(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen in verband met de juridische bijstand waarop uw ministerieel kabinet/persoonlijk secretariaat/cel beleidsvoorbereiding, en in voorkomend geval die van uw voorganger(s), een beroep hebben gedaan met ingang van 1 juli 2003 :
1. a) Op welke advocaten(kantoren) en rechtsgeleerden werd een beroep gedaan, waar zijn zij gevestigd en, in voorkomend geval, aan welke balie zijn zij ingeschreven ?
b) Met welke van deze advocaten(kantoren) en rechtsgeleerden wordt er met een abonnement gewerkt en wanneer werd deze overeenkomst afgesloten ?
2. a) Welke gunningswijze/selectieprocedure werd bij de aanwijzing van deze advocaten(kantoren) en rechtsgeleerden gevolgd en waarom werd een beroep gedaan op deze specifieke gunningswijze ?
b) Werd daarbij een beroep gedaan op het principe van de mededinging, en zo neen, waarom niet ?
c) Werden daarbij de bepalingen van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten toegepast en zo neen, waarom niet ?
3. Welke waren de doorslaggevende criteria om deze advocaten(kantoren) en rechtsgeleerden te selecteren ?
4. Hoeveel opdrachten werden aan elk van deze advocaten(kantoren) en rechtsgeleerden toevertrouwd ?
5. Wat was de aard van deze opdrachten ?
6. Hoeveel van deze toevertrouwde opdrachten werden, in voorkomend geval, gewonnen en verloren ?
7. Wat was de totale kostprijs voor deze opdracht(en) per advocaten(kantoor) en rechtsgeleerde ?
8. Waar in de begroting zijn deze uitgaven terug te vinden ?
Antwoord : 1. a) Rekening houdend met de documentaire aard van de vraag, wordt het antwoord rechtstreeks verstuurd naar het geachte lid.
b) De FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie heeft nooit een beroep gedaan op de techniek van het abonnement.
2. a) De advocaten van het departement werden gekozen op basis van een niet-uitgebreide lijst waarbij de geschillen werden ingedeeld per voorwerp, taalrol en bevoegde rechtbank, ratione loci en ratione materiae.
b) et c) De aanwijzing van advocaten stemt weinig overeen met de imperatieven van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten. Talrijke keuzecriteria — zoals de eerbiediging van de deontologische regels van andere advocaten die reeds door andere partijen werden geraadpleegd in tempore non suspecto, het financieel belang voor verschillende departementen die voor dezelfde zaak een gemeenschappelijke advocaat moeten kiezen, de wensen van andere partijen die dezelfde belangen hebben als de Belgische Staat, het verregaand gespecialiseerd karakter van een zaak of de bekende ervaring van een advocaat voor een bepaald type van geschillen evenals het feit dat verschillende opeenvolgende geschillen met elkaar verwant zijn — zijn zoveel pertinenter voor de doeltreffende verdediging van de belangen van de Belgische Staat dan het strikt beroep op de mededinging. Bovendien vereist de hoogdringendheid eigen aan het gerechtelijk of administratief kortgeding de aanwijzing van advocaten binnen uiterst korte termijnen.
Diezelfde imperatieven rechtvaardigen het niet-uitgebreid karakter van de lijst bedoeld in punt 2, a).
Er dient te worden onderstreept dat de hoger vermelde redenen voor het merendeel beantwoorden aan de criteria in aanmerking genomen door de wetgever ter rechtvaardiging van het beroep op de onderhandelingsprocedure besproken in het artikel 17, § 2, 1º, a) (gering bedrag), c) (dringend karakter), f) (specificiteit), 2º, a) (aanvullende diensten), § 3, 2º (onmogelijkheid om vooraf een globale prijs te bepalen), van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.
3. Verwijzing naar de punten 2 a), b) en c).
4, 5 en 7. Er wordt verwezen naar het antwoord in punt 1, a). Het antwoord treedt evenwel niet volledig in detail zoals gevraagd, rekening houdend met de discretie die een advocaat van zijn klant kan verwachten wat betreft zijn erelonen en de materiële onmogelijkheid dergelijke nauwkeurige statistieken uit te werken, inzonderheid wanneer talrijke geschillen nog niet zijn afgehandeld.
6. Rekening houdend met de duur van de geschillen, de beroepsmogelijkheden en de afstanden, is het niet mogelijk om significante cijfers mee te delen.
8. De bovengenoemde uitgaven zijn ten laste van de basisallocaties 21.20.12.01, 42.02.12.01 en 44.02.21.01.