3-194

3-194

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 14 DECEMBER 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Luc Willems aan de vice-eersteminister en minister van Justitie over «de bevrijding van de borgsteller» (nr. 3-1986)

De voorzitter. - De heer Hervé Jamar, staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën, antwoordt.

De heer Luc Willems (VLD). - Door de wet van 20 juli 2005 werd de mogelijke bevrijding van de borg losgekoppeld van de problematiek van de verschoonbaarverklaring in het kader van de faillissementsregeling. De regeling geldt bovendien voor iedere persoonlijke zekerheid en dus niet uitsluitend voor de borgtocht.

Bij de toepassing van de wet is er verwarring over de vraag hoe ver het begrip zekerheid reikt. Naar aanleiding van een voorgaande wijziging van artikel 82 van de faillissementswet, werd bepaald dat de verschoonbaarheid van de gefailleerde de natuurlijke personen die zich kosteloos borg hebben gesteld voor een verbintenis van de gefailleerde ontslaat van hun verplichtingen.

Hierbij rees de vraag of deze bevrijding ten gunste van de borgen zich al dan niet uitstrekte tot de door de borg gestelde zakelijke zekerheden. In de literatuur werd op deze vraag bevestigend beantwoord. Het ontslag van de borg geldt ongeacht de aard van de borgtocht. Ook een zakelijke borgtocht die wordt aangegaan ten kosteloze titel en die strekt tot zekerheid van de hoofdschuld, kan voor de ontlastingsregeling in aanmerking komen. Het feit dat het een hypotheek betreft belet dus niet dat aan een kosteloze borg ontlasting wordt verleend.

Dit was mijns inziens ook de uitdrukkelijke bedoeling van de wet van 20 juli 2005 zoals blijkt uit het verslag van de Kamercommissie. Uit de parlementaire voorbereiding van zowel de reparatiewet van 4 september 2002 als van de wet van 20 juli 2005 blijkt dat de nadruk steeds ligt op het `zich kosteloos zeker stellen'. De bereidheid van een natuurlijke persoon om kosteloos, als zekerstelling, een hypotheekvestiging toe te staan op een onroerend goed is en blijft een borgstelling, ook al is dit een zakelijke borgtocht: men stelt zich met zijn persoonlijk vermogen - in casu zijn woning - borg voor de verplichtingen van de inmiddels gefailleerde vennootschap.

Kan de minister de interpretatie bevestigen dat het toepassingsgebied van de wet van 20 juli 2005 de zekerheidsstellingen in de meest ruime zin betreft, ook waar dit gebeurt via een borgstelling ten kosteloze titel die gepaard gaat met een hypotheekvestiging op een onroerend goed?

De heer Hervé Jamar, staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Ik wijs er eerst en vooral op dat de interpretatie van de wet aan de hoven en rechtbanken toekomt. Ik geef mijn antwoord dan ook onder dit voorbehoud.

Uit de context van de maatregel en de voorbereidende werkzaamheden kan worden afgeleid dat de doelstelling ervan wezenlijk sociaal en humanitair is en strekt tot bevrijding van de zekerheidssteller tenzij hij zijn moeilijke financiële toestand frauduleus organiseerde of wanneer de verrichting niet ten kostenloze titel geschiedde.

Evenwel heeft de wet het uitdrukkelijk over de personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld. Ik verwijs naar hoofdstuk 4bis van de faillissementswet van 8 augustus 1997. Daarnaast heeft het Arbitragehof zich bij het onderzoek van artikel 24bis van de faillissementswet uitgesproken over natuurlijke personen die kosteloos een hypotheek op een onroerend goed tot waarborg hebben toegestaan, en geoordeeld dat de artikelen 24bis en 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schenden.

Immers het feit dat het stellen van een zakelijke zekerheid wordt uitgesloten steunt op een objectief criterium: de persoon die een onroerend goed tot waarborg stelt, loopt enkel het risico dat goed te verliezen.

Daarnaast wilde de wetgever door voor de personen die zich met heel hun vermogen hebben verbonden, de mogelijkheid te scheppen van hun verplichtingen te worden ontslagen, een categorie van personen beschermen die hij prima facie kwetsbaarder acht dan de personen die alleen ten belope van een bepaald onroerend goed gebonden zijn.

In het licht hiervan meen ik dan ook dat de bevrijding van de zekerheidsstellers in het raam van de faillissementswet zich strikt beperkt tot de persoonlijke zekerheidsstellers en zich niet uitstrekt tot personen die kosteloos tot waarborg een hypotheek op een onroerend goed hebben toegestaan.

De heer Luc Willems (VLD). - De wet beoogde een bescherming voor iedereen die zich borg of zeker stelt. Dat is mogelijk met een geldsom, maar ook met een hypothecaire vestiging op een onroerend goed. Het is jammer dat hier geen klaarheid wordt geschapen. Het antwoord van de minister berust op één interpretatie.

In een volgende fase moet de wet wellicht nog verder worden uitgewerkt zodat zekerheidsstellingen die gewaarborgd worden door een woning onder het toepassingsgebied ervan vallen.