4-497/1 | 4-497/1 |
21 DECEMBER 2007
Op 17 mei 2006 werden twee wetten aangenomen die nauw met elkaar verbonden zijn. De eerste betreft de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten De tweede stelt de strafuitvoeringsrechtbank in. Die laatste wet voegde een vierde afdeling toe aan de rechtbank van eerste aanleg, die reeds uit een burgerlijke rechtbank, een jeugdrechtbank en een correctionele rechtbank bestond. Voortaan moet men melding maken van een bijkomende afdeling, de strafuitvoeringsrechtbank. Die rechtbank is onder andere bevoegd om te beslissen of het wenselijk is iemand onder voorwaarden in vrijheid te stellen, iemand met een enkelband onder elektronisch toezicht te plaatsen, over een penitentiair verlof, een beperkte detentie, ...
Een van de bijzondere kenmerken van de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank is dat tegen die beslissingen geen hoger beroep of verzet openstaat, wat bij de gewone rechterlijke beslissingen wel het geval is.
Het gevolg van dat verschil is dat in de praktijk het enige mogelijke rechtsmiddel dat voor de gedetineerden openstaat, de voorziening in cassatie is. Daartoe werd reeds talrijke malen overgegaan. Op 1 februari 2007, gebeurde dat, sinds de inwerkingtreding van de wet, meer dan 160 keer.
Het cassatieberoep in strafzaken moet niet voldoen aan strikte vormvereisten. Het volstaat bij de griffie een verklaring van voorziening in cassatie af te leggen opdat het Hof van Cassatie het dossier onderzoekt. Het is immers mogelijk de voorziening in cassatie in te stellen zonder een beroep te doen op een advocaat bij het Hof van Cassatie, door middel van een eenvoudige verklaring bij de griffie van het rechtscollege dat de uitspraak heeft gedaan en de verzoeker is niet verplicht middelen aan te voeren. Het Hof onderzoekt altijd de wettigheid en de regelmatigheid van de veroordeling. Eventueel vernietigt het de beslissing op grond van een middel dat het ambtshalve aanvoert.
Aangezien de gedetineerde geen andere middelen heeft om de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank te betwisten, aarzelt hij meestal niet om gebruik te maken van dat rechtsmiddel, dat wanneer het succesvol is, hem de kans geeft de gevangenis te verlaten.
Heel vaak is de voorziening onontvankelijk, omdat ze over de inhoud van het dossier gaat en niet over de rechtsvragen die de enige zijn waarvan het Hof van Cassatie kennis kan nemen. Men stelt vast dat vele gedetineerden geen idee hebben van de bevoegdheden van het Hof.
Er is geen filter waardoor de cassatieberoepen kunnen worden verminderd of geselecteerd en dat veroorzaakt een aantal problemen. Het belangrijkste daarvan is het risico dat het Hof van Cassatie overstelpt wordt. Alle bepalingen van de wet zijn nog niet in werking getreden en men mag dus verwachten dat het aantal cassatieberoepen nog zal toenemen.
Momenteel is alleen de strafuitvoeringsrechtbank bevoegd om maatregelen van voorwaardelijke invrijheidstelling uit te spreken wanneer het over vrijheidsstraffen van ten minste drie jaar gaat. Binnenkort wordt de strafuitvoeringsrechter, wiens bevoegdheid beperkt is tot vrijheidsstraffen van minder dan drie jaar, effectief geïnstalleerd en zal hij op zijn beurt beslissingen nemen die in aanmerking komen voor een voorziening in cassatie.
Tevens is het van belang rekening te houden met de ontreddering van de gedetineerde die zich de mogelijkheid geweigerd ziet de inhoud van het dossier voor het Hof van Cassatie te betwisten.
Er dient ook te worden gewezen op het bestaan van niet te verwaarlozen financiële, logistieke en bureaucratische beslommeringen die hoofdzakelijk te maken hebben met het transport van de gevangenen en die een hoge kostprijs hebben (politie-escortes, celwagens), een risico op ontsnappingen impliceren en dus een risico voor de openbare veiligheid.
Er zijn diverse oplossingen voor die problemen. Men kan de gedetineerden beter informeren over de werkelijke draagwijdte van een voorziening in cassatie (via het personeel van de gevangenisinrichtingen of de gevangenisgriffiers). Men kan de gedetineerden ook verplichten zich door een advocaat te laten bijstaan, zoals dat bijvoorbeeld in zaken van bescherming van de maatschappij het geval is.
Deze werkwijze biedt verschillende voordelen. Eerst en vooral zal de advocaat, die vertrouwd is met de rechtspraktijk, het succes van een eventueel cassatieberoep kritisch afwegen. Hij zal de rol spelen van een uitgelezen informant voor de gedetineerde, die zijn strafzaak beter zal begrijpen. Tevens zal de advocaat, die zich aan een plichtenleer te houden heeft, niet accepteren dat hij zijn professionele geloofwaardigheid op het spel moet zetten in gewaagde voorzieningen of in voorzieningen die duidelijk tot mislukken gedoemd zijn.
Het inschakelen van de advocaat fungeert als een soort filter waardoor het aantal kennelijk niet gegronde cassatieberoepen kan worden beperkt.
Dit voorstel wil het onderzoek door het Hof van Cassatie van de verklaring van voorziening in cassatie die bij de griffie wordt ingediend afhankelijk maken van de verplichte ondertekening ervan door een advocaat.
Hiertoe moet men evenwel de termijn verlengen binnen welke de voorziening kan worden ingesteld, om de gedetineerde de mogelijkheid te bieden zijn verklaring aan een advocaat voor te leggen en die de nodige tijd te geven om het dossier te onderzoeken en te oordelen of een voorziening in cassatie wenselijk is.
Christine DEFRAIGNE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 97, § 1, tweede lid, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten wordt gewijzigd als volgt :
A. In de eerste volzin worden de woorden « vierentwintig uur » » vervangen door de woorden « zeven dagen ».
B. Tussen de eerste en de tweede volzin, wordt de volgende volzin ingevoegd : « De verklaring waarbij cassatieberoep wordt ingesteld, moet door een advocaat worden ondertekend »;
9 november 2007.
Christine DEFRAIGNE. |