4-16

4-16

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 14 FÉVRIER 2008 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Anke Van dermeersch au premier ministre sur «l'instauration de règles plus strictes concernant les missions que les pouvoirs publics confient aux avocats» (nº 4-139)

M. le président. - Mme Inge Vervotte, ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques, répondra.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - De positie die sommige advocatenkantoren bij bepaalde overheidsinstellingen innemen, is al langer dan sinds vorige week een heikel punt. Het uitlekken van een verkeerdelijk verstuurde nota van advocaat Marc Uyttendaele bracht het thema echter opnieuw in de actualiteit. Ik stelde hierover in de vorige zittingsperiode al tientallen schriftelijke vragen, maar in vele gevallen werd daarop niet afdoende geantwoord. De toenmalige minister van Justitie slaagde er zelfs in te antwoorden dat het haar niet toekwam de namen bekend te maken van de advocaten die sinds het begin van de legislatuur werden geraadpleegd en aangesteld, noch a fortiori het adres van hun kantoor, de balie waartoe zij behoren of het bedrag van hun erelonen. Sommige andere ministers - maar zij waren de uitzonderingen op de regel - gaven de lijst van geraadpleegde advocaten en hun erelonen dan weer wel. In haar antwoord van februari 2007 liet de minister van Justitie evenwel weten dat juridische diensten van haar departement de toepassing van de regelgeving voor overheidsopdrachten zou onderzoeken.

Naar aanleiding van de nota-Uyttendaele kondigt de eerste minister nu eenzelfde onderzoek aan. De wet op de overheidsopdrachten zou in die context kunnen worden verstevigd, zodat de overheid strengere regels zal moeten volgen voor de selectie van advocaten.

Heeft de eerste minister inderdaad al een onderzoek gestart met het oog op een verbetering van de huidige situatie? In hoever sluit dit onderzoek aan bij het onderzoek dat de vorige minister van Justitie beloofde? Is hij op de hoogte van dat onderzoek?

Waarom bestaat in vele gevallen geen transparantie over de advocaten die in het verleden door kabinetten en overheidsdiensten werden geraadpleegd? Waarom geven bepaalde ministers wel de gevraagde informatie en weigeren anderen dat? Engageert de eerste minister zich tot een zo groot mogelijke transparantie inzake de advocaten die in het verleden door overheden en kabinetten onder zijn premierschap werden geconsulteerd?

Wat bedoelt de eerste minister met het invoeren van `strengere regels'? In welke richting wordt een oplossing gezocht? Kan ik aannemen dat geopteerd wordt voor een striktere procedure die de overheden en kabinetten moeten volgen wanneer ze een beroep wensen te doen op advocaten en voor objectieve selectiecriteria en een zo groot mogelijke transparantie?

Mevrouw Inge Vervotte, minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven. - Ik lees het antwoord van de eerste minister.

De toewijzing van advocatenopdrachten, uitgezonderd de verdediging van de Belgische Staat, behoort tot de individuele verantwoordelijkheid van iedere minister en ieder departement. Zelfs in de dossiers voor het Grondwettelijk Hof ligt de verantwoordelijkheid van de voordracht van advocaten bij iedere individuele minister. De procedure voor het Grondwettelijk Hof dateert van 1985 en staat beschreven in een circulaire van de toenmalige eerste minister.

De bedoelde wetgeving bevat de nodige regels voor de bekendmaking, de kwalitatieve selectie, de gunningprocedure, de keuze van de dienstverlener, de informatie, enzovoort, zodat de transparantie en objectiviteit bij de uitbesteding van opdrachten aan advocaten gewaarborgd blijft.

Er kan echter niet worden ontkend dat, anders dan bij juridische diensten inzake documentatie en juridische studies, de bijzondere aard van de juridische diensten in het kader van geschillenbeslechting of -preventie, met andere woorden de adviesverlening en de vertegenwoordiging voor rechtbanken - intuitu personae-karakter, moeilijkheid om de prestaties bij voorbaat naar inhoud en omvang te bepalen - de onverkorte toepassing van alle formele regels enigszins in de weg staat.

De wetgeving op de overheidsopdrachten bevat daarom een aantal bepalingen die toelaten rekening te houden met de specifieke aard van bedoelde opdrachten.

In de eerste plaats kan worden gewezen op de algemene mogelijkheid om krachtens artikel 17 van de wet op de overheidsopdrachten - klassiek stelsel - in uitzonderlijke en gemotiveerde gevallen een beroep te doen op de onderhandelingsprocedure.

Daarnaast, en specifiek voor de juridische diensten inzake advies en vertegenwoordiging voor de rechtbanken en andere instellingen die geschillen beslechten, is in de reglementering een vermoeden ingeschreven voor het minimumaantal te raadplegen kandidaten. Meer bepaald wordt voor die diensten de onmogelijkheid om het vereiste minimumaantal kandidaten te raadplegen bij een beperkte procedure van aanbesteding, een offerteaanvraag - vijf kandidaten - of een onderhandelingsprocedure met bekendmaking - drie kandidaten - als aangetoond beschouwd.

Niettemin kan men niet om de vaststelling heen dat de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten op de juridische diensten in de praktijk moeilijkheden blijft veroorzaken.

Ik verwelkom de aangekondigde wetsvoorstellen om de wet op de overheidsopdrachten op dat vlak nog strenger te maken. Ik heb de dienst Overheidsopdrachten al gevraagd te onderzoeken op welke wijze dit zou kunnen gebeuren, maar meer details kan ik voorlopig nog niet geven.

Laat het tenslotte duidelijk zijn dat iedere minister nu reeds de wet op de overheidsopdrachten moet naleven en dat hij, omdat hij een voorbeeldfunctie heeft, een strikte deontologie moet hanteren.