4-189/1

4-189/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2007

19 SEPTEMBRE 2007


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 63, §§ 1 tot 3, van de Grondwet

(Verklaring van de wetgevende macht, zie « Belgisch Staatsblad » nr. 131, Ed.2, van 2 mei 2007)

Voorstel tot herziening van artikel 63, § 1, van de Grondwet, teneinde een vierde van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers te laten kiezen door een federaal kiescollege

(Ingediend door mevrouw Isabelle Durant c.s.)


TOELICHTING


Dit voorstel tot herziening van de Grondwet neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 7 maart 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1601/1 — 2005/2006).

De enige invloed die de bevolking in een representatieve democratie als België kan uitoefenen op de politieke autoriteiten verloopt via de verkiezing van het politiek personeel. Verkiezingen zijn dus een essentieel onderdeel van de politieke dialoog.

De manier waarop de federale verkiezingen praktisch en concreet worden georganiseerd, wordt in België dat 25 jaar federalisme en zijn 175-jarig bestaan heeft gevierd, een bijna existentieel en cruciaal thema. Dat geldt nog meer voor al wie in dit land, en in het bijzonder voor vele Franstaligen in Wallonië en Brussel, gehecht blijft aan België, dat land waar we op paradoxale wijze samenleven, en zijn 200-jarig bestaan toewensen. Ons land bevindt zich in het hart van Europa en dankt zijn relatief lange levensduur aan de koppige volharding van diegenen die in het verleden zo goed en zo kwaad als het ging een ruimte in stand wisten te houden waarin de fundamentele verschillen die zich toespitsten op taal en cultuur, gepaard konden gaan met een soort « gezamenlijk welbevinden ». Een mirakel als het ware ...

In een land dat verdeeld is — pessimisten, waartoe wij niet behoren, zullen het gesplitst noemen — in twee taalgroepen die geografisch grotendeels van elkaar gescheiden zijn, kunnen Nederlands- en Franstaligen vandaag slechts worden vertegenwoordigd door politici die tot de eigen taalgemeenschap behoren. Omdat dit model in gevaar is en de Belgische communautaire perikelen niet langer van ondergeschikt belang, noch surrealistisch zijn, maar onvermijdelijk de kern worden van een institutionele kanker, moeten wij vandaag meer dan gisteren, tot de kern van het geschil doordringen.

Als de bevolking van een land zich niet als een geheel kan uitspreken, is er geen politiek debat mogelijk. Bij de institutionele ontwikkeling van ons land, die sinds 1970 door een aantal wijzen met geduld gestuurd werd, werden de middelpuntvliedende krachten relatief beheerst. De zwakke plek in dit federale bouwwerk is het feit dat er geen georganiseerde Belgische, federale publieke opinie is. Wat men een communautair debat noemt, is geen debat, maar een pijnlijk en voorspelbaar spektakel, waarbij de vertegenwoordigers van elke gemeenschap op goedkope wijze voor hun achterban de spierballen laten rollen. Hun enige publiek bestaat uit de kiezers van hun eigen gemeenschap en het zou werkelijk zelfmoord zijn niet aan het opbod deel te nemen terwijl zij toekijken.

In elke fase van het communautaire conflict wordt men dus, zoals te verwachten was, in de vroege ochtend geconfronteerd met een compromis dat in het licht van de onhaalbare beloften aan « de eigen » gemeenschap, onbevredigend is. Die gevaarlijke spelletjes onder vrienden dragen bij tot geschokte politieke verwachtingen, accentueren het klimaat van verkilling tussen burgers enerzijds en politici en politiek anderzijds. Ons politiek systeem wordt dus gekenmerkt door een omvangrijk en gevaarlijk federaal democratisch deficit, omdat de legitimiteit van de federale politici zich niet uitstrekt van Oostende tot Virton. De eerste minister kan, ongeacht wie hij is, de wet stellen voor alle inwoners van het land, terwijl slechts een deel van die inwoners hem hierop kan afrekenen.

Ons land heeft geen nationale partijen omdat de drie traditionele families de trend van de splitsing hebben gevolgd en omdat de groene familie bestaat uit partijen met een afzonderlijke ontstaansgeschiedenis die enigszins willen samenwerken. Er is helemaal geen sprake van enige tendens om politieke families opnieuw onder te brengen in federale partijen zoals die in de meeste federale landen bestaan. Daarom moeten mensen die, zoals wij, verklaren dat de Belgische federale staat de moeite waard is om overeind te houden, de middelen uitbouwen die bijdragen tot het verminderen van het Belgisch democratisch deficit, zoals al wie de Europese constructie verdedigt de middelen moet zoeken om de Europese besluitvormers verantwoording te laten afleggen aan de Europese bevolking.

Die oplossing bestaat en heeft altijd in het politieke programma van Écolo gestaan. Tien politicologen van de grote Franstalige en Vlaamse universiteiten hebben er op gepaste wijze aan herinnerd (1)  : ze bestaat erin een kieskring in het leven te roepen die het hele grondgebied van België bestrijkt en dus de taalgrenzen overschrijdt.

