3-199 | 3-199 |
De voorzitter. - De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - De Federatie van Vlaamse Gevangenisdirecteurs vraagt om de inwerkingtreding van de strafuitvoeringsrechtbanken op 1 februari uit te stellen. Ze erkent het belang van een reeks hervormingen voor het gevangeniswezen, maar de wijze waarop dit gebeurt legt een zware last op het proces van de vernieuwingen en dreigt de goede werking van de penitentiaire instellingen nog meer te verstoren.
De invoering van de strafuitvoeringsrechtbanken zal de werklast van de directeurs, de bedienden en de medewerkers van de psychosociale diensten gevoelig verhogen, terwijl de personeelsformaties niet worden aangepast en er evenmin sprake is van enige opleiding. De eerste rondzendbrief hierover moet nog worden geschreven.
Om die redenen vrezen we dat er minder in plaats van meer gevangenen zullen vrijkomen en dat de overbevolking in onze gevangenissen nog zal toenemen.
Hoe reageert de minister op de noodkreet van de gevangenisdirecteurs?
Is een beter voorbereide en geleidelijke invoering van de strafuitvoeringsrechtbanken, ook vanuit het oogpunt van de penitentiaire instellingen, niet raadzaam?
De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.
De strafuitvoeringsrechtbanken zullen effectief in werking treden op 1 februari 2007. Het betreft een essentiële hervorming van diverse aspecten van de gerechtelijke organisatie, waaronder betere rechtszekerheid, het rekening houden met het advies van de slachtoffers en de exclusieve bevoegdheid op dat vlak van de rechterlijke macht. Het werk van de gevangenisdirecteurs zal echter niet fundamenteel veranderen.
De directeurs nemen thans deel aan de personeelsconferentie van de gevangenis. Die beslist of een verzoek om toekenning van een bepaalde wijze van strafuitvoering aan de Commissie voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt overgemaakt. Uiteraard vertolken de directeurs in de conferentie en bij de opstelling van het advies een hoofdrol.
De wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie heeft de rol van de personeelsconferentie facultatief gemaakt. Voortaan is het de directeur van de gevangenis die rechtstreeks advies verstrekt over een verzoek voor het toekennen van een bepaalde wijze van strafuitvoering, op basis van de elementen die hij verzamelt, onder meer van het psychosociaal verslag van de PSD van de gevangenis.
De vermelde wet zal in twee keer van kracht worden, namelijk op 1 februari 2007 voor de straffen van meer dan drie jaar gevangenis en vanaf 2008 voor de straffen van minder dan drie jaar.
Met betrekking tot de straffen van minder dan drie jaar zal de aard van het werk van de gevangenisdirecteurs veranderen, aangezien ze adviezen zullen moeten geven over situaties die ze thans niet behandelen. De nodige personeelsuitbreiding zal worden ingeschreven in de begroting 2008. Hetzelfde geldt voor de psychosociale teams.
Zodra de wet was goedgekeurd, zijn er voor de gevangenisdirecteurs informatiesessies georganiseerd, vier halve dagen in juni 2006. De documenten die tijdens deze sessies werden voorgesteld, zijn daarna ter beschikking gesteld van alle directies.
Op 29 november 2006 werden aan de directeurs richtlijnen gegeven om het beheer van de dossiers mogelijk te maken tijdens de overgangsperiode van bevoegdheidsoverdracht van de Commissies voorwaardelijke invrijheidsstelling naar de strafuitvoeringsrechtbanken. De directeurs kregen toen onder meer het model waarop ze vanaf nu hun advies moeten uitbrengen. Op 24 januari kunnen ze bovendien deelnemen aan een nieuwe studiedag over de basiswet en de wet op de externe rechtspositie.
Het klopt dat ze nog een definitieve rondzendbrief moeten ontvangen. Daaraan wordt op het ogenblik de laatste hand gelegd. De rondzendbrief herneemt de zeer belangrijke bepalingen die werden goedgekeurd in het kader van de wet houdende diverse bepalingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 december. Het gaat onder meer om de bepaling dat de uitstelbeslissingen, zowel van de personeelsconferenties als van de Commissies voorwaardelijke invrijheidsstelling, geldig blijven na het van kracht worden van de wetten van 17 mei 2006. Deze bepaling heeft precies tot doel te voorkomen dat de gevangenisdirecteurs in een zeer korte tijdspanne heel veel adviezen moeten geven.
Zodra de wet was goedgekeurd, heb ik een werkgroep opgericht met de magistraten van de huidige Commissies voorwaardelijke invrijheidsstelling, inclusief het openbaar ministerie, met alle betrokken gerechtelijke actoren, en met vertegenwoordigers van de betrokken directoraten-generaal, dus ook van het Directoraat-generaal van de strafinrichtingen. Deze werkgroep komt geregeld samen om de start van de strafuitvoeringsrechtbanken voor te bereiden.
Omdat ik de voor het welslagen van de hervorming noodzakelijke dialoog wens te behouden, heb ik besloten in dezelfde zin door te gaan. Ik zal een begeleidingscomité oprichten, waarin alle actoren, strafuitvoeringsrechtbanken, directoraten-generaal van de FOD, penitentiaire inrichtingen en justitiehuizen, betrokken zullen worden. Het comité zal de implementatie van deze nieuwe beschikkingen en van de eventuele problemen die aan het licht komen regelmatig evalueren.
Afsluitend wil ik onderstrepen dat de wetten die de interne en externe rechtspositie van de gedetineerden nu duidelijk definiëren een zeer belangrijke hervorming inhouden, die eindelijk vele problemen waarmee de gevangenissen al te lang worstelen, grondig aanpakken. Het is mijn verantwoordelijkheid om deze wetten uit te voeren. Ik word trouwens geregeld in het parlement geïnterpelleerd door sommige collega's van mevrouw De Schamphelaere, die vinden dat de dingen op dat vlak niet snel genoeg vooruit gaan. Het is begrijpelijk dat al die veranderingen vragen en onrust oproepen, maar ik kan u verzekeren dat ik, in overleg met alle betrokken actoren, alles in het werk zal stellen om te zorgen dat deze hervormingen tot een goed einde worden gebracht.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dat is een mooi antwoord, maar bepaalde initiatieven worden pas op dit ogenblik genomen en 1 februari is vlakbij. Wij vragen dat de mooie principes die in wetten worden gegoten en door het Parlement worden geloodst, ook in de praktijk een verandering teweegbrengen en resultaten opleveren. Wij hebben de indruk dat minister Onkelinx eerst de wet in werking wil laten treden, dan de problemen wil opsporen, dan het begeleidingscomité wil samenroepen en op 31 januari de rondzendbrief wil rondsturen.