4-33

4-33

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 5 JUIN 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Marleen Temmerman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l'avis directeur de Caritas concernant l'avortement en cas d'anomalie médicale du foetus» (nº 4-338)

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a+Vl.Pro). - De koepel van de christelijke ziekenhuizen heeft een richtinggevend advies over abortus bij de foetus naar haar instellingen verstuurd. Voor de Caritaskoepel kan abortus bij vaststelling van een medische afwijking van een foetus in principe niet. Het advies laat enkel abortus toe in het uitzonderlijke geval van een zeer zware aandoening die niet behandelbaar is en tot een korte levensduur leidt. Aan de ziekenhuizen van Caritas Vlaanderen, zowat 65% van de Vlaamse instellingen, is gevraagd het advies te agenderen op hun raad van bestuur en directievergaderingen.

We betwisten niet het recht van een koepel om zijn leden te adviseren, maar stellen ons grote vragen bij de gevolgen van het advies voor ouders en artsen. Een verbod op abortus bij medische afwijkingen opent een discussie over de prenatale diagnostiek. Belangrijk is vooral dat de toekomstige ouders zeer goed ingelicht worden over het beleid van het ziekenhuis waar zij gevolgd worden en weten dat, als er een afwijking wordt vastgesteld tijdens de zwangerschap door middel van bloedonderzoek of echografie, deze niet kan leiden tot het afbreken van de zwangerschap in een Caritasziekenhuis, ook al gaat het om een ernstige afwijking. Het advies van de Caritaskoepel suggereert dat er momenteel in de praktijk lichtzinnig met abortus zou worden omgegaan. Dat is niet het geval, zoals de cijfers aantonen. Eventueel moet die suggestie met cijfers worden onderbouwd. Niemand is voor abortus. Het is altijd een tweede keuze. Abortus in het tweede of derde trimester is een ingreep die enkel gebeurt op uitdrukkelijk verzoek van de vrouw, na uitgebreid overleg met de artsen in geval van een ernstige afwijking. Veel ziekenhuizen leggen trouwens de vraag steeds voor aan hun intern ethisch comité. Wanneer momenteel een ernstige afwijking wordt gediagnosticeerd in een Caritasziekenhuis, wordt de patiënte ofwel aan haar lot overgelaten, ofwel verwezen naar pluralistische ziekenhuizen die de problemen dan maar moeten oplossen.

Welke stappen zal de minister ondernemen in verband met dit richtinggevend advies van de Caritaskoepel?

Zal de minister de ziekenhuizen verzoeken om op een duidelijke manier aan hun patiënten kenbaar te maken wat het beleid van het ziekenhuis is in verband met laattijdig vastgestelde foetale afwijkingen?

Kan de minister eventueel bijkomende maatregelen nemen ter ondersteuning van de 35% ziekenhuizen die niet zijn aangesloten bij Caritas en die de patiënten moeten opvangen die na een prenatale diagnose van een ernstige foetale afwijking komen aankloppen voor een abortus?

Beslissingen inzake abortus worden nooit lichtzinnig genomen, ongeacht de instelling waar de ingreep gebeurt. Steeds vindt er overleg plaats met een groep van artsen en andere hulpverleners die de mensen gericht advies geven. Vindt de minister dat de oproep van de Caritaskoepel onduidelijkheid schept en daarenboven mensen die reeds in vertrouwen met hun arts tot een abortus beslisten voor een ethisch dilemma plaatst?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Artikel 350 van het Strafwetboek bepaalt dat na de twaalfde week geen zwangerschapsonderbreking meer mag worden uitgevoerd tenzij, naast de naleving van de algemene voorwaarden, het voortzetten van de zwangerschap een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van de vrouw of indien vaststaat dat het ongeboren kind aan een zeer ernstige kwaal zal lijden die als ongeneeslijk wordt erkend op het ogenblik van de diagnose. In dat geval moet overigens het advies van een tweede arts worden gevraagd.

De wet voorziet niet in de voorwaarde dat de kwaal een korte levensduur tot gevolg zal hebben.

Nog steeds krachtens dezelfde bepaling kan geen enkele arts, verpleegkundige of lid van het paramedisch personeel gedwongen worden zijn medewerking te verlenen aan een vrijwillige zwangerschapsonderbreking. In dat geval moet de arts de betrokkene onmiddellijk inlichten bij het eerste bezoek.

De zorgverstrekker heeft het individuele recht om in eer en geweten te aanvaarden of te weigeren over te gaan tot of deel te nemen aan een vrijwillige zwangerschapsonderbreking.

Een verbod dat door een ziekenhuis aan zijn zorgverstrekkers zou worden opgelegd, roept bij mij vragen op.

Naar mijn mening moet een arts die in een precies geval en met strikte naleving van de door de wet opgelegde voorwaarden zou wensen over te gaan tot een vrijwillige zwangerschapsonderbreking om een wanhopige vrouw bij te staan, dat ook kunnen doen.

Het lijkt mij in elk geval essentieel dat de patiënt duidelijke, volledige en onpartijdige informatie krijgt.

Ik vraag mijn administratie in elk geval de zaak te onderzoeken, zodat ter zake duidelijkheid geschapen wordt.

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a+Vl.Pro). - Het verheugt mij te vernemen dat een ziekenhuis inderdaad de plicht heeft de patiënten te informeren over zijn beleid en dat elke individuele arts, onafhankelijk van de plaats waar hij of zij werkt, de vrijheid heeft om, rekening houdend met de regels van de zorgvuldigheid, samen met de patiënt een beslissing te nemen.