4-171/1

4-171/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2007

29 AUGUSTUS 2007


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens

(Ingediend door mevrouw Martine Taelman)


TOELICHTING


Sinds de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens (hierna : de Wapenwet) zijn zowat alle wapens vergunningsplichtig geworden, met uitzondering van (1)  :

1. blanke wapens, niet-vuurwapens en namaakwapens (voorzover er geen bijzondere regeling voor geldt);

2. vuurwapens van historische, folkloristische of decoratieve waarde;

3. vuurwapens die definitief onklaar zijn gemaakt;

4. vuurwapens die dienen als alarmpistool, voor het slachten van dieren of andere specifieke toepassingen.

Er rijst evenwel een probleem, voor zij die een wapen als erfstuk van een overleden familielid willen bijhouden. Meestal gaat het dan ook om oudere geweren.

Wegens hun emotionele waarde, zien vele wapenbezitters het niet zitten om het wapen definitief onklaar te maken, aangezien dat inhoudt dat de slijpschijf erin gezet wordt. Dit betekent in vele gevallen een aanzienlijk waardeverlies van het wapen.

Ook al kan de schade worden beperkt, toch zijn veel bezitters terughoudend omdat er vaak inscripties of ornamenten in het oude geweer staan, die men niet verloren wil laten gaan.

Ondanks het feit dat het gaat om een wapen dat vaak historische, folkloristische of decoratieve waarde heeft, is het wapen desalniettemin vergunningsplichtig. Om als wapenverzamelaar te worden erkend door de gouverneur, moet men immers over minstens 10 vuurwapens beschikken (2) . Zoniet blijft het wapen vergunningsplichtig (3) .

Net als onder de oude wet, voorziet ook de nieuwe wet in een vergunning voor het houden van een wapen zonder munitie (4) .

Het is dan ook strafbaar om munitie te verkopen aan personen die enkel beschikken over een vergunning voor het bezit van een wapen zonder munitie (5) .

Het verkrijgen van een vergunning zonder munitie lijkt echter niet aan specifieke voorwaarden gekoppeld te zijn. De toekenning ervan lijkt vooral afhankelijk te zijn van het advies van de korpschef van de lokale politie of de procureur des Konings die bij twijfel over de aanvrager van de vergunning (mét munitie), die desnoods kunnen beperken tot een vergunning zonder munitie.

Het komt ons echter voor dat de vergunning zonder munitie in bepaalde gevallen aan minder strenge toekenningscriteria mag gebonden zijn dan een vergunning mét munitie. Een dergelijke wapenbezitter kan met dit wapen immers niet schieten, tenzij hij illegaal munitie bezit en de Wapenwet dus overtreedt.

Critici zullen terecht opmerken dat dit misschien onvoldoende is om impulsmisdrijven te voorkomen, waarbij de bezitter in een vlaag van zinsverbijstering en woede het erfstuk van de muur haalt en « het recht in eigen handen neemt ». Wat immers als hij toch illegaal munitie bezit ? Hij mag dan wel strafbaar zijn, er is ondertussen mogelijks al een onschuldig slachtoffer gevallen.

Daarom wordt erin voorzien dat het wapen « geneutraliseerd » moet zijn, door de slagpin te verwijderen. Het verwijderen en bewaren van de slagpin moet gebeuren op de door de Koning bepaalde wijze (6) . Best kan dit gebeuren door een erkende wapenhandelaar en gebeurt de bewaring ervan bij die wapenhandelaar of de lokale politie.

Het bezit van een vuurwapen wordt door deze wet dus in principe onderworpen aan een vergunning. Voor wie reeds een wapen in bezit had werd een amnestieperiode ingesteld tot eind december 2006. De periode werd verlengd tot 30 juni 2007.

De verwerking van de aanvragen op provinciaal niveau loopt echter vertraging op. Het personeel kan de enorme toevloed van dossiers niet tijdig verwerken. In het Centraal Wapenregister staan 700 000 wapen geregistreerd. Er zijn tot 1 juni 2007 slechts 210 429 wapens vernietigd, geregulariseerd of in regularisatie. De verlenging van de amnestietermijn is bijgevolg noodzakelijk om de effectiviteit van de wapenwet te kunnen garanderen.

Martine TAELMAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 11, § 4, van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens wordt aangevuld met het volgende lid :

« De aanvrager moet niet voldoen aan de voorwaarden in § 3, 6º, 7º en 9º indien aan de volgende voorwaarden is voldaan :

1º er wordt enkel een vergunning zonder munitie aangevraagd;

2º de slagpin wordt verwijderd en bewaard op de wijze bepaald door de Koning;

3º er kan op deze manier slechts één wapen per persoon vergund worden. ».

Art. 3

In artikel 54 van dezelfde wet worden de woorden « 30 juni 2007 » vervangen door de woorden « 30 december 2007 ».

31 juli 2007.

Martine TAELMAN.

(1) Art. 3, §§ 2 en 3 Wapenwet..

(2) Art. 6 Wapenwet.

(3) Art. 11, § 3, tweede lid, e) en f) Wapenwet.

(4) Art. 6, § 2; 11, § 1, tweede lid, van de wet 3 januari 1933 op de vervaardiging, van den handel in en het dragen van wapenen en op den handel in munitie. Art. 11, §§ 1 en 2 Wapenwet.

(5) Art. 22, § 1, tweede lid, Wapenwet..

(6) Vgl. art. 27, § 3, tweede lid, Wapenwet.