3-1877/1

3-1877/1

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

25 OKTOBER 2006


Voorstel van resolutie betreffende het Belgisch beleid inzake de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPO's) tussen de Europese Unie en de ACS-landen

(Ingediend door de heer Pierre Galand en mevrouw Joëlle Kapompolé)


TOELICHTING


De Europese Unie (EU) is de belangrijkste handelspartner van de 77 ACS-landen (Afrika, Caraïben, Stille Oceaan). Tussen 1975 en 2000 werden de handelsbetrekkingen tussen beide regionale groepen geregeld door de opeenvolgende Lomé-Overeenkomsten. De specificiteit van het Lomé-stelsel op commercieel vlak bestaat in de erkenning van het feit dat het verschillende ontwikkelingsniveau van de Europese landen en de ACS-landen ook verschillende verplichtingen met zich mee moet brengen. In de praktijk vertaalt dit grondbeginsel zich in het invoeren van eenzijdige handelspreferenties : producten uit de ACS-landen genieten lagere douanetarieven dan producten uit andere ontwikkelingslanden wanneer zij op de Europese markt terechtkomen. De ACS-landen zijn echter niet verplicht in ruil daarvoor handelspreferenties voor Europese producten toe te kennen.

Verschillende factoren hebben er echter toe geleid dat het Lomé-stelsel op de helling is komen te staan.

Ten eerste heeft dit stelsel niet kunnen voorkomen dat de invoer uit ACS-landen op de Europese markt drastisch is gedaald, van 6,7 % van de totale Europese invoer in 1976 tot 4 % in 2000. Bovendien heeft de bevoorrechte toegang tot de Europese markt niet geleid tot een diversificatie van de uitvoer, die nog steeds voornamelijk uit primaire producten bestaat.

Ten tweede is het belang van de handelspreferenties van Lomé geleidelijk aan afgenomen om twee redenen : enerzijds heeft de liberalisering van de wereldmarkt een algemene daling van de douanetarieven teweeggebracht, wat dus neerkomt op een erosie van de preferenties. Anderzijds heeft de EU in het kader van handelsovereenkomsten steeds meer handelspreferenties toegekend aan andere ontwikkelingslanden, zoals Marokko, Tunesië, Zuid-Afrika, de Mercosur-landen (Brazilië, Argentinië, Paraguay, Uruguay), Mexico, Chili, enz.

In die context heeft de EU besloten het bestaande stelsel te vervangen door Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPO's) die de vrije handel tussen de Unie en de regionaal gegroepeerde ACS-landen tot doel hebben.

Aan de EPO's, de commerciële pijler van de Overeenkomst van Cotonou die in juni 2000 ondertekend werd, zijn immers twee belangrijke aspecten verbonden.

Ten eerste beogen zij de invoering van programma's voor de verlaging van de douanetarieven, die uiteindelijk moeten leiden tot een vrijhandelszone tussen de Unie en de ACS-landen. Laatstgenoemden zullen weliswaar sommige producten uit het toepassingsgebied van de EPO's mogen houden, maar wel op voorwaarde dat het grootste deel (ongeveer 90 %) van de handelssector geliberaliseerd is tegen het einde van de overgangsperiode. Door het wederkerigheidsbeginsel toe te passen in haar handelsbetrekkingen met de ACS-landen, bevordert de EU vooral een strategie van externe mededinging.

Ten tweede zijn de EPO's ontworpen om de economische integratie tussen ACS-landen van eenzelfde zone te bevorderen, zodat grotere markten tot stand kunnen komen, die stabieler en transparanter zijn. Zo werd Afrika verdeeld in vier regionale groepen, die min of meer overeenkomen met de bestaande regionale organisaties, met name de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS), de Economische en Monetaire Gemeenschap van Centraal-Afrika (CEMAC), de Gemeenschap voor de Ontwikkeling van Zuidelijk Afrika (SADC) en van Oost- en Zuidelijk Afrika (COMESA), terwijl de landen van de Caraïben en van de Stille Oceaan elk een afzonderlijke groep vormen.

