4-117/1

4-117/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2007

26 JULI 2007


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 342 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


Dit voorstel neemt de tekst over van het DOC 51 2422/001.

De kinderopvang is een veelzijdige sector, met al dan niet gesubsidieerde opvangstructuren, individuele en collectieve structuren, overheids- en privé-structuren. Het geheel wordt uiteraard gecontroleerd, naargelang het geval door « Kind en Gezin », het Office national de l'Enfance of de Dienst für Kind und Familie.

De artikelen 113 en 114 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepalen het fiscaal aftrekbare bedrag dat de belastingplichtigen mogen inbrengen in verband met hun uitgaven voor kinderopvang.

Voor de inkomsten van de onthaalmoeders geldt echter geen uniform belastingstelsel. In de gesubsidieerde opvangstructuren (kinderdagverblijven, peutercrèches, gemeentelijke diensten voor kinderopvang, diensten die werken met geconventioneerde onthaalsters/onthalers enzovoort) zijn de werknemers in dienst hetzij onder een arbeidsovereenkomst, hetzij met een overheidsstatuut, hetzij met een sui generis-statuut (zoals dat van geconventioneerd onthaalster/onthaler). In dat laatste geval gaat het om vergoedingen die worden beschouwd als belastingvrije uitgaven voor onderhoud, opvoeding en behandeling van de opgevangen kinderen.

De situatie van de zelfstandige onthaalmoeders schenkt doorgaans echter niet echt voldoening.

Voor hen geldt thans een aftrekbaar belastingforfait van 13,50 euro per dag en per opgevangen kind. Vroeger was dat 12,15 euro, maar dat bedrag werd veranderd bij circulaire, ingevolge een beslissing van minister van Financiën Reynders.

Uit een snelle berekening zou echter blijken dat na betaling van de door de zelfstandigen verschuldigde bijdragen, de forfaitaire aftrek van 13,50 euro het voor de zelfstandige onthaalster/onthaler onmogelijk maakt evenveel te verdienen als een geconventioneerd onthaalster/onthaler die een zelfde aantal kinderen oppast.

Bijgevolg is de verleiding groot om een hoger bedrag te vragen aan de ouders, dan wel meer kinderen op te vangen dan krachtens het reglement is toegestaan.

Dit wetvoorstel stelt het forfaitair bedrag vast op 15,78 euro. Dat bedrag is bepaald met verwijzing naar de vergoeding die een geconventioneerd onthaalster/onthaler krijgt, er rekening mee houdend dat het hier slechts om een deductie gaat.

De voormelde circulaire heeft voor de zelfstandige onthaalmoeders de bovengrens op 13,50 euro vastgelegd. De sector van de kinderdagverblijven (waar tussen 9 en 24 kinderen worden opgevangen) breidt echter almaar uit (ongeveer 670 minicrèches in de Vlaamse Gemeenschap en zowat 330 kinderdagverblijven voor 5000 à 6000 plaatsen in de Franse Gemeenschap). Het betreft een niet gesubsidieerd netwerk van privaat- of publiekrechtelijke natuurlijke dan wel rechtspersonen; onder meer zelfstandigenverenigingen maken daar deel van uit. Daarom heeft dit wetsvoorstel ook betrekking op de natuurlijke personen die zich verenigen om een minicrèche (Vlaamse Gemeenschap) of een kinderdagverblijf (Franse Gemeenschap) te organiseren en te beheren.

Het is logisch dat die forfaitaire aftrek van 15,78 euro ook voor die mensen geldt, uiteraard op voorwaarde dat ze het statuut van zelfstandige behouden.

Het vast bedrag is natuurlijk niet verplicht. De belastingplichtigen kunnen er dus nog steeds voor opteren de kosten post per post te verantwoorden.

Op voorwaarde dat elke vorm van opvang wordt gecontroleerd, is het in die sector zoals in alle andere van belang de ouders de mogelijkheid te bieden een keuze te maken. De diversiteit van het aanbod is alleen mogelijk als voor de werknemers vergelijkbare financiële voorwaarden gelden.

Dit wetsvoorstel heeft de bescheiden ambitie die doelstelling te verwezenlijken.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Artikel 342, § 1, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 luidt als volgt : « De administratie kan eveneens, in overleg met de betrokken beroepsorganisatie, de beroepskosten die doorgaans niet met bewijsstukken kunnen worden gestaafd, op vaste bedragen taxeren. ».

De administratie bepaalt op grond van dat vierde lid de vaste bedragen.

Dat is gebeurd voor de advocaten, de gerechtsdeurwaarders, de exploitanten van automatische ontspanningstoestellen en de zelfstandige thuisonthaalsters.

Op grond van dit wetsvoorstel wordt het vast bedrag niet alleen verhoogd tot 15,78 euro, het wordt tevens beschouwd als minimaal aftrekbaar bedrag. Het kan krachtens artikel 342, § 1, vierde lid, worden verhoogd.

Ten slotte wordt dat vast bedrag uitgebreid tot de natuurlijke personen die zich verenigen om een kinderdagverblijf of een minicrèche te organiseren en te beheren, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden die worden bepaald door « Kind en Gezin », het ONE en de DKF.

Philippe MONFILS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 342, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met een lid dat luidt als volgt :

« Het vast bedrag voor beroepskosten van de zelfstandige onthaalmoeders, de kinderdagverblijven en de minicrèches wordt bepaald op 15,78 euro per kind en per opvangdag. Dat bedrag kan worden verhoogd overeenkomstig de bepalingen van het vorige lid. ».

12 juli 2007.

Philippe MONFILS.