijn gegaan.

De fundamentele vraag is nu waarom er vandaag nog een Beneluxverdrag nodig is. In 1958 stond Europa bijlange nog niet waar we nu staan. Toch denk ik dat er in principe wel een meerwaarde schuilt in de samenwerking op Beneluxniveau, die als het ware een laboratoriumfunctie vervult. Dankzij de trilaterale samenwerking is er een afstemming gebeurd van belangrijke aspecten van het beleid (bijvoorbeeld inzake civiele veiligheid en brandweer, drugsbeleid of politieel beleid) die later vaak ook werd voortgezet op Europees niveau.

Het principe van de Benelux leidt ook tot navolging in andere landen. Ik denk aan samenwerkingsverbanden zoals de Visegrádgroep met Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Polen, de Baltische staten met Letland, Estland en Litouwen, de Nordic Council met Denemarken, IJsland, Finland, Zweden, Noorwegen. Tussen de natiestaten en Europa zijn blijkbaar tussenniveaus nodig met een gedeelde verantwoordelijkheid in vele domeinen.

Het belang van de Benelux blijkt ook uit de vraag van de minister-president van Noordrijn-Westfalen naar een samenwerking met de Benelux.

Een nieuw Beneluxverdrag is dus wenselijk. Ik hoop dat bepaalde ambities die in het verleden in het verdrag waren opgenomen, ook in de komende periode naar voren zullen worden gebracht.

De heer Karim Van Overmeire (VB). - De Benelux Economische Unie werd in 1958 opgericht voor een periode van vijftig jaar. Het Beneluxverdrag loopt af in 2010. De voorbije jaren werd in de betrokken landen grondig nagedacht over het nut van een hernieuwde of vernieuwde Benelux. In 2006 kwamen de partners overeen het verdrag in gewijzigde vorm te verlengen.

De voorbije decennia werd de Benelux overklast door de Europese integratie. Ook de bevoegdheidsoverdrachten naar de deelentiteiten in België noodzaakten tot een aanpassing van het Beneluxverdrag.

Vooral in Vlaanderen telt de Benelux veel voorstanders. Misschien heeft Vlaanderen een te romantische visie op de Benelux en ziet het de Benelux als een manier om België te overstijgen. De Benelux roept bij sommigen herinneringen op aan het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en aan de Zeventien Provinciën. Buiten Vlaanderen heeft men een meer nuchtere visie: De Benelux is gewoon een verdrag tussen drie staten om een aantal grensoverschrijdende problemen te regelen.

Wat zijn de belangrijkste vernieuwingen in het hernieuwde verdrag?

Wie zal het verdrag ondertekenen? Op welke manier zullen de gefedereerde entiteiten van de Belgische federatie vertegenwoordigd zijn op de ondertekeningsplechtigheid?

Op welke manier komt het hernieuwde verdrag tegemoet aan de gewijzigde Belgische staatsstructuur? Welke ministers zullen in het kader van het vernieuwde verdrag deelnemen aan de vergaderingen van het Comité van ministers wanneer gemeenschaps- of gewestbevoegdheden aan bod komen?

Wordt in het hernieuwde verdrag voorzien dat het Comité van ministers in buitengewone samenstelling kan samenkomen op het niveau van regeringsleiders, waarbij de Vlaamse en Waalse ministers-presidenten aanwezig kunnen zijn?

Mme Anne Delvaux (cdH). - Le Benelux a un demi-siècle. C'est une bonne raison de s'intéresser à nouveau à ses réalisations ainsi qu'à son fonctionnement futur.

Le Benelux est, pour la plupart d'entre nous, un concept familier, connu depuis 1944 avec la création de l'Union douanière, une forme allégée de collaboration économique qui a beaucoup évolué jusqu'à 1958, année de la signature du traité de l'Union économique.

La collaboration entre les trois partenaires avait au départ pour objet d'abolir les frontières douanières et de garantir la libre circulation des personnes, des biens et des services.

C'est le premier exemple d'une intégration économique internationale en Europe depuis la seconde guerre mondiale. Nos pays ont donc été d'une certaine manière les précurseurs et les modèles de l'intégration européenne.

Aujourd'hui, étant donné les évolutions de l'Union européenne, cette justification a perdu quelque peu de sa substance mais en revanche, la collaboration du Benelux s'est adaptée en permanence et va aujourd'hui bien au-delà de la simple collaboration économique : des domaines politiques nouveaux ont ainsi été inclus en matière de sécurité, de développement durable et d'économie.