Men zou bij de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers een deel van de zetels aan die federale verkozenen kunnen toewijzen, terwijl men de andere zetels in de huidige kieskringen toekent. Zowel de Vlaamse als de Franstalige politieke partijen kunnen op die manier voor die federale zetels kandidaten voordragen die de ambitie hebben kiezers aan te spreken aan beide zijden van de taalgrens. Op die manier kan er eindelijk een Belgisch federaal bewustzijn tot stand komen en kan er dus op termijn een gemeenschappelijke publieke opinie groeien.

Het tweede deel van de democratische hervorming kan worden verwezenlijkt door de invoering van een paritaire federale Senaat, die de gemeenschappen en gewesten vertegenwoordigt en aan die andere doelstelling van ons federalisme beantwoordt : de bevoegdheids- of belangenconflicten tussen de deelgebieden voorkomen en oplossen. Die federale Senaat kan uitgroeien tot de ontmoetingsplaats voor de deelgebieden en kan bevoegd zijn voor de herziening van de Grondwet, de goedkeuring van wetten waarvoor een bijzondere meerderheid vereist is en de goedkeuring van de gemengde verdragen en andere multilaterale samenwerkingsovereenkomsten. De federale Senaat moet ten slotte ook ontwerpen kunnen indienen en de federale Kamer aanbevelingen kunnen doen.

Beide aspecten van die democratische hervorming zijn natuurlijk aan elkaar gekoppeld, ook al gaat dit voorstel van grondwetsherziening alleen over het eerste deel. Steunend op het regeerakkoord van 26 april 2002 houdende de « politieke vernieuwing » (2) , stellen we immers voor dat de Kamer van volksvertegenwoordigers voortaan uit 200 leden zal bestaan en niet langer uit 150, zoals nu het geval is. De toevoeging van die 50 bijkomende volksvertegenwoordigers is mogelijk zonder dat het totaal aantal parlementsleden wordt verhoogd, wanneer men de 40 rechtstreeks verkozen senatoren en de 10 gecoöpteerde senatoren afschaft, de federale Senaat paritair maakt en exclusief samenstelt uit gemeenschaps- of gewestsenatoren, die getrapt worden verkozen door de parlementen van de deelgebieden.

Die 50 bijkomende leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers kunnen worden verkozen door een federaal kiescollege dat uit alle Belgische kiezers bestaat, terwijl de 150 huidige volksvertegenwoordigers nog steeds aangewezen worden in territoriale kieskringen. Op die manier kan de federale Kamer de bevolking in haar geheel vertegenwoordigen, aangezien ze « zowel is samengesteld uit kopstukken die staan voor de oriëntatie van het politieke beleid, als uit vertegenwoordigers die een nauwe band blijven behouden en in nauw contact staan met de plaatselijke gemeenschap », zoals bepaald in het akkoord over de politieke vernieuwing.

Met toepassing van artikel 62 van de Grondwet zullen de 50 « nationale » zetels volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging worden toegewezen aan de kandidaten op « nationale » lijsten. Het kan gaan om lijsten van de verschillende partijen of om gemeenschappelijke lijsten van verscheidene partijen, die in voorkomend geval over de taalgrenzen heen bepaalde politieke families vormen. In die federale logica ligt de verdeling van de 50 « nationale » volksvertegenwoordigers over de taalgemeenschappen niet vooraf vast. Ze zal voortvloeien uit de evenredige verdeling van de zetels over de lijsten en de individuele toewijzing ervan aan de kandidaten.

Ons land heeft die ambitieuze hervormingen dringend nodig indien het wil zorgen voor een oplossing via overleg en een optimale beheersing van de conflicten die in een samenleving over uiteenlopende problemen en belangen opduiken en die vaak op kunstmatige wijze gereduceerd worden tot communautaire verschillen of taalverschillen omdat het politiek, democratisch en kiessysteem onafgewerkt en dus onaangepast is.

Isabelle DURANT.
Marcel CHERON.
José DARAS.
Josy DUBIÉ.
Carine RUSSO.

VOORSTEL


Artikel 1

Artikel 63, § 1, van de Grondwet wordt vervangen door de volgende bepaling :

« § 1. — De Kamer van volksvertegenwoordigers telt tweehonderd leden, van wie :

1º 150 leden worden gekozen in de in de §§ 2 tot 4 bedoelde kieskringen;

2º 50 leden worden gekozen door het federale kiescollege dat bestaat uit alle in artikel 61 bedoelde kiezers ».

Art. 2

Deze bepaling wordt toegepast vanaf de volgende volledige vernieuwing van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

12 juli 2007.

Isabelle DURANT.
Marcel CHERON.
José DARAS.
Josy DUBIÉ.
Carine RUSSO.

(1) La Libre Belgique, 4 februari 2005, blz. 19.

(2) Stuk Kamer, nr. 50-1806/01, vooral blz. 5 en 6.