4-29

4-29

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 15 MAI 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Helga Stevens au ministre du Climat et de l'Énergie sur «la définition de peintures naturelles et les incitants à leur utilisation» (nº 4-287)

M. le président. - M. Etienne Schouppe, secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, répondra.

Mevrouw Helga Stevens (CD&V-N-VA). - In deze tijden van stijgende energieprijzen, toenemende inflatie en overexploitatie van het milieu, voelen steeds meer mensen zich in hun woonbehoeften aangetrokken door het concept `duurzaam bouwen'. Daarin staan naast aandacht voor een ecologisch verantwoorde energiehuishouding en waterhuishouding, ook een ecologisch verantwoord ruimtegebruik en materiaalgebruik centraal.

Mijn vraag gaat over een deelaspect van het ecologisch verantwoord materiaalgebruik, met name over de zogenaamde natuurverven. Die voor het milieu aanzienlijk minder belastende verfsoorten bestaan, eenvoudig gezegd, voor het grootste deel uit natuurlijke grondstoffen, met andere woorden uit duurzame of minerale grondstoffen, dit in tegenstelling tot andere verfsoorten die het resultaat zijn van petrochemische productieprocessen.

Het spreekt voor zich dat het van overheidswege fiscaal of anderszins stimuleren van het gebruik van natuurverven alleen maar positief kan zijn voor het milieu én voor de volksgezondheid. Om dergelijk overheidsingrijpen mogelijk te maken, is het echter nodig dat de overheid eerst een bruikbare definitie van het begrip natuurverf vastlegt.

Tijdens de vorige regeerperiode kondigde de toenmalige minister van Leefmilieu in zijn beleidsnota van november 2005 aan dat het begrip natuurverven eenduidig zou worden gedefinieerd. Uit het antwoord op een vraag van senator Cornil in mei 2006 is af te leiden dat op dat moment een onderzoek naar een geschikte definitie en naar wegen om de markt voor natuurverven te stimuleren, lopende was.

Het onderzoek in kwestie werd uitbesteed aan het Waalse Institut de Conseil et d'Études en Développement Durable (ICEDD). Hun voorlopige onderzoeksrapport beantwoordde echter niet aan de verwachtingen van de stuurgroep en het bestuur. Oorzaken hiervan waren de geringe vertrouwdheid van het genoemde instituut met de thematiek in kwestie, wat leidde tot methodologisch weinig doordachte keuzes, en de weigering van het instituut om samen te werken met organisaties met de nodige expertise ter zake.

Een van de organisaties die zitting hebben in de stuurgroep, de door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde vzw VIBE (Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch bouwen en wonen), stelde nog een lijvige commentaarnota op met de bedoeling het rapport bij te sturen. Fundamentele bijsturing was dan ook broodnodig: de definitie van natuurverven die het ICEDD voorstelde, bepaalde niet eens hoeveel natuurlijke grondstoffen een natuurverf moet bevatten, terwijl over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen evenmin iets werd gezegd. Het initiatief van VIBE mocht echter niet baten: iemand besliste dat het onderzoeksrapport gewoonweg niet zou worden gepubliceerd.

Sindsdien werd er van het definiëren van `natuurverven' of het stimuleren van de markt ervoor niets meer vernomen. Ik stel dan ook met tevredenheid vast dat de minister in zijn beleidsnota aandacht besteedt aan een intensief productbeleid en dat hij er een hoofdstuk `Ecoconstructie en bouwproducten' in heeft opgenomen. Hoewel de thematiek van de natuurverven niet expliciet genoemd wordt, ga ik ervan uit dat hij de intentie heeft hier aandacht aan te besteden.

Uiteindelijk kan het definiëren van `natuurverven' toch niet zo onoverkomelijk zijn: op lokaal niveau heeft de gemeente Opglabbeek al sinds eind 2006 een subsidiereglement dat in een premie voor natuurverven voor de bewoners en plaatselijke aannemers voorziet. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een praktische definitie: verven die de goedkeuring hebben gekregen van de vzw VIBE. De definitie die VIBE zelf hanteert, is al even eenvoudig: alle verven die het onafhankelijke, internationaal gerenommeerde label natureplus verkregen hebben en alle verven die aan de voorwaarden en criteria van dit label voldoen.

De definitie van het naturepluslabel zelf is wetenschappelijk uitstekend onderbouwd. De argumenten die het ICEDD tegen het label formuleert, zijn zonder meer ongegrond. De waarde van het naturepluslabel blijkt trouwens uit het feit dat de internationale organisatie ICLEI (Local Governments for Sustainability), waar onder meer het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in participeert, het label in haar publicatie The Procura+ Manual promoot bij haar leden.