Par ailleurs, au sein d'une Union européenne de 27 États membres, on peut considérer que le Benelux constitue une enceinte de concertation privilégiée où nos trois pays peuvent véritablement préparer une position commune à présenter au niveau européen.

Dans cette optique, le secrétaire d'État aux affaires européennes, Olivier Chastel, a d'ailleurs rappelé dans la presse récemment qu'il avait l'intention de ranimer le Benelux. Nous soutenons cette idée.

Monsieur le premier ministre, le gouvernement belge et ses homologues luxembourgeois et néerlandais sont parvenus à un accord sur un nouveau Traité Benelux remplaçant le traité actuel en 2010. Ce nouveau traité, qui modernisera et renforcera le partenariat existant, sera signé par les chefs de gouvernement le 17 juin.

Pouvez-vous nous indiquer plus précisément quelle sera la portée de ce nouveau traité, le Sénat n'en ayant pas encore été informé ? Quelles opportunités ce partenariat renouvelé semble-t-il permettre en vue d'une meilleure concertation au niveau européen ?

Enfin, qui se rendra à cette prochaine réunion du Conseil interparlementaire consultatif de Benelux, généralement appelé « Parlement Benelux » ?

M. Berni Collas (MR). - Monsieur le premier ministre, Mme Defraigne m'a demandé de me substituer à elle dans le cadre de cette intervention.

Dans quelques jours, nous allons signer un nouveau traité avec nos deux voisins, le Luxembourg et les Pays-Bas. Comme cela a déjà été signalé, ce traité va succéder à celui signé en 1958, lui-même issu d'une coopération entamée en 1944.

Bien entendu, à cette époque, notre pays se trouvait dans un contexte international européen radicalement différent. Nous étions aux prémices de la guerre froide, aux portes du Blocus de Berlin, face à une présence soviétique et communiste à nos frontières dans une Europe fortement divisée et appauvrie.

L'objectif, à cette époque, était de resserrer nos liens diplomatiques et économiques avec nos partenaires les plus proches. Nous avons pu concrétiser cette coopération à travers la construction d'un marché commun, puis de la Communauté européenne.

Soixante ans plus tard, ces objectifs restent pertinents. Le Benelux fait désormais figure de précurseur de la construction européenne, espace au sein duquel notre diplomatie multilatérale trouve encore tout son sens.

Dans une Europe qui évolue, notre coopération triangulaire doit être renforcée. La Communauté a fortement changé. Les pays, individuellement, surtout les plus petits, n'ont plus le même poids qu'il y a quarante ou cinquante ans. Il s'agit donc de former des alliances de plus en plus fortes entre pays membres.

C'est dans ce nouveau contexte que le Benelux doit donc constituer, pour nos trois pays, une taille critique nécessaire afin de peser davantage dans le débat européen. Ainsi, par rapport aux autres États membres rassemblés au sein d'une structure de coopération, d'échange et de coordination de nos positions sur les différents dossiers à l'agenda du Conseil, nous pourrons faire preuve d'audace et de persuasion vis-à-vis de nos partenaires.

C'est donc dans cet esprit de synergie, de persuasion, d'audace et de poids politique que nous nous félicitons que les trois pays se soient accordés pour reconnaître l'importance du renforcement de la coopération politique à travers les rencontres régulières entre les ministres possédant un portefeuille technique. Cette coopération pourrait aussi être organisée entre le Benelux et d'autres organisations régionales comme le groupe de Visegrád ou la coopération baltique.

Laboratoire de l'Union européenne, le Benelux doit s'adapter à l'Europe. Désormais, il nous revient de faire vivre cette nouvelle coopération approfondie. Originaire d'une région frontalière, je me réjouis particulièrement que cette coopération du Benelux ait encore un bel avenir.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - La coopération avec le Luxembourg, entre autres, est particulièrement efficace. L'arrondissement d'Arlon possède, avec un arrondissement du Brabant wallon et la Communauté germanophone, le taux de chômage le plus bas du pays. Le Luxembourg constitue donc un facteur d'attraction s'exerçant sur une grande partie de la Wallonie, jusque Liège. Le traité du Benelux mérite donc d'être approfondi.

