4-304/1 | 4-304/1 |
18 OKTOBER 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 2 maart 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-2082/1 — 2006/2007).
De collectieve ontsnapping van 28 gevangenen uit de gevangenis van Dendermonde in de zomer van 2006 heeft er ons op wel heel spectaculaire wijze aan herinnerd dat onze gevangenissen lang niet volledig hermetisch afgesloten zijn en dat het zeker niet onmogelijk is om er buiten te geraken. Er is heel wat te doen geweest over de verouderde staat van de Dendermondse gevangenis in een poging om in die omstandigheid de hoofdoorzaak, of zelfs de enige oorzaak te vinden van die zo succesvolle ontsnapping.
Met die uitleg kan men echter niemand een rad voor de ogen draaien, ook al schuilt er ontegensprekelijk een grond van waarheid in. Elk jaar slagen gevangenen in verscheidene gevangenissen van het rijk erin te ontsnappen, individueel of in groep, ook al heeft het verschijnsel niet telkens de omvang die het in Dendermonde had. Op die manier bewijzen ze regelmatig dat ook het veiligheidssysteem van zelfs de modernste en best beveiligde penitentiaire instellingen barsten vertoont. Is de best bewaakte gevangene van het land, de kinderverkrachter en -moordenaar die zo berucht is tot buiten onze grenzen, er op zijn beurt niet in geslaagd te ontsnappen, al was het — gelukkig maar — voor slechts enkele uren ?
Ongetwijfeld zijn meer waakzaamheid en nieuwe door een strenger veiligheidsconcept ingegeven aanpassingen van onze gevangenissen vereist. Dat is uiteraard een regeringszaak.
De wetgever van zijn kant heeft aandacht voor een ander aspect van het ontsnappingsverschijnsel.
Zodra hij de muur rond de strafinrichting waarin hij werd vastgehouden heeft kunnen overschrijden, denkt de gevangene op de loop nog slechts aan één ding : succesvol ontsnappen, de ontsnapping tot een goed einde brengen, dat wil zeggen zich niet opnieuw laten vatten. Omdat hij zo gedreven wordt door zijn obsessie de herwonnen vrijheid niet te verliezen, wordt de ontsnapte gevangene een ernstig gevaar voor al wie zich op zijn weg bevindt en een hinderpaal kan zijn voor het welslagen van zijn ontsnapping : slagen en verwondingen, zelfs doodslag, kunnen in een oogwenk het resultaat worden van een toevallige ontmoeting met de ontsnapte. Een niet minder groot gevaar dreigt ook voor al degenen van wie hij dan weer denkt, dat zij hem enige hulp kunnen bieden om zijn doel te bereiken : dan moet er worden gevreesd voor diefstal met braak of met geweld of voor gijzelnemingen. Kortom, de ontsnapte gevangene is meestal geneigd, of door noodzaak gedwongen, nieuwe misdrijven te plegen om het succes van zijn vlucht te verzekeren. In principe moet de bevolking bij elke ontsnapping van een gevangene bang zijn, want elke ontsnapping — zelfs wanneer het om « kleine criminelen » gaat — is een potentieel gevaar voor de hele samenleving
Wat kan men meer doen om die potentieel gevaarlijke situaties en de grote beroering die ze steeds bij de bevolking veroorzaken te voorkomen, dan aangepaste wetsbepalingen goedkeuren om gevangenen zoveel mogelijk te doen afzien van ontsnappingspogingen ?
Er zijn hiertoe verscheidene mogelijkheden.
Een eerste mogelijkheid kan zijn de ontvluchting zelf als een misdrijf te beschouwen, dat zoals elk misdrijf strafrechtelijk al dan niet zwaar kan worden bestraft. Tot dusver blijkt de wetgever weinig voor die oplossing te voelen. De indiener van dit voorstel heeft niettemin een wetsvoorstel in die zin ingediend (stuk Senaat, nr. 4-176/1).
Het is immers een merkwaardige vaststelling dat een volledig hoofdstuk van titel VI van boek II van ons Strafwetboek over de « Ontvluchting van gevangenen » gaat, en voor dergelijke omstandigheden allerlei strafrechtelijke straffen voorstelt voor een hele reeks mensen, op de ontvluchte zelf na. De artikelen 332 tot 334 van het Wetboek straffen immers hen die de gevangene hebben laten ontsnappen terwijl hij onder hun bewaking stond, terwijl de artikelen 335 tot 337 van het Wetboek hen straffen die de ontvluchting van de gevangene op een of andere wijze bewerkt of vergemakkelijkt hebben. De ontvluchte zelf blijft echter buiten schot ...