De onderhandelingen over deze toekomstige overeenkomsten werden officieel in september 2002 opgestart. Na een eerste fase met alle ACS-landen over thema's die alle landen aanbelangen, zijn de onderhandelingen op regionaal niveau begonnen in oktober 2003. Volgens het huidige tijdschema zouden de EPO-onderhandelingen van kracht moeten worden op 1 januari 2008, de vervaldatum van de afwijking die de WHO in november 2001 heeft toegekend, en die toestaat dat het preferentiestelsel van Lomé tot dan behouden blijft. Vanaf die datum zullen de ACS-landen hun markten geleidelijk moeten openstellen voor de Europese concurrentie. Volgens de Europese Commissie zal deze uitvoeringsfase tien tot twaalf jaar duren. Er moet op gewezen worden dat de vrijhandelsovereenkomsten niet verplicht zijn, hoewel de Commissie ze sterk aanmoedigt. De Overeenkomst van Cotonou biedt de ACS-landen die dat wensen immers de mogelijkheid om uit de onderhandelingen te stappen en te kiezen voor een alternatief stelsel dat overeenkomt met de huidige toestand wat betreft de toegang tot de Europese markt, en dat verenigbaar is met de WHO-regels.

De EPO's zijn niet beperkt tot de handel in goederen. De Commissie is ook bevoegd om te onderhandelen over de dienstensector en andere handelsaspecten zoals de intellectuele eigendomsrechten, de « thema's van Singapore » (investeringen, handel, openbare aanbestedingen), de regels van oorsprong, de technische belemmeringen en de sanitaire en fytosanitaire maatregelen.

2006 is een scharnierjaar in de EPO-onderhandelingen omdat zij nu moeten worden getoetst, zoals artikel 37, § 4, van de Overeenkomst van Cotonou bepaalt. Deze toetsing die zowel in de ACS-landen (op nationaal en regionaal niveau) als in Europa plaatsvindt, biedt de gelegenheid om een balans op te maken van de vier afgelopen jaren en om de nodige aanpassingen aan te brengen zodat de gekozen aanpak de ontwikkeling in de ACS-landen bevordert. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat de herziening berust op inspraak, dat zij transparant en uitgebreid is en dat zij uitzicht geeft op alternatieven voor de ACS-landen.

Dit voorstel van resolutie houdt een aantal aanbevelingen in waarvan wij hopen dat zij onze regering zullen helpen effectief bij te dragen tot deze evaluatieprocedure.

Pierre GALAND.
Joëlle KAPOMPOLÉ.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


DE SENAAT,

A. stelt vast dat de Overeenkomst van Cotonou gesloten is om de economische, culturele en sociale ontwikkeling van de ACS-landen te bevorderen en te versnellen, om bij te dragen tot de vrede en de veiligheid en tot een politiek stabiele en democratische omgeving, en dat het EU-ACS-partnerschap erop gericht is om de armoede te verminderen en op termijn uit te roeien, in overeenstemming met de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie;

B. stelt vast dat de versteviging van het regionale integratieproces een sleutelaspect is van de Europese partnerschapsovereenkomsten (EPO) om de Noord-Zuid- en Zuid-Zuid-handel te bevorderen;

C. stelt vast dat de Europese Commissie in de EPO-onderhandelingen ook gemachtigd is om over de dienstensector te onderhandelen, en over andere sectoren die met de handel verband houden, zoals de intellectuele eigendomsrechten en de zogenaamde « Singapore »-thema's (investeringen, mededinging, handel, openbare aanbestedingen);

D. stelt vast dat de ACS-landen tot de armste van de wereld behoren en dat 39 van de 75 Staten die deelnemen aan de onderhandelingen tot de minst geavanceerde Staten behoren;

E. stelt vast dat de ruilvoet voor landbouwproducten in de meeste ACS-landen, in het bijzonder de minst geavanceerde landen, sterk verslechterd is;

F. stelt vast dat de economieën van de ACS-landen gekenmerkt worden door een gebrek aan productiecapaciteit, infrastructuur en competitiviteit, en dat hun instellingen gebrekkig functioneren;

G. stelt vast dat de regionale integratie een traag en veelzijdig proces is dat zich niet beperkt tot het wegnemen van handelsbelemmeringen, maar ook de oprichting van stevige nationale en regionale instellingen en van gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategieën vereist, alsook een verbetering van de infrastructuur en aanzienlijke hulp en begeleidingsmaatregelen;