N'importe quel incident survenant dans les centrales nucléaires de Tihange et de Doel a un impact très rapide. Les grands bassins mosans et les grands axes de transport sont également directement concernés. Le Benelux pourrait ainsi devenir une zone extrêmement intéressante de projets pilotes, concrets et économiques, pour une meilleure utilisation du transport des marchandises par train.

Il est possible de donner une nouvelle vie à ce traité. Ne le considérons donc plus comme une occasion de travailler à trois, mais comme le moyen de concevoir des projets pilotes ambitieux. Nous y sommes en tous cas favorables. Nous espérons que la logique qui entraîne le Luxembourg belge dans le développement du Grand-duché persistera durant cette nouvelle période du traité.

Il serait intéressant que nous soyons davantage associés à la préparation de tels traités puisque le Sénat est le lieu où la compétence internationale doit s'exprimer.

M. le président. - Mes quelques années d'expérience au gouvernement m'ont montré la très grande utilité du Benelux dans la concertation au sein de l'Union européenne. Le Benelux donne à notre politique étrangère et européenne une dimension particulière.

M. Yves Leterme, premier ministre. - Je me réjouis que nous puissions débattre cet après-midi du traité du Benelux.

Een eerste vraag ging over de betrokkenheid van het Parlement. Ik hoef de leden van de Senaat geen cursus grondwettelijk recht te geven; wel onderstreep ik dat artikel 167 van de Grondwet bepaalt dat het tot de prerogatieven van de Koning - in casu de regering - behoort om internationale verdragen namens ons land te onderhandelen. De enige uitzondering op die regel staat in artikel 168, dat stipuleert dat de Kamers vooraf ingelicht worden en vooraf inzage krijgen in de verdragsontwerpen met betrekking tot de Europese Unie vóór de ondertekening van die verdragen. Het feit dat in artikel 168 in een uitzondering wordt voorzien betekent a contrario dat de algemene regel is dat de Koning bevoegd is om over verdragen te onderhandelen.

In onderhavig geval gaat het duidelijk om een materie die onder artikel 167 valt. Het verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, die in 1958 werd opgericht, eindigt in 2010. Het is dan ook logisch dat de regeringen de onderhandelingen voeren, hoezeer de interesse van de parlementen in de betrokken staten en de betrokkenheid van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad ook worden gewaardeerd.

In 2006 zijn de drie landen overeengekomen om het bestaande verdrag te verlengen. De eigenlijke onderhandelingen werden op 4 juni 2007 aangevat. Ze zijn met succes afgerond. De afgelopen weken heb ik tijdens werkbezoeken aan mijn Nederlandse en Luxemburgse collega's de laatste knelpunten kunnen wegwerken. De ministers van Buitenlandse Zaken hebben inmiddels de laatste hand aan de tekst gelegd. Het nieuwe verdrag werd op 16 mei jongstleden geparafeerd en op 17 juni zal in Den Haag de plechtige ondertekening plaatsvinden.

Het nieuwe verdrag werd inderdaad niet voor formeel advies voorgelegd aan de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, de IPR. Het gaat immers om de verlenging van het verdrag van 3 februari 1958. De Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad werd wel bij de uitwerking van de nieuwe tekst betrokken in de zin dat de onderhandelaars beschikten over het verslag van de parlementaire commissie voor buitenlandse vraagstukken over de toekomst van de Benelux en de herziening van de Beneluxverdragen en over het rapport van 16 oktober 2006 van de parlementaire werkgroep `Benelux na 2010' van de IPR. Daarnaast was de voorzitter van de IPR op initiatief van het Luxemburgse voorzitterschap samen met vertegenwoordigers van de andere Beneluxinstellingen aanwezig op een informatievergadering over de stand van zaken die op 12 november 2007 heeft plaatsgevonden op het secretariaat-generaal van de Benelux. Bovendien werd rekening gehouden met de aanbevelingen van de IPR. Zo werd gevraagd het Hof van Justitie als Beneluxinstelling in het nieuwe verdrag op te nemen, wat ook is gebeurd.

Het secretariaat-generaal van de Benelux nam zelf niet aan de eigenlijke onderhandelingen deel, maar is wel nauw betrokken geweest bij de voorbereiding. De fiches die het secretariaat-generaal had opgesteld, waren zeer nuttig.

