3-191 | 3-191 |
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Zaterdag 25 november was het VN-themadag tegen huiselijk geweld. Daar werden veel debatten aan gewijd, in de Senaat en elders in het land.
In België hebben we een ondersteunende wetgeving maar de implementatie en de toekenning van mensen en middelen laat hier soms te wensen over. Belangrijke initiatieven zijn de recente richtlijnen COL 3 en COL 4 van het college van procureurs-generaal inzake de aanpak van intrafamiliaal geweld voor politiediensten en parketten. Die richtlijnen spreken onder meer over het aanstellen van `minstens één' referentieambtenaar per politiekorps. Om in een kwaliteitsvolle aanpak en follow-up van huiselijk geweld te kunnen voorzien is echter een minimum aan middelen en mensuren nodig. `Minstens één' referentieambtenaar per politiekorps wil dus ook zeggen dat een korps van 2000 manschappen evengoed aan de norm voldoet als een korps met 50 manschappen. Maar in de praktijk kan die ene persoon voor 2000 manschappen geen kwaliteitsvol politiewerk afleveren.
In Antwerpen werden er in 2005 volgens de politiecijfers 2697 processen-verbaal opgesteld met betrekking tot huiselijk geweld. Dat op zich is al een hallucinant cijfer: meer dan 50 processen-verbaal per week, meer dan 7 gevallen van huiselijk geweld per dag! Momenteel heeft de politie niet de mankracht of de tijd om een volledige en intensieve screening uit te voeren, maar de politie schat dat minstens 11% hiervan risicodossiers zijn waarbij herhaling van de feiten op korte termijn waarschijnlijk is. In het zonale veiligheidsplan van Antwerpen is de aanpak van huiselijk geweld evenwel geen prioriteit maar een `aandachtspunt'. Het korps heeft namelijk af te rekenen met een tekort aan personeel, de uitstroom is groter dan de instroom en men moet steeds meer opdrachten uitvoeren met steeds minder middelen.
In de richtlijn COL 4 adviseert men bij interventie van de politie aan de verdachte te vragen het huis te verlaten. In de praktijk gebeurde dat echter ook al in het verleden, met als gevolg dat de verdachte enkele uren nadien weer voor de deur stond of zich opnieuw met geweld toegang tot de woning verschafte. De richtlijn werkt dus vaak niet, integendeel: in de praktijk merkt men vaak dat de situatie verder escaleert. Bij ernstige incidenten speelt wapenbezit ook een rol. In andere landen zoals in Oostenrijk pakt men de uithuisplaatsing anders aan: daar werkt de maatregel wel omdat men zowel de verdachte als het slachtoffer een contract laat tekenen en omdat het proces-verbaal meteen wordt doorgestuurd naar een hulpverleningsinstantie die meteen aan de slag gaat, zowel met het slachtoffer als met de verdachte.
Een agent heeft steeds tijd en armen tekort: naast de basispolitiezorg moet hij of zij én de opvolging én de screening van risicodossiers terdege kunnen aanpakken, in samenwerking met een referentiemagistraat van het parket, én de samenwerking met andere partners bij individuele dossiers coördineren.
1. Is de minister van plan om in het debat over te kerntaken van de politie rekening te houden met de COL 3 en COL 4 wat de inzet van middelen en personeel betreft, ook per regio?
2. Zal de minister hieromtrent coördineren met zijn collega van Justitie?
3. Welke andere maatregelen zal de minister nemen om de richtlijnen COL3 en COL4 performanter te laten werken, zodat bijvoorbeeld de uithuisplaatsing op een veiligere manier kan verlopen?
4. Op Europees niveau maakte de Europese Raad in Madrid duidelijk dat huiselijk geweld gaat over een schending van mensenrechten waartegen men moet optreden. Louter een hulpverleningsaanpak werkt daarom niet om huishoudelijk geweld te stoppen. Hoe ziet de minister dat?
5. Speciale aandacht moet ook gaan naar de situaties van vrouwen zonder papieren die mishandeld worden door hun partner. De politie heeft nu geen andere keuze dan die vrouwen op straat te zetten of terug te sturen naar hun partner als ze om hulp komen vragen. Geen enkele organisatie wil de kosten voor die opvang dragen. In het Nationaal Actieplan Partnergeweld 2005-2008 had de minister zich geëngageerd om voor die vrouwen een oplossing te zoeken zodat ze hetzelfde beschermde statuut zouden krijgen als slachtoffers van mensenhandel. Hoever staat het met dit voorstel?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken.
Het debat over de invulling van de basisfuncties van de lokale politie maakt momenteel het voorwerp uit van een diepgaand onderzoek binnen de Commissie ter begeleiding van de politiehervorming op het lokale niveau. De eerstelijnspolitie is in eerste instantie een bevoegdheid van de lokale politie.
De implementatie van bedoelde omzendbrieven behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Vanzelfsprekend zijn ikzelf en mijn diensten steeds bereid tot overleg en samenwerking om tot een zo duidelijk mogelijke regelgeving te komen.
De omzendbrieven COL 3 en COL 4 zijn bedoeld om altijd een justitieel optreden en beslissing uit te lokken.
De wet van 15 december 1980 werd gewijzigd en voldoet nu aan de Europese richtlijn 2003/86. De wetswijziging van 15 september 2006 werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2006. Artikel 9, laatste alinea, luidt als volgt: `De minister of zijn gemachtigde houdt in het bijzonder rekening met de situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de familie, die het huishouden hebben verlaten en bescherming nodig hebben. In deze gevallen zal hij de betrokken persoon op de hoogte brengen van zijn beslissing om geen einde te stellen aan zijn verblijf (...)'.
De wet treedt in werking op de door de Koning vast te stellen data en uiterlijk op de eerste dag van de dertiende maand volgend op de publicatiedatum in het Belgisch Staatsblad.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Aangezien de minister van Binnenlandse Zaken hier niet zelf antwoordt, zal ik hem mijn bijkomende vragen later stellen.