H. stelt vast dat er een kloof bestaat tussen de regionale ACS-groepen die over de EPO's onderhandelen en de regionale economische gemeenschappen (CER/REC) als bepaald door de Afrikaanse Unie;

I. stelt vast dat een voorbarige liberalisering op basis van wederkerigheid tussen de Unie en de ACS-landen een negatieve impact zou hebben op de kwetsbare economieën van laatstgenoemde landen, wat de inspanningen om de Millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling van deze landen op losse schroeven zou zetten; en dat België de Millenniumdoelstellingen heeft onderschreven als een aantal ontwikkelingsprioriteiten die op een welbepaalde termijn verwezenlijkt moeten worden;

J. stelt vast dat de oprichting van grotere markten in de economisch kwetsbaarste landen gepaard moet gaan met cohesiemaatregelen, zoals die bestaan in de Europese Unie;

K. stelt vast hoe belangrijk de investeringen zijn voor de economische ontwikkeling van de ACS-landen;

L. stelt vast hoe belangrijk de privésector is, in het bijzonder de KMO's, voor het scheppen van rijkdom in de ACS-landen;

M. stelt vast dat er geen sprake van duurzame ontwikkeling kan zijn zonder sociale vooruitgang; en dat er een nauwe samenhang is tussen de kwijtschelding van de buitenlandse schuld en het toekennen van omvangrijke middelen voor de sociale bescherming;

N. stelt vast dat de EPO-onderhandelingen door het opleggen van strakke termijnen de huidige initiatieven met het oog op regionale integratie verzwakken, terwijl de uitvoering ervan in het algemeen nog weinig gevorderd is;

O. stelt vast dat er een gebrek is aan transparantie in de EPO-onderhandelingen en dat de regerings- en parlementsinstellingen van de ACS-landen, alsook de privésector en het maatschappelijk middenveld te weinig betrokken zijn bij de voorbereiding van deze akkoorden;

P. stelt vast dat de ACS-onderhandelaars zich steeds meer zorgen maken over het gebrek aan vooruitgang in de EPO-onderhandelingen, en meer bepaald over de geringe aandacht voor het ontwikkelingsaspect;

Q. stelt vast dat artikel 37, § 4, van de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat de partijen in 2006 een formele en volledige EPO-toetsing uitvoeren;

R. stelt vast dat artikel 37, § 6, van het akkoord van Cotonou bepaalt dat de ACS-landen het recht hebben om alternatieven voor de EPO's in overweging te nemen;

S. stelt vast dat de Europese Commissie vasthoudt aan de beginselen van asymmetrie en flexibiliteit in haar economische betrekkingen met de ACS-landen;

T. stelt vast dat er nood is aan een betere samenhang tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU; dat het recht op voedselsoevereiniteit van de ACS-landen in het raam van de EPO-onderhandelingen versterkt moet worden;

U. stelt ten slotte vast dat handel geen doel op zich is, maar een middel om de sociale en economische ontwikkeling te bevorderen;

EN VRAAGT DE REGERING :

om in het raam van haar bilaterale hulp :

1. de eigen mogelijkheden op te voeren zodat zij zich actief kan inzetten voor de aan de gang zijnde EPO-onderhandelingen;

2. de inspanningen van de partnerlanden inzake regionale integratie te steunen in de loop van de EPO-onderhandelingen, in het bijzonder de inspanningen van de Democratische Republiek Congo die zich onlangs gevoegd heeft bij de onderhandelingsgroep van Midden-Afrika en tevens de CEPGL (1) nieuw leven tracht in te blazen;

om binnen de Ministerraad van de EU :

3. samen met de Europese partners voort te werken aan het afbouwen van de buitenlandse schuld van de ACS-landen, zodat zij de aldus vrijgekomen bedragen kunnen investeren in de economische en sociale ontwikkeling;

4. te pleiten voor het instellen van een beter controlemechanisme dat de vooruitgang meet die geboekt wordt bij het verwezenlijken van de ontwikkelingsdoelstellingen in het raam van de EPO's, conform de besluiten van de Raad van november 2005;