Wat is nu de meerwaarde van het nieuwe verdrag? Ten eerste wordt de samenwerking verder versterkt en verdiept. Een belangrijke vernieuwing is dat de deelstaten volwaardig worden betrokken. Een tweede punt is de mogelijkheid tot structurele samenwerking met buurlanden en buurregio's. Hiervoor heb ik in een andere hoedanigheid in 2006 en 2007 persoonlijk geijverd. Nordrhein-Westfalen is hiervoor al kandidaat.

Je voudrais souligner la possibilité d'une meilleure coopération du Benelux avec des régions limitrophes, ouverte par les articles 24 à 27 du nouveau traité. La Rhénanie du Nord-Westphalie est intéressée. Le Benelux compte de 25 à 26 millions d'habitants, le land de Rhénanie du Nord-Westphalie en compte environ quinze ou seize millions. Nous avons des projets communs. J'espère, madame Lizin, que tout le monde les soutiendra. Je pense en particulier au « Rhin d'acier » qui doit réunir les grandes industries de la Ruhr au port d'Anvers, au profit de ce port mais aussi de l'environnement, car cela diminuera les embouteillages causés par les camions sur nos routes.

La coopération améliorée peut aussi concerner le Nord-Pas-de-Calais ou la région de Champagne-Ardennes.

Dans l'Union européenne élargie, le Benelux joue et continuera à jouer un rôle de pionnier dans certains domaines de coopération entre États membres.

Des te meer omdat in het nieuwe verdrag de voordelen van de machtigingsclausule van artikel 306 van het Europees verdrag behouden blijven. Die clausule geeft de drie Beneluxlanden de mogelijkheid verder te gaan dan de Europese instellingen en de Beneluxonderdanen rechten en voordelen toe te kennen die onderdanen van andere EU-landen niet krijgen. Zo kan de Benelux in bepaalde heel belangrijke en concrete domeinen van het dagelijks leven eigenlijk een pioniersrol spelen. Ik denk daarbij op de eerste plaats aan het Schengenverdrag uit 1985, waarbij intussen bijna alle lidstaten van de Europese Unie zich hebben aangesloten. Met dat verdrag zijn belangrijke stappen gedaan inzake vrij verkeer van personen en de erkenning ervan in foro externo. Andere voorbeelden van deze laboratoriumfunctie vinden we in het wegtransport, de fraudebestrijding en bepaalde elementen van het energiebeleid.

De Benelux Economische Unie wordt dus omgevormd tot de Benelux Unie, een beetje in navolging van het Europese voorbeeld, met een bredere inhoudelijke focus. In de toekomst wordt er volgens drie krachtlijnen gewerkt. Ten eerste, de verdere ontwikkeling van de economische unie met vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten. Ten tweede, duurzame ontwikkeling waarin een evenwichtige economische groei, maatschappelijke bescherming en bescherming van het milieu worden verenigd. Ten derde, het voortzetten van de pioniersrol op het vlak van de samenwerking in justitie en binnenlandse zaken.

Belangrijk voor het parlementaire draagvlak van de samenwerking in het kader van de Benelux is dat er volgens het verdrag ook wordt gezorgd voor politieke aansturing door het opstellen van vierjarenprogramma's waarin de prioriteiten voor samenwerking zullen worden vastgelegd. Over die programma's zal ook worden gedebatteerd in het Beneluxparlement en ik veronderstel ook in de parlementen van de betrokken lidstaten en voor ons land ook in de parlementen van de gefedereerde entiteiten. Het programma in kwestie wordt elke twee jaar geëvalueerd en zal de basis vormen voor een jaarlijks werkplan. Op het ogenblik wordt trouwens de laatste hand gelegd aan het eerste meerjarenprogramma. Het omvat onderwerpen zoals de strijd tegen drugs, politiële samenwerking, klimaat enzovoort. Binnenkort wordt erover overlegd met de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad.

Daarnaast worden bepaalde instellingen vernieuwd, maar - ook belangrijk en in de politiek niet evident - er worden er ook een paar afgeschaft, namelijk het college van scheidsrechters en de Economische en Sociale Raad voor advies.

La question a été posée de savoir quelle a été l'implication des entités fédérées dans la discussion du traité et qui apposera sa signature au bas du traité le 17 juin 2008 à La Haye, là où fut d'ailleurs signé le traité Benelux originel.

