4-495/1

4-495/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

19 DECEMBER 2007


Wetsvoorstel tot invoering in het Strafwetboek van een verzwarende omstandigheid voor daders van bepaalde misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid

(Ingediend door de heren Dirk Claes en Tony Van Parys)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt, met wijzigingen, de tekst over van een voorstel dat reeds op 23 mei 2006 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 51-2508/001 - 2005/2006).

Dit wetsvoorstel heeft tot doel de politiediensten beter te beschermen tegen de geweldplegingen die zij in de uitoefening van hun bediening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening ervaren.

De zaak-Hammani heeft immers aangetoond dat er enerzijds een toename is van het fysieke geweld jegens politieambtenaren en anderzijds dat het gebruikte geweld steeds driester wordt.

Meer recentelijk nog werd een jonge politieagente doodgeschoten door zware gangsters die betrapt werden bij een diefstal.

Aangezien politiediensten door de uitoefening van hun bediening een groter risico lopen aan geweld blootgesteld te worden, moet precies aan hen op wetgevend vlak een verhoogde bescherming geboden worden.

Het inschrijven in de strafwet dat de strafmaat gevoelig zal opgetrokken worden naargelang het slachtoffer van het misdrijf een politieagent is, zal immers resulteren in een grotere afschrikking en een meer doeltreffende bestraffing.

Met dit wetsvoorstel wil CD&V opnieuw de artikelen 280 en volgende van het Strafwetboek, zoals gewijzigd bij de wet van 20 december 2006 van minister Onkelinx, aanpassen.

De wet van 20 december 2006 tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op het strenger bestraffen van geweld tegen bepaalde categorieën van personen heeft immers geweldplegingen jegens een limitatief opgesomde groep personen en politiemensen, strenger bestraft. Deze wet heeft immers als filosofie die personen beter te beschermen die een opdracht van algemeen belang uitoefenen en die in het bijzonder zijn blootgesteld aan een risico op gewelddaden.

Voormelde wet heeft echter de politiemensen en de in het nieuwe artikel 410bis van het Strafwetboek limitatief opgesomde categorie personen op voet van gelijkheid gesteld wat de bescherming betreft tegen geweldplegingen.

Geweld tegen beide categorieën wordt immers op dezelfde wijze zwaarder bestraft, tenzij voor één specifiek misdrijf : slagen of verwondingen met een ziekte of arbeidsongeschiktheid tot gevolg. In dit geval worden politiemensen door deze nieuwe wet zelfs minder goed beschermd dan de andere categorieën waarvan sprake.

Dit kan voor ons uiteraard niet.

CD&V wil dat geweld tegen politiemensen strenger wordt bestraft. Politieagenten worden in het kader van hun functie immers dagelijks blootgesteld aan agressie en bedreigingen. Zij voeren opdrachten in het kader van het algemeen belang uit waarbij de bescherming van de maatschappij centraal staat.

Daarom is het de plicht van de wetgever dit fysiek geweld, dat jegens hen gepleegd wordt in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van hun opdracht van algemeen nut, zoveel mogelijk te voorkomen.

Daarom worden de nieuwe artikelen 280 en volgende van het Strafwetboek opnieuw aangepast.

Tegen welke personen zal geweld voortaan strenger bestraft worden ?

Dit voorstel spiegelt zich aan artikel 280 en volgende van het Strafwetboek.

Er is ten eerste uitdrukkelijk geopteerd de omschrijving in de artikelen 280 en 281 van het Strafwetboek te behouden.

Met « een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed » worden dan ook politieagenten, ambtenaren van het bosbeheer, personeelsleden van de administratie der Douane en Accijnzen, brandweerlieden e.d.m. bedoeld.

Ten tweede werd ook de vereiste dat het strafbaar feit gepleegd moet zijn in de uitoefening van de bediening, overgenomen.

Teneinde de tekst wetgevingstechnisch te stroomlijnen, worden huidige artikelen 280 en 281, 281bis en 281ter van het Strafwetboek vervangen door een nieuw artikel 280 zodat, met betrekking tot de gewelddelicten jegens politiemensen en andere functies zoals omschreven in dit wetsvoorstel, één geïntegreerde regeling wordt uitgewerkt.

Over welke gewelddelicten gaat het precies ?

Er werd voor geopteerd enkel de gewelddelicten uit hoofdstuk I, afdeling 2 van titel VIII van het Strafwetboek te weerhouden.

Dit gaat met name over het opzettelijk doden, niet doodslag genoemd, en het opzettelijk toebrengen van een lichamelijk letsel.

Door de binding van deze nieuwe verzwarende omstandigheid aan de artikelen 398 tot 404 van het Strafwetboek wordt benadrukt dat deze verzwarende omstandigheid enkel wordt toegepast wanneer het misdrijf met opzet wordt gepleegd, zodat de onopzettelijke slagen en verwondingen en het onopzettelijk doden uitgesloten zijn.

Welke invloed heeft deze verzwarende omstandigheid op de strafmaat ?

Door de toepassing van deze verzwarende omstandigheid wordt zowel de minimumstraf als de maximumstraf opgetrokken op een manier die voor elk misdrijf afzonderlijk bepaald is.

Dirk CLAES
Tony VAN PARYS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art. 2

Artikel 280 van het Strafwetboek wordt vervangen als volgt :

« Art. 280. — Indien de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd op een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of aan enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed, in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening, worden de straffen bepaald als volgt :

1º in de gevallen bedoeld in artikel 398, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een maand tot een jaar en geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro;

2º in de gevallen bedoeld in artikel 398, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro;

3º in de gevallen bedoeld in artikel 399, eerste lid, zijn de straffen gevangenisstraf van vier maanden tot vier jaar en geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro;

4º in de gevallen bedoeld in artikel 399, tweede lid, zijn de straffen gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro;

5º in de gevallen bedoeld in artikel 400, eerste lid, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;

6º in de gevallen bedoeld in artikel 400, tweede lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;

7º in de gevallen bedoeld in artikel 401, eerste lid, is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;

8º in de gevallen bedoeld in artikel 401, tweede lid, is de straf opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar;

9º in de gevallen bedoeld in artikel 402 is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar;

10º in de gevallen bedoeld in artikel 403 is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar;

11º in de gevallen bedoeld in artikel 404 is de straf opsluiting van zeventien jaar tot twintig jaar. »

Art. 3

Artikel 281 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 20 december 2006, wordt opgeheven.

Art. 4

Artikel 281bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 20 december 2006, wordt opgeheven.

Art. 5

Artikel 281ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 20 december 2006, wordt opgeheven.

7 december 2007.

Dirk CLAES
Tony VAN PARYS.