3-204

3-204

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 15 FEBRUARI 2007 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de geschillen inzake de toewijzing, de herziening en de weigering van de materiële hulp (Stuk 3-1939)

Algemene bespreking

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT), rapporteur. - De Kamer keurde dit wetsontwerp goed, maar splitste het vóór de bespreking in twee delen op. Het deel over de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen valt immers onder artikel 78 van de Grondwet. Het andere deel, dat een wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de geschillen inzake de toewijzing, de herziening en de weigering van de materiële hulp inhoudt, valt onder artikel 77 van de Grondwet.

In de commissie voor de Binnenlandse Zaken hebben we eerst amendementen ingediend op het deel dat onder artikel 78 van de Grondwet valt en dat niet door de Senaat werd geëvoceerd. We hebben onze vergissing op tijd ingezien en hebben deze amendementen ongedaan gemaakt.

De dienst wetsevaluatie wees ons op het probleem inzake de datum van inwerkingtreding. Daarop hebben we een amendement ingediend, dat door de commissie is aangenomen. Het bepaalt dat `de wet in werking treedt op de dag waarop een eerste bepaling van de Boeken II of III van de wet van ... betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde categorieën van vreemdelingen in werking treedt'.

Het geheel werd door de commissie goedgekeurd.

Mevrouw Nele Jansegers (VL. BELANG). - Het oorspronkelijk wetsontwerp betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen werd in de bevoegde Kamercommissie opgesplitst in een ontwerp volgens artikel 77 en een ontwerp volgens 78 van de Grondwet. Diezelfde commissie besliste evenwel om slechts één verslag op te stellen over alle bepalingen en slechts één stemming over het gehele wetsontwerp te houden, met dien verstande dat die stemming moet worden beschouwd als een stemming over beide, nieuwe, wetsontwerpen. Aangezien het ontwerp niet is geëvoceerd, wordt enkel kamerdocument 2565/006, artikel 68 van het oorspronkelijk ontwerp, door de Senaat behandeld. Onze fractie diende wel een aanvraag in tot evocatie van het gehele ontwerp, maar haalde niet de vereiste vijftien handtekeningen.

Aangezien de meeste amendementen door ons toedoen zijn verdwenen, moeten we nu vaststellen dat artikel 2, dat wel geamendeerd en aangepast is, inhoudelijk niet meer helemaal strookt met de bepalingen die niet werden geëvoceerd. Zo bepaalt dit ontwerp nu dat de arbeidsrechtbank bevoegd is voor geschillen betreffende elke schending van de rechten die aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd door de Boeken II en III van de wet, terwijl het basisontwerp, dat niet geëvoceerd werd, het beroep bij de arbeidsrechtbank enkel mogelijk maakt wanneer Fedasil, de door de partner aangewezen persoon of de OCMW-raad een beslissing met betrekking tot sanctionering of medische begeleiding bevestigt of herziet. Deze laatste bepaling in het basisontwerp zou via amendering worden aangepast, maar dat was juridisch-technisch niet mogelijk, zoals onze fractie terecht had opgemerkt.

He ontwerp waarover wij vandaag moeten stemmen telt in feite slechts één artikel dat artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt. Hierdoor worden arbeidsrechtbanken voortaan bevoegd om geschillen te beslechten omtrent de toekenning en de weigering van materiële hulp. Dit brengt ons meteen bij het eigenlijke wetsontwerp, dat dus niet in de Senaat wordt behandeld, maar onlosmakelijk verbonden is met het ontwerp dat we wel bespreken. Dat ontwerp voert het principe in van de materiële opvang gedurende de hele asielprocedure, op basis van de Europese richtlijn. Dit moet zorgen voor minimumnormen voor de opvang van asielzoekers en hen ook een menswaardig bestaan waarborgen. Hoewel het Vlaams Belang het wetsontwerp, in zijn geheel dan, een stap in de goede richting vindt, aangezien het bepaalde verbeteringen bevat, hebben we één fundamenteel bezwaar. Asielzoekers worden nog steeds in open structuren opgevangen. De Europese richtlijn verbiedt immers opvang in gesloten instellingen. Dit kan enkel nog op erg strenge voorwaarden, zoals het belang van de openbare orde.

Hierdoor is ons land niet in staat een streng, maar rechtvaardig asielbeleid te voeren. De Europese Unie legt hiermee het nationale migratiebeleid sterk aan banden.

Het Vlaams Belang is van oordeel dat de beslissing over de asielaanvraag enkel daadwerkelijk kan worden uitgevoerd wanneer asielzoekers in gesloten centra worden ondergebracht. Nu zou 85% van de uitgeprocedeerde asielzoekers in de illegaliteit terechtkomen. Bovendien merkt het Vlaams Belang op dat uitgeprocedeerde asielzoekers langdurig in opvangcentra verblijven omdat ze in cassatieberoep kunnen gaan bij de Raad van State. Hierdoor wordt de capaciteit van deze centra beperkt.

Het voorstel van het Vlaams Belang om asielzoekers in gesloten centra op te vangen mag niet verward worden met de opvang in de bestaande gesloten uitzettingcentra voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Het zal eerst en vooral gaan om kortere periodes, want het Vlaams Belang wil een nog snellere afhandeling van de asielprocedures dan wordt voorzien in de wet die dit jaar van kracht wordt. Daarnaast zouden de opvangvoorzieningen ook veel humaner zijn. Wordt de aanvraag tot asiel afgewezen door de nog op te richten Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, dan moet volgens het Vlaams Belang de uit te wijzen vreemdeling worden ondergebracht in een gesloten uitzettingcentrum. Op die manier worden de opvangcentra niet langer door uitgewezen asielzoekers bezet.

Het Vlaams Belang zal daarom tegen dit ontwerp stemmen. Dit ontwerp hangt immers samen met het andere, niet geëvoceerde ontwerp. Het is niet verzoenbaar met onze visie op een rechtvaardig, maar streng asielbeleid.

-De algemene bespreking is gesloten.