4-27

4-27

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 30 APRIL 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de eerste minister over «de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde» (nr. 4-271)

De heer Joris Van Hauthem (VB). - De premier heeft gisteren beslist dat de Kamer vandaag dicht moet. Dat is ook letterlijk het geval. Geen enkele deur naar het halfrond gaat nog open. Een kamerlid kan niet eens meer zijn eigen halfrond in. Natuurlijk zal de premier opwerpen dat de Kamer haar eigen werkzaamheden bepaalt. Maar dat is onzin, dat weten we allemaal. Op bevel van de regering mag de Kamer vandaag niet bijeenkomen, zelfs niet om zich enkel de vraag te stellen of de splitsingsvoorstellen over BHV na het aflopen van het belangenconflict van de Franse Gemeenschap op de agenda mogen worden gezet.

Daarmee is de eerste minister niet aan zijn proefstuk toe. Hij is een recidivist. In mei 2005 slaagde hij erin het Vlaams Parlement een week te sluiten, om niet alleen één plenaire vergadering te verhinderen, maar ook alle commissievergaderingen op te schorten. Er is echter wel een verschil tussen mei 2005 en april 2008. In mei 2005 sloot de premier het Vlaams Parlement gedurende een week omdat hij geen vertrouwen meer had in zijn coalitiepartners en vond dat het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde al lang goedgekeurd had moeten zijn. Hij vond dus dat het niet snel genoeg ging. Vandaag sluit hij de Kamer omdat hij vindt dat het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde te snel gaat. Dat is blijkbaar het `schizofrene' verschil tussen een minister-president en een eerste minister.

Op zijn persconferentie vanmiddag na het kernkabinet zei de eerste minister dat hij naar een onderhandelde oplossing wil gaan en dat een eenzijdige beslissing een onderhandelde oplossing in de weg zou staan. Blijkbaar noemt de premier, in navolging van alle Franstalige partijen, de democratische besluitvorming in het parlement een eenzijdige maatregel. Ik dacht dat de kieswetgeving niet valt onder het stelsel van de bijzondere meerderheden en een meerderheid in beide taalgroepen. Toch wil de premier liever dat er niet wordt gestemd. Hoe diep zal hij nog vallen? In 2004 spreekt hij als oppositieleider van `vijf minuten politieke moed', als minister-president van de Vlaamse regering schrijft hij in zijn regeerakkoord: `onverwijld splitsen en zonder prijs, geen onderhandelingen en buiten het forum' en nu als premier sluit hij de Kamer en smeekt de Franstaligen bijna op zijn knieën een belangenconflict in te dienen, omdat hij dan nog vier maanden de tijd heeft om er eventueel uit te komen. Blijkbaar is het in de Belgische politiek een traditie dat wanneer een Vlaams staatsman een Belgisch staatsman wordt, hij gaat `vervellen'.

Blijkbaar moet een politicus die minister of premier wordt in de federale regering, zo vlug mogelijk vergeten wat hij aan zijn kiezers heeft beloofd.

De heer Leterme heeft met het kartel en met een sterk communautair programma twee verkiezingen op rij gewonnen. Brussel-Halle-Vilvoorde was de speerpunt van dat programma. De kiezers zullen misschien wel nog geloven dat het de eerste keer niet lukt, maar als het de tweede keer niet lukt, is zijn geloofwaardigheid weg.

Waarom wil de premier Brussel-Halle-Vilvoorde inkapselen in het debat over het tweede pakket van de staatshervorming dat tegen 15 juli klaar moet zijn? Hoe kan hij dat klaarspelen?

Onderhandelen is prijzen betalen aan de Franstaligen die tal van eisen stellen: de uitbreiding van Brussel, de inmenging van de Franse Gemeenschap in de rand, een inschrijvingsrecht, samenvallende regionale en federale verkiezingen, een federale kieskring waarvan Vlaams minister-president onlangs nog zei dat daar geen sprake van kan zijn.

