4-593/1

4-593/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

28 FEBRUARI 2008


Wetsvoorstel tot instelling van een adoptieverlof voor werknemers en zelfstandigen

(Ingediend door mevrouw Martine Taelman)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van het voorstel DOC 52-710/001.

Een werkneemster werkzaam in de privésector heeft recht op het zogenaamde « moederschapsverlof » waardoor zij een verlof kan opnemen dat 15 weken bedraagt. Deze regeling werd uitgewerkt om enerzijds de aanstaande moeder te beschermen en anderzijds de hechting van het pasgeboren kind met de moeder op een harmonieuze wijze te doen plaatsvinden, in aanwezigheid van deze moeder.

Anders is het gesteld indien een kind door werknemers wordt geadopteerd. In dat geval heeft de werknemer enkel recht op een omstandigheidsverlof van maximaal drie dagen, te nemen binnen de maand die volgt op de inschrijving van het kind in de bevolkingsregisters.

Om het adoptiekind, dat in vele gevallen eveneens een pasgeboren kind is, op te nemen in het gezin zijn de adoptieouders derhalve verplicht hun vakantie op te nemen, een aanvraag in te dienen voor het onbetaalde ouderschapsverlof of onbetaald verlof te nemen. In geval van internationale adopties worden de adoptieouders daarenboven nog geconfronteerd met de periode die noodzakelijk is om het kind dat zich in het buitenland bevindt te gaan halen en ter plaatse de nodige formaliteiten te verrichten. Daarenboven vereisen vele afstandslanden dat de adoptiemoeder een in lengte variërende tijd — die kan oplopen tot zes maanden — ter beschikking is van het kind waardoor zij derhalve geen beroepsarbeid kan verrichten.

Er kan geen objectieve reden worden vastgesteld waarom een adoptiekind zou verschillen van een natuurlijk kind wat betreft de opname in het gezin van de ouders. Indien het gaat om een pasgeboren kind is het duidelijk dat de eerste periode van hechting gelijkaardig is en het adoptiekind hier volledig gelijk kan worden gesteld aan het natuurlijk kind. Indien het gaat om een ouder kind doen zich aanpassingsproblemen voor inzake gewenning en in vele gevallen ook inzake cultuur, taal en gewoonten waardoor de aanwezigheid van de adoptieouders eveneens noodzakelijk is. Het invoeren van een adoptieverlof is dus van wezenlijk belang voor de goede integratie van het adoptiekind in zijn nieuwe gezin en voor de hechting tussen adoptieouders en adoptiekind.

Adoptiekinderen zijn over het algemeen zeer jong op het moment dat zij in het adoptiegezin worden opgenomen en hebben behoefte aan aandacht voor hun specifieke noden met respect voor hun eigen persoonlijkheid. In Vlaanderen werden in 1998 228 kinderen geadopteerd via de erkende adoptieorganisaties. Hiervan waren er 40 afkomstig uit België en 188 uit het buitenland. Drieënzestig procent van deze kinderen was jonger dan 2 jaar. Hierbij moeten dan nog de vrije adopties worden gerekend die minstens even talrijk zijn.

Ook voor de adoptieouders vraagt de adoptie een aanpassing. Daar waar biologische ouders reeds lange tijd naar de geboorte van het natuurlijke kind kunnen toeleven en zich derhalve snel ouder voelen, worden adoptieouders vrij plots met een vreemd kind geconfronteerd en is de gewenningsperiode bij hen ook van langere duur. In geval van internationale adoptie dienen de adoptieouders daarenboven ook nog te bekomen van een stresserende reis en zenuwslopende procedure in een voor hen vreemd land.

Voor het welslagen van een adoptie en met het oog op het vermijden van latere gedragsproblemen, is het belangrijk dat het adoptiekind en zijn nieuwe ouders de kans krijgen om zich aan mekaar te kunnen hechten, een veilige band kunnen ontwikkelen en zich bij elkaar thuis kunnen voelen. Het adoptieverlof dient dan ook in de eerste plaats beschouwd te worden als een hechtingsverlof. In geval van interlandelijke adoptie moet het de ouders daarenboven de tijd bieden om het kind te gaan ophalen.