De gemeenschappen en gewesten waren voortdurend en rechtstreeks betrokken bij de onderhandelingen en uiteraard ook bij de voorbereiding ervan.

Volgens het samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten worden gemengde verdragen - in casu het Beneluxverdrag - ondertekend door de minister van Buitenlandse Zaken, dus door Karel De Gucht, en door ministers van gewest- en gemeenschapsregeringen die door die regeringen worden aangewezen. Ik veronderstel dat voor de Franse Gemeenschap mevrouw Simonet op 17 juni in Den Haag aanwezig zal zijn. Dit is allemaal besproken in de werkgroep Gemengde Verdragen van de interministeriële conferentie voor buitenlands beleid en volgende week zullen we uiteindelijk op het Overlegcomité van 11 juni een beslissing kunnen nemen. Aan Nederland en Luxemburg werd alvast het akkoord gevraagd en gekregen voor de medeondertekening door de collega's van de gemeenschappen en gewesten. Normaal mag dat dus geen problemen geven. Gelet op het bijzondere belang dat we aan de Beneluxsamenwerking hechten, hebben ikzelf en mijn collega's Balkenende en Junker beslist dat we ook namens ons land het nieuwe verdrag zullen tekenen.

In het nieuwe verdrag zijn er, behoudens de algemene bepalingen over de samenstelling van het Comité van ministers, geen specifieke bepalingen opgenomen voor de regeling van bijeenkomsten op het niveau van regeringsleiders of ministers. De samenkomsten vallen uiteraard onder de algemene bepalingen betreffende de samenstelling van het comité van ministers.

Voor België gaat het om een gemengd verdrag. Wanneer het gaat over bevoegdheden die in het kader van onze institutionele structuur zijn overgedragen aan de gemeenschappen en de gewesten, is het evident dat de collega's ministers van de gemeenschappen en de gewesten aanwezig zijn.

De heer Marc Verwilghen (Open Vld). - Ik dank de eerste minister voor het gedetailleerde antwoord. De regering voert uiteraard de onderhandelingen, maar overleg met het Beneluxparlement zou passend geweest zijn.

Ik kreeg geen antwoord op mijn vraag om het ontwerp van het verdrag toegezonden te krijgen. Dat moet in het kader van een goed bestuur toch mogelijk zijn.

Er zijn positieve signalen over de uitbreiding van het verdrag. De parlementsleden zullen in elk geval voldoende materie hebben om daarover te debatteren.

De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA). - Ik dank de eerste minister voor zijn uitvoerige antwoord. Naast de noodzakelijke codificaties en consolidaties die nodig zijn bij onderhandelingen over vernieuwing van verdragen, zijn er twee belangrijke elementen, namelijk de vernieuwing en het ontwikkelen van een duidelijke politieke aansturing met een vierjaarlijks programma. Ook de krachtlijnen omtrent de economische unie, duurzame ontwikkeling, binnenlandse zaken en justitie zijn belangrijk.

De Benelux zal als een hefboom fungeren voor de verdere integratie van de Europese Unie. De meerderheid van de lidstaten namen de Benelux als voorbeeld om multilaterale samenwerkingsverbanden te ontwikkelen. Ik denk onder meer aan Visegrád, de Baltische Staten en de Nordic Council.

(M. Marc Verwilghen, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

De heer Karim Van Overmeire (VB). - Ook ik dank de eerste minister voor zijn uitvoerig en gedetailleerd antwoord. Ik heb evenwel nog een bijkomende vraag bij mijn derde vraag.

Wanneer het Comité van ministers bijeenkomt en er gemeenschaps- en gewestbevoegdheden op de agenda staan, zullen de ministers van de gemeenschappen en de gewesten aanwezig zijn?

Ik had vernomen dat men een soort van toerbeurtregeling naar Europees model zou installeren. Dat zou in de praktijk betekenen dat Vlaamse standpunten kunnen worden vertolkt door een minister van de Duitstalige Gemeenschap. In het kader van de Benelux lijkt dit toch wel een eigenaardige manier van werken.

De eerste minister zegt nu dat álle gemeenschaps- en gewestministers in dat geval zullen aanwezig zijn, dat betekent dus de Nederlandse minister, de Luxemburgse minister en aan Belgische kant drie gemeenschapsministers of drie gewestministers.

Het lijkt me toch belangrijk om nu al zicht te hebben op de manier waarop de gemeenschappen en de gewesten op de vergaderingen van het Comité van ministers zullen vertegenwoordigd zijn.