5. tijdens de evaluatie van de EPO-onderhandelingen die moet plaatsvinden in 2006 te pleiten voor een andere aanpak van de onderhandelingen door de Commissie, zodat zij :

a) de regionale integratieprocessen blijft steunen en de voortgang ervan evalueert aan de hand van de criteria die de ACS-landen zelf hebben vastgesteld, alvorens bindende beslissingen te nemen over het openstellen van de regionale ACS-markten voor de Europese concurrentie;

b) ondertussen de bevoorrechte toegang van de ACS-landen tot de Europese markt behoudt, ofwel door een uitbreiding van de afwijking die de WHO heeft toegekend, ofwel door een verbetering van het Europees Algemeen Preferentieel Stelsel, of nog door een verbetering van het « Alles behalve wapens »-stelsel; deze mogelijkheden kunnen overwogen worden op grond van artikel 37.6 van het akkoord van Cotonou;

c) geen doelstellingen nastreeft die tijdens de EPO-onderhandelingen indruisen tegen het economisch integratieproces dat aan de gang is in ACS-landen, zoals de ministers van Handel van de Afrikaanse Unie gevraagd hebben (2) ;

d) bijkomende financiële middelen ter beschikking stelt die verder reiken dan wat het financieel kader 2007-2013 of het 10e EOF bepaalt, teneinde de ACS-landen te helpen om enerzijds hun productie- en verwerkingscapaciteit te verbeteren en hun institutionele hervormingen en de regionale integratieprocessen tot een goed einde te brengen, en anderzijds de sociale gevolgen van de economische hervormingen ten gevolge van de EPO's te compenseren;

e) ervoor zorgt dat het vrijmaken van middelen om de EPO's te financieren niet ten koste gaat van de kredieten van het 10e EOF, die nu toegekend worden aan fundamentele sectoren die bijdragen tot het bereiken van de Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling, zoals onderwijs en gezondheidszorg;

f) gepaste maatregelen neemt zodat het tempo en de omvang van een mogelijke tariefafschaffing niet indruist tegen de noden en belangen van de ACS-landen, door zich ertoe te verbinden :

— iedere stap naar een liberalisering in het raam van de EPO's te verbinden aan de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen;

— vanaf het begin van de toepassing van de overeenkomsten, een controlemechanisme in te stellen aan de hand waarvan een verdere liberalisering uitgesteld kan worden indien een evaluatie, die wordt uitgevoerd door nationale en/of regionale instanties, aantoont dat de MDO-indicatoren en de economische indicatoren een knik vertonen;

— producten die door de ACS-regio's als « gevoelig » en door de WHO als « bijzonder » aangemerkt worden, niet in aanmerking te nemen voor een liberalisering;

— algemene programma's voor fiscale hervormingen te financieren alvorens over te gaan tot een geleidelijke opheffing van de tariefbarrières in de ACS-landen, er echter op lettend dat geen belastingstelsels worden aangemoedigd die de armen onevenredig zouden treffen wegens de degressieve aard ervan;

— in de EPO's automatische beschermingsclausules op te nemen die de ACS-landen de mogelijkheid geven om de douanetarieven op te trekken tot een gepast niveau wanneer de liberalisering sterke schommelingen in de prijzen of de invoer teweegbrengt en een productiesector ernstig dreigt te verstoren;

g) steun verleent aan het voorstel tot herziening van artikel XXIV van de GATT, dat op 28 april 2004 door de ACS-groep bij de WHO werd ingediend om de ontwikkelingslanden een bijzondere en gedifferentieerde behandeling toe te kennen;

h) het stelsel van de regel van oorsprong vereenvoudigt en de ACS-landen financieel steunt zodat zij kunnen voldoen aan de technische normen (TBT) en aan de sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS) van de EU;

i) pleit voor veranderingen in de werking van de investeringsfaciliteit van de EIB zodat zij investeringen die de duurzame ontwikkeling ten goede komen kan verhogen;

j) de oprichting, versteviging en diversificatie van privé-ondernemingen — KMO's in het bijzonder — in de ACS-landen aanmoedigt door hen onder meer een aangepast beschermingsniveau en aangepaste beschermingsclausules te waarborgen;