Het strafbaar stellen van de ontvluchting botst tot dusver op terughoudendheid vanwege een deel van de parlementaire wereld. Die terughoudendheid is begrijpelijk wanneer men een zuiver menselijk, individueel standpunt inneemt, los van elk maatschappelijk gebeuren : de vrijheidsdrang is een aangeboren en niet te onderdrukken kracht, die wij allen hebben, zelfs zij die de wet overtreden. De verloren vrijheid herwinnen is een primaire behoefte die eigen is aan de menselijke natuur — zelfs wanneer het vrijheidsverlies legitiem of moreel verantwoord is — en kan als dusdanig niet strafbaar gesteld worden. Uiteraard is die visie heel eerbaar, maar het is nog maar de vraag of dat argument, dat op een individueel concept van de vrijheidsdrang berust, ook overeind blijft in het collectief bewustzijn. Misschien moet men dan toegeven dat de ontvluchting van een wettig veroordeeld persoon op zich voldoende is om de openbare orde te verstoren, ook al is er geen nieuw misdrijf. Is ontvluchting alles goed en wel beschouwd geen duidelijk teken dat de veroordeelde weigert zich neer te leggen bij de straf die hem wettig werd opgelegd door democratisch samengestelde gerechtelijke instellingen en hierdoor voldoende en op bijzonder overtuigende wijze aantoont dat hij geenszins van plan is zich beter te gedragen of zich in de samenleving te integreren ? Het debat blijft open ...
Ook andere wegen kunnen echter worden bewandeld. De indiener van het voorstel denkt dat het beoogde doel — het potentiële gevaar dat elke ontvluchte voor de samenleving betekent verminderen — ook kan worden bereikt wanneer men de betrokkene voldoende ontraadt een nieuw misdrijf te plegen om zijn ontsnapping mogelijk te maken. Die ontrading kan bijvoorbeeld worden nagestreefd door een verzwaring van de straffen op misdrijven gepleegd door een ontsnapte gevangene, niet alleen bij zijn ontsnapping maar ook in de periode waarin die gevangene voorvluchtig blijft. Het komt er dus op neer dat men van de ontsnapping zelf een verzwarende omstandigheid maakt voor het nieuwe misdrijf dat de ontsnapte gevangene pleegt. Dat is de draagwijdte van een wetsvoorstel dat de indiener samen met dit voorstel opnieuw indient en dat ertoe strekt in ons Strafwetboek een nieuwe persoonlijke verzwarende omstandigheid in te voegen die geldt wanneer degene die het misdrijf pleegt, ontsnapt is. (stuk 4-110/1).
In onderhavige tekst is de aanpak ietwat anders, aangezien het er hier om gaat de regels inzake herhaling, zoals ze worden georganiseerd door de artikelen 54 tot 57 van het Strafwetboek, te wijzigen.
Ons strafsysteem voorziet bij herhaling zowel in soepele als in strenge maatregelen. De strengheid vloeit voort uit het feit dat herhaling een verhoging met zich brengt van de straffen voor nieuw gepleegde misdrijven. De soepelheid vloeit voort uit het feit dat de toepassing van de regeling inzake herhaling niet verplicht is : ze wordt aan het oordeel van de rechter overgelaten, die zoals bepaald in de artikelen 54 tot 56 van het Strafwetboek, de straf voor de nieuwe feiten kan (maar niet noodzakelijk moet) verhogen.
De indiener van het voorstel pleit er bijgevolg voor dat de rechter de strafverhoging bij herhaling automatisch zou opleggen, wanneer de herhaling voortvloeit uit een misdrijf gepleegd door een veroordeelde bij zijn ontvluchting of in de periode waarin hij voorvluchtig blijft.
De in onderhavige tekst voorgestelde maatregel moet in alle gevallen gelden voor veroordeelde gevangenen die ontsnappen terwijl ze hun straf uitzitten, maar niet alleen dan. Hij kan ook gelden voor misdaden en wanbedrijven gepleegd door een persoon in voorlopige hechtenis tijdens zijn ontsnapping, wanneer die persoon in het verleden reeds een definitieve strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen, zodat de nieuwe misdrijven hem in een situatie van wettelijke herhaling brengen.
Christine DEFRAIGNE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In het Strafwetboek wordt een artikel 57bis ingevoegd, luidende :
« Art. 57bis. — De rechter past de strafverzwaring waarin de artikelen 54 tot 57 voorzien automatisch toe wanneer de nieuwe feiten die een herhaling vormen, gepleegd werden door een gevangene bij zijn ontvluchting of gedurende de periode waarin hij voortvluchtig blijft. ».
12 juli 2007.
Christine DEFRAIGNE. |