4-20

4-20

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 13 MARS 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Anke Van dermeersch au ministre de l'Intérieur sur «le recrutement dans le cadre des sanctions administratives communales» (nº 4-153)

M. le président. - M. Josly Piette, ministre de l'Emploi, répondra.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Het koninklijk besluit van 7 januari 2001 tot vaststelling van de procedure tot aanwijzing van de ambtenaar en tot inning van de boetes in uitvoering van de wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van gemeentelijke administratieve sancties, voorziet in twee mogelijkheden voor het aanwijzen van een sanctioneringsambtenaar. Ofwel wordt onder het gemeentepersoneel een ambtenaar met de nodige kwalificaties aangewezen. Ofwel, als deze niet beschikbaar is, wordt aan de provincie gevraagd een ambtenaar ter beschikking te stellen. Andere formules zijn er niet opgenomen in het koninklijk besluit.

De minister, net als zijn toenmalige collega bevoegd voor grootstedenbeleid, heeft in 2005 in antwoord op parlementaire vragen reeds laten weten dat hij er geen probleem mee heeft wanneer een dergelijke ambtenaar door één gemeente wordt aangewezen en ter beschikking van andere gemeenten wordt gesteld, althans voor zover de gemeenten deel uitmaken van eenzelfde politiezone.

Intussen is men eigenlijk nog een stap verder gegaan. De gemeenten van het arrondissement Mechelen hebben onlangs beslist een interlokale vereniging op te richten waarbij één gemeente twee GAS-ambtenaren aanwerft. Eén beherende gemeente betaalt dus deze personen, is administratief verantwoordelijk voor hen en stelt hen middels een overeenkomst ter beschikking van de andere gemeenten. Deze gemeenten behoren dus niet meer tot eenzelfde politiezone, maar tot meerdere politiezones, weliswaar uit hetzelfde arrondissement.

Ik heb de indruk dat hiermee steeds verder wordt afgeweken van de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 januari 2001, die toch wel vrij strikt geformuleerd zijn. Dat is mijns inziens niet zonder gevaar. Het zou wel eens de rechtszekerheid van de benoeming van de GAS-ambtenaren in gevaar kunnen brengen en in die omstandigheden kan men ook vragen stellen bij de rechtszekerheid van de gemeentelijke administratieve sancties die deze ambtenaren zullen opleggen.

Deze problematiek roept overigens nog een andere vraag op. Volgens de huidige GAS-reglementering, meer bepaald volgens paragraaf 12 van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet, kan de gemeente slechts in beroep gaan tegen het niet-opleggen van een sanctie door de sanctionerende ambtenaar, als het om een provincieambtenaar gaat. De gemeente kan niet in beroep gaan als de beslissing door een eigen ambtenaar is genomen.

In de toelichting over deze wetsbepaling lees ik: `Aangezien het onlogisch is dat een gemeente beroep zou aantekenen tegen een beslissing tot het niet opleggen van een administratieve sanctie zoals genomen door de sanctionerende ambtenaar die zij zelf heeft aangewezen, wordt thans uitdrukkelijk voorzien dat beroep door de gemeente enkel mogelijk is indien deze beslissing werd genomen door een "gedelegeerde" provincieambtenaar.'

Daar zit logica in. Alleen is onduidelijk in hoeverre er beroep kan worden aangetekend wanneer de GAS-ambtenaar wordt aangeworven door één gemeente en dan middels een samenwerkingsovereenkomst ter beschikking wordt gesteld van andere gemeenten. Is er ook hier niet sprake van een `gedelegeerde' ambtenaar, die slechts door één gemeente werd gekozen en waarop de andere gemeenten geen enkele invloed hebben?

Ten behoeve van de rechtszekerheid moet er dringend klaarheid worden gebracht in deze aangelegenheid.

Is de minister van mening dat de aanstelling van een GAS-ambtenaar middels een interlokale vereniging, zoals nu in het arrondissement Mechelen het geval is, nog in overeenstemming is met het koninklijk besluit van 7 januari 2001?

Vindt de minister het niet nodig dit koninklijk besluit aan te passen en te versoepelen om tot meer rechtszekerheid te komen en de gemeenten meer speelruimte te geven om de voor hen meest gepaste samenwerkingsformule voor de aanstelling van GAS-ambtenaren te vinden?

Kunnen de niet-beherende gemeenten in het aangehaalde geval van het arrondissement Mechelen al dan niet in beroep gaan tegen beslissingen van de GAS-ambtenaar die door de beherende gemeente werd aangesteld?

Is het niet eveneens wenselijk om ter zake de nodige regelgevende klaarheid te brengen?

M. Josly Piette, ministre de l'Emploi. - À première vue, je ne vois pas d'inconvénient à ce que par la mise en place d'une association interlocale, comme prévu dans le décret relatif à la collaboration communale, plusieurs communes utilisent un seul et même fonctionnaire (ou plusieurs mêmes fonctionnaires) pour s'occuper de l'aspect procédural des amendes administratives.

La personne désignée pour infliger les amendes administratives doit être un fonctionnaire communal qui répond aux conditions de l'article 119bis de la nouvelle Loi communale et de son arrêté d'exécution du 7 janvier 2001.

Cela ne semble pas constituer un obstacle puisque le décret énonce que la commune gestionnaire peut mobiliser du personnel propre au profit de l'accord de coopération, conformément aux conditions fixées dans l'accord et à condition que les droits du personnel en question soient respectés. Chaque commune participante peut dès lors faire désigner, par le conseil municipal, le fonctionnaire prévu à titre de fonctionnaire chargé d'infliger des amendes administratives et ce, conformément à l'article 1er de l'arrêté précité.

J'estime qu'une adaptation ne s'impose pas. Comme mentionné ci-dessus, je ne vois pas d'obstacle à faire, le cas échéant, appel à la figure de la « collaboration intercommunale ». À l'heure actuelle, je n'ai pas connaissance d'autres problèmes spécifiques relatifs à la qualité des fonctionnaires sanctionnateurs.

Depuis la modification de la loi du 20 juillet 2005, l'article 119bis §2 de la nouvelle Loi communale dispose que la commune peut introduire un recours contre une décision d'un fonctionnaire provincial qui a décidé de ne pas infliger d'amende administrative. Aucun autre recours n'est prévu, sauf bien entendu la possibilité pour le contrevenant d'interjeter lui-même appel contre les décisions prises à son encontre.

Le fonctionnaire communal désigné pour infliger des amendes administratives doit, à mon avis, pouvoir juger en toute indépendance. Il me semble que cette indépendance est menacée si la commune peut systématiquement introduire un recours contre sa décision de ne pas imposer de sanction. Ce fonctionnaire a en effet été désigné par la commune. À mon avis, le même raisonnement peut également être suivi pour des fonctionnaires communaux qui seraient désignés au sein d'une association interlocale.

L'article 119bis de la nouvelle Loi communale a été modifié en 2004 et 2005 et laisse actuellement aux communes suffisamment de marge pour appliquer le système des sanctions administratives communales. Je constate d'ailleurs que de plus en plus de villes et communes recourent à cette possibilité d'infliger des sanctions. Je souhaite donc leur accorder le temps nécessaire pour se familiariser avec ce système, sans apporter à tout propos des modifications, ce qui ne serait d'ailleurs pas favorable à la sécurité juridique.