3-185

3-185

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 26 OKTOBER 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eersteminister en minister van Justitie over «de regelgeving in verband met videospelen» (nr. 3-1257)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Er heerst sinds enige tijd ongerustheid over de gewelddadigheid en het racisme van bepaalde videospelletjes. Die vormen een van de vele elementen in de banalisering van geweld in onze samenleving.

Ik heb de minister van Justitie al meermaals over haar beleid ter zake ondervraagd, onder andere naar aanleiding van enkele gewelddelicten die door jonge mensen werden gepleegd en waarbij de vraag kon worden gesteld welke invloed gewelddadige of racistische videospelletjes op de denkbeelden en de gedragingen van jongeren kunnen hebben.

In Vlaanderen is lichte commotie ontstaan over een nieuw videospel dat aanzet tot extreem pestgedrag op school. Sommige handelszaken hebben uit eigen beweging beslist dat videospel niet te verkopen. In vele Europese landen bestaat een systeem van leeftijdscategorieën: +16, +18 of alle leeftijden. Bij ons passen bepaalde producenten dat systeem uit eigen beweging toe.

De regering heeft heel wat maatregelen genomen om het tabaksgebruik bij jongeren aan banden te leggen. Verkopers die tabaksproducten verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, zijn strafbaar.

In antwoord op een mondelinge vraag van 18 mei 2006 antwoordde de minister me dat ze onder andere het Nederlandse systeem met afdwingbare leeftijdsvereisten nader zou laten onderzoeken.

Hoever is dat onderzoek gevorderd? Acht de minister een afdwingbare leeftijdsvereiste voor de verkoop van videospelen niet dringend nodig?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Justitie. - Het onderzoek waarnaar mevrouw De Schamphelaere verwijst, is nog niet afgerond. Om de bevoegdheden van de filmkeuringscommissies tot andere gegevensdragers, zoals videospelen, uit te breiden, moeten immers de bevoegdheidsverdelende regels tussen de federale overheid en de gemeenschappen juridisch worden onderzocht.

Uit het onderzoek blijkt ook hoe cruciaal het onderscheid tussen illegale en schadelijke inhoud is. Illegale inhoud, die in de wet als ontoelaatbaar wordt beschouwd, kan op basis van de desbetreffende wetgeving worden aangepakt. Een klassiek voorbeeld hiervan is het aanzetten tot racisme. Schadelijke inhoud wordt als aanstootgevend voor minderjarigen ervaren, maar is niet illegaal en dus perfect toegankelijk voor volwassenen. Standaardvoorbeelden hiervan zijn pornografische beelden of nodeloos geweld.

Er is een spanningsveld tussen de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van minderjarigen. Overigens hebben vorig jaar rechtbanken in de Verenigde Staten verschillende wetten die de verkoop van bepaalde videospelen aan banden wilden leggen, ongrondwettelijk verklaard, omdat ze in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting.

Ik ben voor nieuwe maatregelen ter bescherming van de kinderen, maar elke regeling moet zorgvuldig worden opgesteld, zodat ze de toets met het principe van de vrijheid van meningsuiting kan doorstaan.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dit antwoord is ontgoochelend.

Heel wat andere Europese landen hebben inmiddels maatregelen genomen, vooral ter bescherming van minderjarigen. Ze maakten het systeem van leeftijdscategorieën, dat de producenten zelf opstelden, afdwingbaar en verkopers mogen producten met het label `+18 jaar' niet aan minderjarigen verkopen.

In mei zei de minister dat ze dringend zou laten onderzoeken hoe dat probleem in andere Europese lidstaten wordt aangepakt. Eind oktober verwijst ze naar rechtspraak in de Verenigde Staten.

Weer eens wordt toegegeven dat een maatschappelijk probleem bestaat en dat onderzoek zal worden gedaan, maar daar blijft het bij.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Justitie. - Ik wacht het definitieve verslag af om maatregelen te nemen.