Het bestaan van het ouderschapsverlof kan geen reden zijn om af te zien van het adoptieverlof aangezien dit ouderschapsverlof ook voor de biologische ouders bestaat bovenop het moederschapsverlof. Ouderschapsverlof is een aanvulling van het adoptieverlof net zoals het dat is voor het moederschapsverlof; geen vervanging ervan.

Door mevrouw S. de Bethune c. s. werd in de Senaat een voorstel ingediend (2-122/1) waarin eveneens een adoptieverlof wordt ingevoerd. Dit voorstel beperkt zich echter tot een periode van acht weken, wat dus geenszins vergelijkbaar is met de duur van het moederschapsverlof. Daarenboven maakt het voorstel geen onderscheid tussen internationale en binnenlandse adoptie waardoor het voor de adoptieouders onmogelijk is om dit verlof op te nemen teneinde het kind in het buitenland op te halen. Precies daaraan bestaat steeds meer behoefte.

Dit voorstel heeft derhalve de bedoeling een adoptieverlof mogelijk te maken dat in duur gelijk is aan het moederschapsverlof. Bovendien biedt het de mogelijkheid dit verlof op een soepele wijze op te nemen met het oog op de specifieke problemen die veroorzaakt worden door het steeds toenemende aantal interlandelijke adopties.

De ambtenarij werd niet in dit voorstel opgenomen gezien de diverse statuten reeds in vele gevallen in een eigen regeling voorzien die in de meeste gevallen verder gaat dan de huidige regeling voor de privésector. Bovendien komt het aan de diverse overheden toe hierrond voor hun personeel maatregelen te nemen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Artikel 45bis kent een adoptieverlof van maximaal vijftien weken toe aan de werknemer die een kind in zijn huis opneemt ingevolge adoptie.

Gunstiger regelingen in individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten zijn echter mogelijk.

De termijn van vijftien weken kan worden verdeeld onder de beide adoptieouders indien deze beide werknemer zijn. De werknemers bepalen zelf de verdeling van de termijn. Om te garanderen dat het adoptieverlof wel degelijk wordt gebruikt om de hechting van het kind in het gezin te vergemakkelijken, dient het verlof binnen vier maanden na opneming van het kind in het gezin te worden opgenomen. Om de adoptieouders toe te laten het kind in geval van een interlandelijke adoptie in het land van herkomst op te halen, wordt de mogelijkheid ingebouwd dat de werknemer zelf kan bepalen wanneer het adoptieverlof een aanvang neemt.

Artikel 45ter bepaalt op welke wijze de werknemer zijn werkgever op de hoogte moet brengen om het recht op adoptieverlof te genieten. Het tweede punt van dit artikel voert een onderscheid in, afhankelijk van het feit of het gaat om een binnenlandse dan wel om een interlandelijke adoptie. Immers, in geval van binnenlandse adoptie volstaat een bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister. In geval van interlandelijke adoptie dient adoptieverlof mogelijk te zijn om het kind in het buitenland op te halen en de aldaar benodigde formaliteiten te vervullen. Uiteraard is het in dit laatste geval niet mogelijk een inschrijvingsbewijs van het bevolkings- of vreemdelingenregister af te leveren aangezien op het ogenblik dat het verlof wordt aangevraagd het kind zich nog niet in het land bevindt. Daarom wordt in dit geval een attest vereist dat afgeleverd wordt door de Centrale autoriteit van de Gemeenschap, opgericht conform het verdrag van Den Haag van 1993. Hiermee wordt ingespeeld op het nieuwe ontwerp van wet tot hervorming van de adoptie.

Artikel 45quater verleent de werknemer die adoptieverlof geniet een bijzondere bescherming tegen ontslag. Die bescherming is gelijkaardig aan die van een werkneemster die moederschapsverlof geniet.

Artikelen 3 tot 5

De vergoeding tijdens het adoptieverlof wordt gelijkgeschakeld met de vergoeding die wordt verkregen in het kader van het moederschapsverlof.