k) de daadwerkelijke toepassing van de economische en sociale rechten in het raam van de EPO's aanmoedigt, door er onder meer voor te zorgen dat Europese bedrijven die in ACS-landen investeren en lokale capaciteit scheppen de richtlijnen van de OESO voor multinationale bedrijven naleven, die op 27 juni 2000 (3) zijn aangenomen door de Raad van de organisatie;

l) een grotere deelname bewerkstelligt van de regeringen en parlementen van de ACS-landen en van niet-staatsgebonden actoren, zoals de privésector (in het bijzonder de KMO's), boerenorganisaties, vakbonden, maatschappelijke bewegingen en NGO's, aan de onderhandelingen over de EPO's, onder meer door hen gepaste en regelmatige overlegmogelijkheden aan te bieden, alsook voldoende materiële middelen om de vergaderingen doeltreffend voor te bereiden;

m) technische en financiële bijstand verleent voor de oprichting van regionale organisaties waarin de vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld van de ACS-landen zijn opgenomen;

n) maatregelen treft voor meer transparantie in het verloop en de inhoud van de EPO-onderhandelingen;

o) de onderhandelingen over de liberalisering van de dienstensector op een weloverwogen manier aanpakt, en er in het bijzonder op toeziet dat :

— zij geen druk uitoefent op ACS-landen die hierover geen bilaterale onderhandelingen wensen aan te vatten;

— zij de ACS-landen niet aanzet tot het aangaan van verbintenissen inzake diensten die verder gaan dan wat zij in het raam van de GATS op multilateraal niveau hebben aanvaard;

— de sectoren water, gezondheidszorg, onderwijs, beroepsopleiding, cultuur en huisvesting, die de grondrechten belichamen en waarvan de emancipatie van de mens afhangt, niet in de onderhandelingen opneemt;

— een mogelijke liberalisering inzake vervoer, postdiensten, telecommunicatie en energie voor de ACS-landen gepaard gaat met waarborgen voor de oprichting van sterke overheidsregulatoren en met de mogelijkheid om deze diensten te financieren met openbare fondsen;

p) de « thema's van Singapore » (investering, mededinging, handel, openbare aanbestedingen) buiten de EPO-onderhandelingen houdt, overeenkomstig het verzoek van de ministers van Handel van de Afrikaanse Unie (4) ; de ACS-landen de keuze laat om al dan niet onderhandelingen op te starten over de intellectuele eigendomsrechten;

q) rekening houdt met de bezorgdheid van de ACS-Staten over de externe gevolgen van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU, door zich ertoe te verbinden :

— over te gaan tot een algemene evaluatie van de gevolgen van de huidige hervormingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, in het bijzonder de impact van de rechtstreekse hulp op de aantrekkelijkheid van de EU-markt voor de ACS-uitvoer en op de competitiviteit van de EU-producten;

— overlegmechanismen in te stellen om te onderzoeken hoe de schadelijke gevolgen voor de ACS-landen tot een minimum gereduceerd kunnen worden;

r) alternatieven voorstelt aan de ACS-landen die geen EPO's wensen te sluiten;

wat betreft de parlementaire controle :

6. verslag uit te brengen in het Parlement over de voortgang van de EPO-onderhandelingen en over de inspanningen die geleverd werden om deze resolutie uit te voeren, en dit binnen zes maanden na de aanneming van deze resolutie.

5 oktober 2006.

Pierre GALAND.
Joëlle KAPOMPOLÉ.

(1) Zie « La Communauté économique des Pays des Grands Lacs », verslag namens de commissie Buitenlandse Betrekkingen en Landsverdediging van de heer Galand en mevrouw Van de Casteele, 23 februari 2006.

(2) Verklaring van Nairobi betreffende de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPO), Conferentie van de ministers van Handel van de Afrikaanse Unie, 4e gewone zitting, 12-14 april 2006, Nairobi (Kenya).

(3) Deze richtlijnen betreffen onder meer de werkgelegenheid en de arbeidsverhoudingen, de wetenschap en technologie, het milieu, de informatieverstrekking, de mededinging, de financiering en de fiscaliteit.

(4) Verklaring van Nairobi betreffende de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPO), Conferentie van de ministers van Handel van de Afrikaanse Unie, 4e gewone zitting, 12-14 april 2006, Nairobi (Kenya).