4-29 | 4-29 |
Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). - In de beleidsnota Gelijke Kansen lees ik nauwelijks iets over de rechten van holebi's. Slechts een keer wordt melding gemaakt van de holebiproblematiek, namelijk met betrekking tot de oprichting van een kenniscentrum voor het in kaart brengen van homofobie. Dat lijkt me bijzonder mager. Ons land heeft weliswaar de jongste jaren vooruitgang geboekt inzake gelijke rechten voor holebi's, maar het werk is niet af. Ik denk onder andere aan het genderneutraal maken van de reglementering over het vaderschapsverlof.
Ik had echt gehoopt dat de minister in de beleidsnota uitgebreider zou stilstaan bij de rechten van holebi's. Vandaar mijn vragen aan de minister:
1. Zal de minister met haar collega van Sociale Zaken actie ondernemen om de reglementering over het vaderschapsverlof genderneutraal te maken? Is daarvoor al een timing opgesteld?
2. Vindt de minister van Werk dat er in overleg met de sociale partners moet worden gestreefd naar een holebivriendelijke werkvloer en dat het zogenaamde `roze plafond' moet worden doorbroken? De loonkloof tussen vrouwen en mannen komt wel ter sprake in de beleidsnota, maar niet de loonkloof tussen holebi's en hetero's. Daarover verschijnt vrijdag trouwens een rapport. Wenst de minister de discriminatie van holebi's op de arbeidsmarkt weg te werken? Wat is de timing?
3. Wenst de minister samen met haar collega's een horizontaal beleid te voeren dat de rechten van de holebi's in alle departementen respecteert waarbij ik verwijs naar de nieuwe Europese richtlijn antidiscriminatie die in de maak is en die homoseksualiteit niet als antidiscriminatiegrond bestempelt? Zijn er concrete plannen?
4. Wat is de timing met betrekking tot het kenniscentrum rond homofobie dat de regering binnen het College van procureurs-generaal wenst op te richten?
Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen. - België is een van de eerste landen die de Internationale Dag tegen Homofobie hebben erkend. Net als de betrokkenen vind ook ik het belangrijk dat elk jaar opnieuw op 17 mei het probleem onder de aandacht komt. Hoewel er tijdens de voorbije twee legislaturen vorderingen werden gemaakt, ben ik me ervan bewust dat homofobie in de samenleving een prangende aangelegenheid blijft.
Artikel 30, 2º lid, van de wet op het vaderschapsverlof geeft in het kader van het zogenaamd klein verlet een bepaald recht op afwezigheid naar aanleiding van de geboorte van een kind, van wie de afstamming tegenover de werknemer vaststaat. Aangezien volgens het huidige afstammingsrecht bij een koppel van hetzelfde geslacht de afstamming van de partner die niet de moeder of de adoptant van het kind is, niet vaststaat, kan die partner geen beroep doen op de regeling inzake het vaderschapsverlof. Ik ben me terdege bewust van het belang voor de co-ouder om de nodige tijd uit te kunnen trekken om een kind bij zijn thuiskomst in het gezin op te vangen. Ik wil daarom een gedachtewisseling opzetten over de vraag of we het vaderschapsverlof niet moeten uitbreiden naar een soort co-ouderschapsverlof. Daarmee kunnen we de situatie uit de wereld helpen waarin een kind in het kader van een bewust ouderschapsproject wordt opgenomen maar de co-ouder geen beroep kan doen op adoptieverlof. Met het oog op die uitbreiding moeten we het tweede lid van artikel 30 wijzigen. Natuurlijk moet daarover nog overleg worden gepleegd in het parlement. Ik ben daar zeker toe bereid.
Het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding stelt morgen de resultaten voor van een onderzoek naar de situatie van holebi's op de werkvloer. Dat leert ons dat een groot aantal van hen melding maakt van impliciete of expliciete homofobie op de werkvloer. Vooral bij promotie, bij opleidingen en bij de aanwerving bestaat er nog discriminatie. Met de wet van 10 mei 2007 heeft de wetgever een basis gelegd voor actie tegen een groot aantal discriminaties, waaronder die op basis van de seksuele oriëntatie. De wetgeving bestaat daarmee al. De toepassing ervan is zo ruim dat ook de arbeidsmarkt daar zeker onder valt. Als minister van Werk en van Gelijke Kansen zal ik uiteraard met bijzondere aandacht toezien op de naleving van de nieuwe wetten en de discriminatie van holebi's, allochtonen en vrouwen tegengaan. Op het ogenblik bereidt mijn kabinet diverse koninklijke besluiten voor ter uitvoering van de wet.
Samen met het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding wil ik evaluatie-instrumenten uitwerken. Ik denk daarbij aan het instrument van de verdraagzaamheidsbarometer. Als we dat instrument verder kunnen uitbreiden, kunnen we er een echte gelijkheidsbarometer van maken.
Er moet bovendien sterker worden gesensibiliseerd over alle mogelijke discriminaties waarvan holebi's het slachtoffer kunnen worden.
Uiteraard zal ik met mijn collega's samenwerken over dit onderwerp en een transversaal actieplan uitwerken.
In de komende maanden zal in samenwerking met de minister van Justitie en met de steun van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding een expertisecel worden opgericht. In dat verband zal ik minister Vandeurzen binnenkort ontmoeten.