Hiervoor wordt het adoptieverlof wat werknemers betreft, gelijkgeschakeld met de bepalingen inzake de moederschapsverzekering en de moederschapsuitkering, zoals vervat in de betrokken artikelen van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Hiertoe wordt ook artikel 32, 2º, van dezelfde wet aangepast.

Wat betreft de zelfstandigen staat de vergoeding gelijk met die welke uitgekeerd wordt in het kader van de moederschapsuitkering (artikelen 91 tot en met 99 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971). Op die wijze ontstaan geen extra kosten voor de werkgevers.

Martine TAELMAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt een hoofdstuk IVbis, ingevoegd dat de artikelen 45bis tot 45quater omvat, luidende :

« Hoofdstuk IVbis. Adoptieverlof

Art. 45bis. — Onder voorbehoud van de toepassing van gunstigere bepalingen in collectieve of individuele arbeidsovereenkomsten heeft de werknemer het recht om afwezig te blijven van zijn werk ingeval hij een persoon van minder dan achttien jaar (verder « kind » genoemd) in zijn huis opneemt met de bedoeling het te adopteren, overeenkomstig de bepalingen vervat in het Burgerlijk Wetboek, boek I, titel VIII.

Dit adoptieverlof bedraagt ten hoogste vijftien weken te rekenen van de dag die de werknemer zelf bepaalt. Indien beide ouders werknemers zijn, kunnen zij vragen dat het adoptieverlof onder hen beiden wordt verdeeld. Het adoptieverlof wordt genomen uiterlijk binnen vier maanden na de opname van het kind in het gezin van de werknemer.

Art. 45ter. — De werknemer die gebruik wenst te maken van het adoptieverlof, dient zijn aanvraag bij de werkgever in overeenkomstig de volgende bepalingen :

1º de werknemer brengt uiterlijk zeven dagen vóór de aanvang van het adoptieverlof de werkgever op de hoogte door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, met vermelding van de reden en van de begin- en einddatum van het adoptieverlof;

2º wanneer het gaat om een binnenlandse adoptie legt de werknemer aan de werkgever een attest voor dat de inschrijving van het adoptiekind in het bevolkingsregister bevestigt;

3º wanneer het gaat om een interlandelijke adoptie legt de werknemer aan de werkgever een attest voor, uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de Gemeenschap, waarin de toewijzing van het adoptiekind aan de werknemer bevestigd wordt.

Art. 45quater. — Na ontvangst van de aangetekende brief als bedoeld in artikel 45ter, mag de werkgever gedurende zes maanden na het adoptieverlof geen handeling stellen die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking behalve om redenen die vreemd zijn aan de aanvraag tot adoptieverlof. De werkgever bewijst dat zulke redenen voorhanden zijn.

Zo de ingeroepen reden tot staving van het ontslag niet beantwoordt aan het bepaalde in het eerste lid of bij ontstentenis van reden, betaalt de werkgever aan de werknemer een forfaitaire vergoeding welke gelijk is aan het brutoloon van drie maanden, onder voorbehoud van de toepassing van de vergoedingen aan de werknemer verschuldigd in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst. ».

Art. 3

Artikel 32, eerste lid, 2º, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, laatst gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1996 en 26 maart 2007, wordt vervangen als volgt :

« 2º de werknemers die arbeidsongeschikt zijn erkend, de werkneemsters die zich in een tijdvak van moederschapsbescherming bevinden als bedoeld in deze gecoördineerde wet of de werknemers die zich in een tijdvak van adoptieverlof bevinden; ».

Art. 4

Wat betreft de werknemers wordt het adoptieverlof gelijkgesteld met de moederschapsverzekering en op dezelfde wijze vergoed als de moederschapsuitkering als bedoeld in de artikelen 111, 112, 113, 116 en 117 van titel V van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Art. 5

Wat betreft de zelfstandigen wordt het adoptieverlof gelijkgesteld met de moederschapsverzekering en op dezelfde wijze vergoed als de moederschapsuitkering als bedoeld in de artikelen 91 tot 99 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverrekening en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten.

14 februari 2008.

Martine TAELMAN.