4-410/1

4-410/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

22 NOVEMBER 2007


Wetsvoorstel betreffende de noodoproepen

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel voorziet in het tot stand brengen van een meertalig antwoordsysteem voor dringende geneeskundige hulpverlening.

De dringende geneeskundige hulpverlening wordt in België geregeld door de wet van 8 juli 1964. België creëerde toen al het eerste eengemaakte oproepsysteem ter wereld. Voor dringende medische hulp is één enkel nummer in voege voor het hele grondgebied. Dat nummer was eerst 900 en werd in 1987 100.

Een beschikking van de Europese Raad (91/396/EEG) van 29 juli 1991 heeft gelijklopend hiermee een gratis gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten ingevoerd, dat in alle Europese landen bereikbaar is. Zo moet iemand die naar een ander land van de Europese Unie reist niet steeds een ander noodoproepnummer onthouden. Op die manier is het oproepnummer 112 op Europees niveau tot stand gekomen.

In België is het nummer 112 van kracht sinds begin 1993, na een beslissing van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken. Dit nummer werkt dus gelijktijdig met de nummers 100 en 101. Het nummer 112 stelt vooral de buitenlandse bezoekers of de Belgen die in het buitenland zijn in staat om één enkel nummer te gebruiken in de hele Europese Unie.

In 2002 is de Europese beschikking van 1991 in een wet gegoten in het kader van de richtlijn 2002/22/EG, ook « universele dienstrichtlijn » genoemd. Die richtlijn moest in de diverse nationale wetgevingen worden omgezet tegen 25 juli 2006. In België is dit gebeurd door de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, die in artikel 107 verwijst naar een koninklijk besluit waarin de lijst moet worden opgenomen van de openbare diensten of diensten van algemeen belang die als nooddiensten worden beschouwd voor de toepassing van deze wet. Er bestaat een koninklijk besluit van 9 oktober 2002 dat de Europese richtlijn reeds toepast, aangezien erin wordt bepaald dat de diensten 100 en 101 de oproepen naar het nummer 112 moeten beantwoorden. Aangezien dit koninklijk besluit beantwoordt aan de voorwaarden die in de wet van 13 juni 2005 worden opgesomd, blijft het besluit momenteel van toepassing.

De oproepen moeten beantwoord kunnen worden in één van de drie landstalen (Nederlands, Frans of Duits) en minstens ook in het Engels, aangezien ons land midden in Europa ligt. Frankrijk, dat nochtans een eentalig land is, kan hierbij als voorbeeld dienen : in 30 departementen worden de noodoproepen in 28 talen beantwoord, dank zij een televertaaldienst voor noodgevallen. In een paar seconden tijd wordt de oproeper in contact gebracht met een derde persoon aan wie hij zijn probleem in zijn eigen taal kan uitleggen. In noodgevallen is het soms zelfs moeilijk zich in zijn eigen taal uit te drukken

Wat dan als de oproep wordt beantwoord in een taal die niet de eigen taal is ? Het is uiterst belangrijk dat elkeen die zich in een noodsituatie bevindt zich in zijn eigen taal kan uitdrukken wanneer hij zich aanmeldt bij een nooddienst. De oproepcentra krijgen ook regelmatig te maken met « valse oproepen », waarbij geen dringende tussenkomst nodig is en er geen levens in gevaar zijn (bijvoorbeeld een kat die vastzit in een boom, een huisdier dat verdwenen is, ...). Deze oproepen hinderen het snelle, efficiënte en gepaste optreden van de hulpdiensten. Het is dan ook belangrijk dat men de oproeper goed begrijpt en dat grappenmakers snel worden ontmaskerd.

Dit wetsvoorstel, dat reeds in de vorige regeerperiode werd ingediend door de heer Luc Paque (stuk Senaat 3-2089/1), beantwoordt bovendien aan een aandachtspunt van de nota van informateur Didier Reynders. Daarin stond dat de 112 overal moet kunnen worden bereikt in de drie landstalen en in verscheidene vreemde talen.

We zijn het daarmee eens !

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Om efficiënt te zijn, moet het gesprek tussen het centrum en de oproeper in de taal van de oproeper plaatsvinden. Om organisatorische redenen is het uiteraard niet mogelijk de oproepcentra ertoe te verplichten in alle bestaande talen te reageren. Daarom eisen we dat minstens een antwoord wordt gegeven in de drie officiële talen van België. Wanneer mensen een andere taal dan die drie spreken, is het Engels een minimum.

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2bis. — Iedere oproep naar een eengemaakt oproepcentrum moet verwerkt kunnen worden in de taal van de oproeper, te weten ten minste in een van de drie landstalen en in de andere gevallen ten minste in het Engels, overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden, kwaliteitscriteria en wijze. »

18 oktober 2007.

Christine DEFRAIGNE.