Mme Anne Delvaux (cdH). - Je voudrais remercier le premier ministre de cet exposé assez exhaustif qui confirme que ce nouveau Traité Benelux est une grande évolution et non un concept théorique flou. Je me réjouis également que cette collaboration, économique au départ, est à présent concrète, évolutive, constructive et renforcée.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Au nom de mon groupe, je voudrais aussi encourager le premier ministre à continuer dans cette voie. Le texte va dans le bon sens. Les régions sont directement concernées, et il y a désormais un lien économique très fort entre la Région wallonne et le Luxembourg.

Nous ne pouvons que poursuivre dans le sens qui a été donné et demander que l'association avec les régions soit très large.

De heer Yves Leterme, eerste minister. - Uiteraard wil ik de tekst van het ontwerp van het nieuwe Beneluxverdrag dat op 17 juni ondertekend wordt, beschikbaar stellen.

De betrokkenheid van gemeenschappen en gewesten is door het Comité van ministers geregeld overeenkomstig artikel 7 van het nieuwe verdrag. Het comité omvat ten minste één vertegenwoordiger op ministerieel niveau, zodat voor ons land meer dan één minister aan de werkzaamheden zal kunnen deelnemen.

De samenstelling van het Comité van ministers kan uiteraard veranderen naargelang van de agenda en de bevoegdheidsverdeling in elk van de drie landen. Er is rekening mee gehouden dat de situatie in België sinds 1958 op dit vlak ingrijpend is gewijzigd. Dit geldt casu quoque ook voor de samenstelling van de zogenaamde ambtelijke raad, waar de betrokkenheid van de Belgische deelstaten eveneens is verzekerd. De precieze gang van zaken betreffende die aanwezigheid, de toerbeurt die moet worden georganiseerd en de inhoudelijke standpuntbepaling zullen in voorkomend geval het voorwerp uitmaken van een specifiek intrafederaal samenwerkingsakkoord. Onderhandelingen over zo'n samenwerkingsakkoord gaan op 19 juni van start op basis van een ontwerp dat de vertegenwoordigers van onze deelstaten hebben voorbereid.

Ik voeg hieraan toe dat we op de Europese Raad die op 19 en 20 juni in Brussel plaatsvindt, een overzicht willen maken van de lidstaten van de EU die het Verdrag van Lissabon hebben geratificeerd. Wat men van dat verdrag ook mag vinden, feit is dat onze vertegenwoordigers het hebben goedgekeurd. Het komt er nu op aan het met bekwame spoed te ratificeren. In Kamer en Senaat is daarvoor al het nodige gedaan en in de meeste parlementen is de procedure al afgerond. Ik hoop dat ook het Vlaams Parlement nu spoedig het verdrag ratificeert, conform de nodige afspraken inzake de subsidiariteitstoets en de eventuele aanpassing van enkele gewone en bijzondere wettelijke bepalingen. Het wordt tijd dat we ons kunnen voegen bij al die lidstaten die het ratificatieproces hebben afgewerkt. Wij waren pioniers; we waren bij de stichtende leden van de Europese Unie; we genieten ook de voordelen van de Europese samenwerking en dus vind ik dat we de plicht hebben om inzake de omzetting van Europese regelgeving en zeker inzake de ratificatie van zo'n belangrijk verdrag als dat van Lissabon, te tonen dat we geen lippendienst bewijzen aan de Europese samenwerking en dat we onze politieke verantwoordelijkheid willen opnemen.

De heer Karim Van Overmeire (VB). - Het verbaast me enigszins dat ik van de eerste minister in de marge van een vraag over het Beneluxverdrag een stille wenk krijg om het Verdrag van Lissabon op de agenda te plaatsen van de commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme van het Vlaams Parlement. Onlangs hebben wij daarover informeel van gedachten gewisseld en het bleek dat de leden van het Vlaams Parlement veel belangstelling hebben voor wat er uiteindelijk zal worden afgesproken inzake subsidiariteit. Dat maakt voor ons namelijk deel uit van de hele beraadslaging over het Verdrag van Lissabon. Zodra daar duidelijkheid over komt, zullen we onverwijld het Verdrag van Lissabon op de agenda plaatsen. Ik hoop dat de eerste minister daarmee gerustgesteld is.