Welke prijs wil de premier betalen? Wil hij als hoofd van de uitvoerende macht de democratische besluitvorming in Kamer en Senaat lam leggen? Is hij van plan in te gaan op de suggestie van vice-premier Dewael en in de Kamer een soort regeerverklaring afleggen met de vraag de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde van de agenda af te voeren? Dat zou de ultieme vernedering zijn.

Nogmaals waarom versast de premier Brussel-Halle-Vilvoorde naar de onderhandelingen over het tweede pakket van de staatshervorming terwijl hij als leider van de oppositie en ook als minister-president vroeger altijd heeft gezegd BHV onverwijld en zonder prijs te willen splitsen.

Een meerderheid in het parlement staat achter de splitsingsvoorstellen. Zal de premier de parlementaire besluitvorming lam leggen en hoe zal hij dat doen?

De heer Yves Leterme, eerste minister. - Als antwoord op de laatste vraag kan ik meedelen dat de procedure loopt overeenkomstig artikel 32 van de wet van 9 augustus 1980. Na kennis te hebben genomen van de motie over de conclusie van de behandeling van het belangenconflict, die met ruime meerderheid in de Senaat werd aangenomen, probeert het Overlegcomité een consensus te bereiken. Op het Overlegcomité van 23 april hebben we daarover van gedachten gewisseld en beslist akte te nemen van die motie.

Een ontwerpnotificatie van het Overlegcomité van 23 april werd op 29 april aan de betrokken regeringen verstuurd. Na een termijn van vijf werkdagen, die uiterlijk 7 mei verloopt, wordt de Kamer op 8 mei geconfronteerd met de zaak. Dat zijn de procedureregels die gelden in onze democratische rechtsstaat.

Over een onderhandelde oplossing kan ik het volgende zeggen. In het kader van de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling moet elke legislatieve beslissing bekrachtigd en afgekondigd worden door de uitvoerende macht, en gedekt zijn door de regering. Onder meer om die reden heb ik erop gewezen dat op een bepaald moment overleg onvermijdelijk is.

Bovendien wordt in de toelichting bij het voorstel van bijzondere wet dat nota bene bij de Senaat is ingediend, zwart op wit - of letterlijk zwart op geel - gesteld dat de vertegenwoordigers van de acht fracties die deel uitmaken van de meer dan tweederde meerderheid die het voorstel van bijzondere wet steunt, bevestigen dat ook naar hun oordeel moet worden onderzocht op welke manier gevolg kan worden gegeven aan het arrest van het Grondwettelijk Hof. De heer Van Hauthem maakt nu wel veel deining over het feit dat ik herhaald heb dat de regering opteert voor een onderhandelde oplossing voor de uitvoering van het arrest van het Grondwettelijk Hof, maar hij vergeet dat liefst acht fracties van de Senaat wat dat betreft dezelfde mening zijn toegedaan.

Over de standregels en over de naleving van het reglement van de Kamer kunnen alleen de organen van de Kamer oordelen. Wie ben ik om daar uitspraken over te doen? Naar ik verneem heeft de conferentie van voorzitters, in aanwezigheid van collega Reynders die alleen aanwezig was als vertegenwoordiger van de regering, gisteren een beslissing genomen over de agenda van de Kamer. Ik zal daar geen commentaar bij leveren. Dat hoort ook niet in het kader van het goed functioneren van de instellingen en gelet op de scheiding der machten.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Als moest worden bewezen dat er nog `tjeven' bestaan, dan is dat bij dezen wel gebeurd. Als de eerste minister zegt dat de Kamer baas is over zijn eigen werkzaamheden, dan heeft hij, formeel, gelijk. Allicht daarom heeft vóór de conferentie van voorzitters in de Kamer een informele vergadering plaatsgevonden. Dat de eerste minister nu komt vertellen dat hij niets te maken heeft met het uitstellen van de plenaire vergadering van de Kamer van vandaag, is natuurlijk onzin. Hij zou er wel goed aan doen die onzin voor zich te houden.

