4-26 | 4-26 |
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Op haar jongste vergadering van 21 april heeft de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie beslist dat klachtendossiers die uitgaan van leden of afdelingen van het Vlaams Belang in beraad zullen worden gehouden totdat de Raad van State of een andere rechtbank in het dossier van de partijfinanciering van het Vlaams Belang een uitspraak heeft gedaan.
In het verslag van die vergadering geeft voorzitter Warson, naar aanleiding van een dossier dat is ingediend door een gemeentelijke Vlaams Belangfractie, een kort historisch overzicht van de behandeling van dossiers uitgaande van het Vlaams Blok, nadien Vlaams Belang. Hij zegt: `Sinds de oprichting van de partij Vlaams Belang stelt zich een probleem inzake de toetsing van de ontvankelijkheid naar de indiener aan de bepalingen van artikel 3 van de Cultuurpactwet. De Cultuurpactcommissie beschikt over onvoldoende elementen van motivering om deze dossiers op identieke wijze te behandelen als de vroegere Vlaams Blokdossiers. In het verleden heeft de Cultuurpactcommissie zich voor het onderzoek naar het democratisch gehalte van deze partij kunnen baseren op het arrest van het hof van beroep van Gent.' Aangezien momenteel een procedure loopt bij de Raad van State inzake de partijfinanciering van het Vlaams Belang, stelt de heer Warson voor `om de behandeling van deze dossiers in beraad te houden totdat de Raad van State zich heeft uitgesproken of totdat een ander jurisdictioneel orgaan in deze materie een vonnis of arrest geveld heeft'.
Het is duidelijk dat geen enkele juridische basis bestaat voor deze beslissing om klachten van onze partij niet meer te behandelen. De Cultuurpactcommissie beroept zich op artikel 3 van de Cultuurpactwet, maar voert daarvoor geen enkel begin van bewijs aan. De aangehaalde stelling dat het Vlaams Belang de principes en de regels van de democratie niet zou aanvaarden is immers niets anders dan een subjectieve politieke stelling die op geen enkel feit, laat staan rechtsfeit, gebaseerd is.
Merkwaardig genoeg maken vier leden van onze partij deel uit van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie.
Deze beslissing is even flagrant in strijd met de reglementen van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie zélf, die juist tot doel hebben iedere ideologische discriminatie te beteugelen, iets waar de Cultuurpactcommissie zich nu zelf aan bezondigt. Wat de Commissie moet bestrijden, past ze in de praktijk zelf toe.
In feite komt deze beslissing tenslotte neer op een rechtsweigering, wat in een rechtsstaat uiteraard ontoelaatbaar is.
In alle geval wordt daarmee de deur wagenwijd opengezet om het Vlaams Belang in heel het Vlaamse land ongestraft te weren uit alle mogelijke raden en instellingen waarop de cultuurpactwetgeving van toepassing is.
Wat is de mening van de eerste minister omtrent de rechtsweigering van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie ten aanzien van klachten van het Vlaams Belang?
Heeft de eerste minister de Cultuurpactcommissie laten weten dat dit in een democratische rechtsstaat onaanvaardbaar is?
Heeft de eerste minister hiertegen concrete maatregelen genomen of overweegt hij dat te doen?
De heer Yves Leterme, eerste minister. - De Vaste Nationale Cultuurpactcommissie is een administratief rechtscollege dat ingesteld is bij artikel 21 en volgende van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen wordt gewaarborgd, de zogenaamde cultuurpactwet. De administratieve diensten van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie ressorteren inderdaad onder de Kanselarij van de eerste minister. De Cultuurpactcommissie ressorteert als college echter onder het Vlaams Parlement, het Parlement de la Communauté française en het Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft. In een democratische rechtsstaat moeten wij dat respecteren.
Als instelling werkt de Cultuurpactcommissie volkomen onafhankelijk en dus niet onder het gezag van de eerste minister. Ik kan mij bijgevolg inhoudelijk niet uitspreken over de gehanteerde procedures en de besluitvorming binnen dit orgaan. Bovendien verbiedt het principe van de scheiding der machten elke vorm van inhoudelijke inmenging vanuit de uitvoerende macht.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik had dat antwoord enigszins verwacht. Als wij vragen stellen over het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, dat ook onder de Diensten van de eerste minister ressorteert, krijgen wij telkens het antwoord dat het Centrum onafhankelijk werkt en dat de eerste minister daarover zelfs geen mening heeft.
Ik weet ook dat het om een administratief rechtscollege gaat. De eerste minister zal het niettemin met mij eens zijn dat het bijzonder eigenaardig is dat een instelling met een federale regelgeving en die in het leven geroepen werd om ideologische discriminatie tegen te gaan, rechtweigering pleegt ten aanzien van een partij die deel uitmaakt van de Cultuurpactcommissie. Aangezien het gaat om een administratief rechtscollege dat zich bezondigt aan rechtsweigering, zullen wij een klacht indienen bij de Raad van State.
Ik vind het ontgoochelend dat de eerste minister zich zelfs niet inhoudelijk wenst uit te spreken.