Ten eerste, wat is de actuele stand van zaken in het onderzoeksproject dat door de voorganger van de minister is opgestart? Zal er nog een onderzoeksrapport gepubliceerd worden? Zal hierin rekening worden gehouden met de fundamentele commentaren van de stuurgroepleden?

Ten tweede, welke budgetten zijn tot op heden besteed aan het in vorige vraag genoemde onderzoeksproject?

Ten derde, welke concrete initiatieven zal de minister zelf nemen om te komen tot een werkbare definitie van `natuurverven' en tot maatregelen om de markt voor die verven te stimuleren? Zal de minister hierbij de door VIBE en natureplus gehanteerde definitie, die het voordeel heeft een internationaal karakter te bezitten, als richtsnoer hanteren?

Ten vierde, welke garanties kan de minister geven opdat de in de vorige vraag vermelde initiatieven niet zonder resultaat zullen blijven, zoals onder zijn voorganger het geval was? Zullen die het niveau van de goede bedoelingen overstijgen? Welke timing stelt de minister voorop?

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Magnette.

Alvorens in te gaan op de vier concrete vragen kan ik samenvattend stellen dat enerzijds momenteel niet wetenschappelijk is aangetoond dat verven die grotendeels uit natuurlijke grondstoffen bestaan, het milieu aanzienlijk minder belasten en anderzijds dat de definitie van VIBE zomaar overnemen niet vanzelfsprekend is.

Op de vier concrete vragen kan ik het volgende antwoorden.

Ten eerste is het dossier natuurverven gesloten. Een eindversie is beschikbaar die door ons niet werd aanvaard en als dusdanig gelabeld. Bij de evaluatie van het voorlopige eindrapport en de daaruit voortvloeiende verlenging van termijn voor de uitvoerders werd wel degelijk rekening gehouden met de commentaren van de leden van de stuurgroep. Stricto sensu ging het overigens niet om een stuurgroep, want de leden ervan waren geen mede-eigenaar van het project; het betrof eerder een informatiekanaal met mogelijkheid tot feedback. Aangezien de FOD eigenaar is van de studie, kan ze daar worden aangevraagd.

Ten tweede is slechts een beperkt gedeelte van het voor dit onderzoeksproject voorziene budget van 72.527 euro uitbetaald wegens niet correct uitvoeren van de opdracht en boete voor laattijdigheid.

Ten derde zijn wij bij verdere discussies over een definitie van natuurverven bereid om het voorbereidend werk en de definitie van VIBE/natureplus eveneens in beschouwing te nemen. Dat werd trouwens reeds expliciet gevraagd aan de uitvoerders van de hierboven aangehaalde studie. Het zou echter niet van goed bestuur getuigen, mochten we die definities zomaar overnemen.

Er bestaat overigens ook een Europees Ecolabel voor producten, waaronder verven. Wij promoten dit Europese Ecolabel. Hiervoor verwijs ik graag naar volgende sites: ec.europa.eu/environment/ecolabel/index_en.htm en www.eco-label.com/dutch/.

Ten vierde zal in het kader van de Lente van het Leefmilieu een groep zich focussen op de definitie van ecologische producten en zal een andere groep de publiciteit en beweringen betreffende milieuaspecten onder de loep nemen.

Dit proces zal hopelijk voor een reeks van producten een algemene methodologie en een planning op gang brengen.

Mevrouw Helga Stevens (CD&V-N-VA). - Ik heb het antwoord van de minister begrepen. Dit is uiteraard een technische discussie. De discussie over de definitie van natuurverven werd al in 2005 aangekondigd en zoveel jaren later moeten we vaststellen dat men nog altijd geen stap verder is gekomen. Is dat een voorbeeld van goed bestuur?

Ik ben het er volkomen mee eens dat die definitie niet zomaar van elders kan worden overgenomen, maar hier is al drie jaar geïnvesteerd in iets wat geen resultaat heeft opgebracht. Er moet een ernstig stappenplan worden opgesteld en we moeten onze tijd nemen. Ik ben blij dat de regering bereid is om daarin verder te gaan en dat het dossier niet wordt gesloten. Ik hoop dat ze haar belofte zal nakomen en dat er snel een stappenplan komt.

Ik heb nog een opmerking over het bedrag van ongeveer 70.000 euro. De minister zegt dat daarvan slechts een klein deel werd uitgegeven, maar ik zou graag nauwkeurig weten hoeveel, want gelet op het bijzonder magere resultaat, is elke gespendeerde euro er een te veel geweest.