Ik stel vandaag vast dat de regering `foefelt' met de notificatie van het Overlegcomité. Dat is op 23 april bijeengekomen. En nu zegt de premier dat hij de Kamer en de bevoegde regeringen op 29 april heeft geïnformeerd over wat daar werd beslist. Met alle respect, maar als de premier zes dagen nodig heeft om een notificatie te versturen, dan is hij aan het foefelen. Zeker als hij de dag nadien in de Kamer en hier in de Senaat tekst en uitleg komt geven over alles wat op het Overlegcomité werd beslist. Zes dagen wachten, dat is gewoon de termijn kunstmatig verlengen. Ik vind dat dictatoriaal, autoritair. Op die manier kan men desnoods een of twee maanden de notificaties van het Overlegcomité tegenhouden.

Het Overlegcomité beschikt over een termijn van dertig dagen en het advies van de Senaat is gegeven op 19 maart. Tel daar dertig dagen bij en je komt op 20 april. De premier heeft de termijn dus duidelijk overschreden. Dan nog een kleine week talmen en de notificatie niet bezorgen, dat is foefelen met termijnen, alleen om te verhinderen dat de Kamer nog maar de vraag zou kunnen stellen of ze ja dan neen over BHV zou stemmen.

Met zijn verwijzing naar het voorstel van bijzondere wet heeft de premier wel een punt. In de memorie van toelichting daarvan staat inderdaad wat hij heeft geciteerd. De uitleg van de premier zegt vooral veel over zijn partij. In het Vlaams Parlement pleit die om snel te stemmen over BHV, maar in die memorie van toelichting, die ook door collega Vandenberghe is ondertekend, staat inderdaad dat Brussel-Halle-Vilvoorde naar het tweede pakket van de staatshervorming kan worden verwezen.

CD&V is de draad en zijn geloofwaardigheid kwijt. Eric Van Rompuy zegt in het Vlaams Parlement dat de parlementaire procedure zijn gang moet gaan. Tegelijkertijd dient CD&V een voorstel van bijzondere wet in dat tegen die stelling ingaat en dat als doel heeft te onderhandelen tot 15 juli. Als de premier nu zegt te willen nagaan wat de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof zijn, dan weten we wat er aan de hand is: er zal eventueel worden teruggegaan naar de vroegere kieskringen. Het arrest van het Grondwettelijk Hof is in Vlaanderen door het Vlaams parlement en door de Vlaamse regering van bij het begin politiek vertaald als de eis om de kieskring BHV te splitsen. De premier, ex-minister-president van de Vlaamse regering, gooit die eis nu overboord.

Ik confronteer de premier nog met één citaat over BHV, uit zijn eigen regeerakkoord van de Vlaamse regering van 2004: `ze vragen aan hun fractie in Kamer en Senaat om, los van het door de federale regering aangekondigde forum, uiterlijk bij de start van het parlementaire jaar' - dat was 2005 - `wetsvoorstellen tot splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde voor de verkiezingen van de Kamer, de Senaat en het Europees parlement in te dienen en onverwijld goed te keuren.' De premier komt daar nu op terug. Hij is zijn geloofwaardigheid volledig verloren, wat er ook gebeurt.

De heer Yves Leterme, eerste minister. - De heer Van Hauthem, die als lid van de oppositie zijn rol speelt, verwijt ons een dictatoriaal optreden en gefoefel met termijnen. De procedure van het Overlegcomité bepaalt dat de beslissingen worden genotuleerd en in de volgende zitting van het Overlegcomité ter bevestiging en goedkeuring worden voorgelegd. Uiteraard prevaleert de wet.

Van donderdag tot dinsdag is niet echt een lange termijn om de notificatie op te stellen en te bezorgen. Er is dus absoluut geen sprake van gefoefel. We hebben in alles de procedurele weg gevolgd.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - De wet die belangenconflicten regelt spreekt niet over die termijnen. Dus is het gefoefel.