3-193

3-193

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 7 DECEMBER 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en aan de minister van Leefmilieu en minister van Pensioenen over «de wijzigingen in de pensioenregelingen voor de aangeslotenen bij de dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid» (nr. 3-1969)

De voorzitter. - Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - De programmawet die op 28 juli van dit jaar in het Belgisch Staatsblad verscheen, wijzigt de wetgeving op de door de dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid, de DOSZ, uitgekeerde pensioenen. De wijziging gaat in op 1 januari 2007. Het gaat meer bepaald om de wet van 16 juni 1960 betreffende de prestaties geleverd tijdens de koloniale periode, maar vooral om de wet van 17 juli 1963 voor de prestaties geleverd door ontwikkelingswerkers, zowel van de staat als van NGO's en privéwerknemers na de onafhankelijkheid van Congo, Rwanda en Burundi.

Voorafgaand aan deze wetswijzigingen stelde het Rekenhof in zijn verslag van 15 februari 2006 enkele zaken vast. `Het stelsel is in de loop der jaren uitgegroeid tot een kapitalisatiesysteem, zonder dat echter activa voorhanden zijn voor het dekken van de wiskundige reserves. Gedurende verscheidene jaren heeft de regering immers de DOSZ ertoe verplicht zijn kapitaal aan te spreken om de betaling van de sociale prestaties te financieren en heeft ze niet de subsidies gestort waartoe ze volgens de wet verplicht was.' Verder stelde het Rekenhof vast dat `de huidige financieringswijze de zelfregulering niet in de hand werkt'. Belangrijk nog is te vermelden dat de DOSZ duidelijk opgericht werd als een instrument van het Belgische buitenlandse beleid en voor het bevorderen van de Belgische economische expansie.

Bepaalde aanpassingen opgenomen in de programmawet van 28 juli bevatten een aantal evidenties, zoals de gelijkschakeling tussen man en vrouw. Andere maatregelen, zoals de aanpassing van de pensioenleeftijd, zijn meer omstreden. Deze werd opgetrokken om samen te lopen met de leeftijd die gangbaar is in andere Belgische pensioenstelsels.

Ook omstreden en verontrustend zijn bepaalde herzieningen inzake revalorisatie, rentevoetberekening en indexering die in het vooruitzicht worden gesteld. Deze worden in een koninklijk besluit gegoten. Een en ander zal een vermindering van de nog niet opgenomen pensioenrechten tot gevolg hebben, ook al werden ze in het verleden opgebouwd. NGO-coöperanten zijn van mening dat de in het verleden opgebouwde pensioenrechten als een uitgesteld loon moeten worden beschouwd en dat de in het vooruitzicht gestelde uitkeringen onverkort gerespecteerd moeten blijven.

Verder is er nog een bijkomend financieel en sociaal aspect. Een tewerkstelling in het buitenland brengt mee dat, in tegenstelling tot de Belgische situatie, meestal slechts één van de partners erin slaagt een beroepsactiviteit uit te oefenen. Daardoor valt het overgrote deel van de uitkeringstrekkers terug op één pensioen.

Ik heb volgende vragen aan de minister:

1. De abrupte wijziging in de pensioenleeftijd raakt de loopbaanplanning voor overzeese werknemers in het kader van de ontwikkelingssamenwerking fundamenteel. De huidige regelgeving kent inkomsten toe na de pensioenleeftijd. Een aantal werknemers rekent daarop om hun activiteiten met de overzeese ontwikkelingsorganisaties te kunnen voortzetten, zij het op vrijwillige basis. De pensioenleeftijd wijzigen zonder enige overgangsperiode is voor hen dan ook een discriminatie. De periode om de Belgische pensioenleeftijd voor vrouwen van 60 naar 65 jaar op te trekken, bedraagt namelijk 13 jaar. Wat denkt de minister van deze discrepantie?

2. Wat vindt de minister van de vaststellingen van het Rekenhof?

3. Wat vindt de minister van de vermindering van de pensioenrechten die in de toekomstige koninklijke besluiten dreigt te worden vastgelegd?

4. Welke maatregelen zullen de beide ministers nemen om een reële verlaging van de pensioenuitkeringen, en dus een discriminatie ten opzichte van Belgische werknemers, te voorkomen voor deze naar schatting 50.000 personen die bij de DOSZ aangesloten zijn?

Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Ik lees het antwoord van de minister.

De wetgever heeft bij wet van 20 juli 2006 de bevoegdheid voor die aanpassingen om markteconomische redenen aan de Koning toegewezen. De koninklijke besluiten moeten binnen het jaar door de wetgever worden bekrachtigd. Op die manier zal de parlementaire controle ten volle kunnen spelen.

De ontwerpen van koninklijk besluit werden op 24 november 2006 door de ministerraad goedgekeurd, al moeten ze na het advies van de Raad van State opnieuw aan de ministerraad worden voorgelegd. Over deze ontwerpen werd overlegd gepleegd met de sociale partners en de NGO's.

De verworven rechten op het stuk van de opgebouwde rente en de herwaardering blijven gewaarborgd. Onder verworven rechten moet in de eerste plaats worden verstaan: de rechten van de verzekerden die al een pensioen genieten.

Verworven rechten zullen ook worden toegepast voor de verzekerden die op 31 december 2006 ouder zijn dan 55 en op dat ogenblik bijdragen gestort hebben. Voor hen zullen die renten verder geherwaardeerd worden ten belope van de index van de consumptieprijzen op de aanvangsdatum van het pensioen, althans voor zover die datum niet na de 65ste verjaardag valt.

Voor hen zullen, voor de periode tussen 1 januari 2007 en de datum waarop het pensioenrecht aanvangt, wel de tarieven worden gebruikt die op de spilleeftijd van 65 jaar zijn gestoeld.

Voor de berekening van het pensioen dat wordt gewaarborgd door de bijdragen die na 1 januari 2007 worden gestort, zullen de nieuwe reglementaire bepalingen worden toegepast. Verder zullen ook voor de personen jonger dan 55 jaar de verworven rechten op 31 december 2006 worden gewaarborgd, maar hun volledige toekomstige pensioen zal volgens de nieuwe regels worden samengesteld.

Van 1 januari 2007 af wordt de nieuwe pensioenleeftijd vastgesteld op 65 jaar. Daar zal niet van worden afgeweken. Vervroegd pensioen vanaf 60 jaar blijft mogelijk zonder bijzondere criteria. Een gewone aanvraag zal volstaan. Het toe te kennen bedrag zal wel actuarieel worden verminderd in verhouding tot de normale pensioenleeftijd van 65 jaar.

In de ontwerpbesluiten wordt overigens voorzien dat de verzekerden die dit jaar aan de huidige regels voldoen, ook nog in 2007 een pensioenaanvraag zullen kunnen indienen. Hun pensioen zal berekend worden volgens de huidige tarieven.

Voor de berekening van het nieuwe pensioen komen er nieuwe mortaliteitstafels en een nieuwe interestvoet van 3,75 procent komt in de plaats van de huidige 4,25 procent. Van 1 januari 2007 af is geen herwaardering meer mogelijk. De betaalde pensioenen blijven gebonden aan de index en zijn een onderdeel van een repartitiestelsel.

Het auditverslag van het Rekenhof geeft duidelijk en helder enkele knelpunten en verbeterpunten inzake de leefbaarheid van het stelsel van overzeese sociale zekerheid aan. Er worden een aantal aanbevelingen gedaan. Met de wet van 20 juli en met de lopende ontwerpen van uitvoeringsbesluiten wordt daar gedeeltelijk op ingegaan. Zo wordt bijvoorbeeld de vermindering van de technische rentevoet in de tak pensioenen toegepast.

Bovendien zal er, zoals in de gemeenschappelijke brief van de minister van Sociale Zaken en ikzelf werd aangegeven in de bijlage bij het auditrapport van het Rekenhof, binnenkort een bijzondere regeringscommissaris bij de DOSZ worden aangesteld. Die zal het reglementaire kader en de economische en sociale context van de dienst analyseren en voorstellen moeten uitwerken over de toekomstige taken van de DOSZ.

Tot slot wens ik nog aan te stippen dat het begrip `uitgesteld loon' in deze materie geen betekenis kan hebben, en wel omdat de pensioenrechten opgebouwd zijn op grond van forfaitaire bijdragen, vastgesteld door de wet, die geen enkele binding hebben met het verdiende loon.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Ik dank de staatssecretaris voor het voorlezen van het antwoord. Ik zal het aan de vijftigduizend betrokkenen doorgeven.