4-284/1

4-284/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

16 OKTOBER 2007


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek teneinde aan de ingebrekestellingsbrief van de advocaat een verjaringsstuitende werking te verlenen

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Vanaf 2004 wezen de heer stafhouder Erdman en de heer decaan de Leval erop dat heel wat vorderingen niet worden ingesteld om een beslissing te krijgen, « maar wel met het oog op het stuitende effect van de verjaring die niet enkel de betekening van een dagvaarding, maar ook de inschrijving op de rol vereist. » (1)

Dat leidt tot een nutteloze overbelasting van de rechtscolleges die zou kunnen worden vermeden. De rechtzoekende moet bovendien niet alleen de kosten voor de dagvaarding, maar ook voor de inschrijving op de rol betalen, en die lopen vrij hoog op voor vorderingen die enkel tot bewaring van recht worden ingesteld, terwijl er misschien al gesprekken of onderhandelingen tussen de partijen zijn begonnen om het probleem in der minne op te lossen.

Voor deze situatie moet dus een alternatief worden gezocht, dat dezelfde resultaten kan hebben maar zonder de nadelen verbonden aan de dagvaarding die het geding inleidt.

Een adequate en interessante oplossing kan zijn dat een beroep wordt gedaan op een advocaat. Het is de bedoeling aan een door een advocaat opgestelde ingebrekestelling een verjaringsstuitende werking te verlenen door van de ingebrekestelling een bijzondere akte te maken met kracht van wet en wettelijke bescherming zoals dat reeds bestaat voor notariële akten in het burgerlijk recht en akten van bedrijfsrevisoren in het vennootschapsrecht.

In het voorgestelde systeem wordt de ingebrekestelling onder bepaalde, strikte voorwaarden, een belangrijke akte omwille van de gevolgen inzake het bestaan van het betwiste recht. De eerste voorwaarde is dat er een ernstig onderzoek wordt gevoerd voor de aangetekende brief wordt verzonden. Dat onderzoek moet worden gevoerd door een rechtskundige in wie men vertrouwen kan hebben. Een advocaat lijkt daarvoor de geschikte persoon. Hij kent het recht en de procedure uit de praktijk; hij krijgt het vertrouwen van de cliënt met wie hij een relatie « intuitu personae » heeft; hij vormt een schakel in de rechtsbedeling en is dus geloofwaardig voor magistraten; ten slotte hangt hij af van een organisatie als de orde, die wordt gedefinieerd in en georganiseerd bij de wet (het Gerechtelijk Wetboek) en die hem strikte deontologische regels oplegt (2) . De advocaat biedt dus in principe de garantie dat het voorgestelde systeem efficiënt werkt en niet wordt misbruikt. Het systeem bestaat trouwens reeds in Nederland, waar het geen problemen oplevert (3) .

Dit voorstel is uiteraard niet bedoeld om advocaten om te vormen tot ministeriële ambtenaren, maar wel om een van hun bijzondere buitengerechtelijke akten bijzondere wettellijke gevolgen toe te kennen. Zo worden soms nutteloze gerechtelijke procedures vermeden en krijgen de rechtzoekenden de kans om aanzienlijke financiële besparingen te doen.

Hiertoe wijzigt het voorstel artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek, dat wordt aangevuld met een tweede lid om aan de ingebrekestellingsbrief van de advocaat een verjaringsstuitende werking te verlenen. Het gaat hier wel degelijk om stuiting en niet om schorsing. De ingebrekestelling door een advocaat zal de verjaring dus niet eindeloos kunnen opschorten, maar zal voor zover ze plaatsheeft binnen de oorspronkelijke verjaringstermijn een nieuwe verjaringstermijn kunnen doen beginnen min of meer gelijk aan de oorspronkelijke termijn.

De voorgestelde tekst vermeldt de vormvereisten en de bepalingen die de ingebrekestellingsbrief expliciet moet bevatten opdat hij het beoogde effect bereikt.

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art. 2

Artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :

« De verjaring wordt eveneens gestuit door een ingebrekestelling verstuurd per aangetekende brief met ontvangstbewijs door de advocaat van de schuldeiser naar de schuldenaar met woonplaats of maatschappelijke zetel in België.

De ingebrekestelling kan eveneens geldig wordt verstuurd per fax of per e-mail, op voorwaarde dat van de geadresseerde een ontvangstbewijs wordt verkregen.

Deze ingebrekestelling dient op een volledige en expliciete wijze alle gegevens omtrent de schuldvordering te omvatten. Zij moet ten minste de volgende vermeldingen bevatten :

1º de volledige identiteit van de schuldeiser;

2º de volledige identiteit van de schuldenaar;

3º een beschrijving van de verplichting waartoe de schuld heeft geleid;

4º indien de schuld een geldsom is, een verantwoording van de bedragen die van de schuldenaar worden geëist, met inbegrip van de schadevergoedingen en verwijlintresten;

5º de termijn waarbinnen de schuldenaar zijn verplichtingen kan nakomen zonder dat bijkomende invorderingsmaatregelen kunnen worden getroffen;

6º de andere invorderingsmaatregelen als de schuldenaar niet binnen de vastgestelde termijn reageert;

7º de handtekening van de advocaat van de schuldeiser. »

3 augustus 2007.

Christine DEFRAIGNE.

(1) F. Erdman en G. de Leval, Justitiedialogen, Syntheseverslag opgemaakt op verzoek van Laurette Onkelinx, FOD Justitie, juli 2004, blz. 125.

(2) F. Erdman en G. de Leval, op.cit., blz. 126.

(3) J. Laenens, Ingebrekestelling bij advocatenbrief, L'acte d'avocat, colloquium van 28 april 2005, Larcier 2005, blz. 5.