3-177

3-177

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 13 JULI 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Stefaan Noreilde aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de vervolgingen inzake ongeldige weigering van de stemplicht» (nr. 3-1786)

De voorzitter. - Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven, antwoordt.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - In België is er stemplicht. Bij de regionale verkiezingen van 13 juni 2004 bleef echter ruim 8 procent van de ingeschreven kiezers afwezig. Van de 7.537.854 ingeschreven kiesgerechtigden in Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de Duitstalige Gemeenschap daagden slechts 6.908.953 personen op. We stellen bovendien vast dat het aantal personen dat niet opdaagt sinds de verkiezingen van 1977 gestaag toeneemt. In 1977 bleef slechts 4,9% van de kiezers thuis, terwijl in 1999 een recordaantal van 9,4% van de kiezers onwettig thuisbleef. Bovendien zijn er sterke regionale verschillen. Bij de jongste verkiezingen lag het absenteïsme gevoelig lager in Vlaanderen dan in Wallonië en Brussel. Op een schriftelijke vraag van 5 december 2005 antwoordde de minister dat de gegevens werden opgevraagd. Ik heb tot op vandaag echter nog geen antwoord gekregen. De enige manier om een antwoord te krijgen, is dan spijtig genoeg een vraag om uitleg in plenaire vergadering.

Hebben de verschillende parketten sancties getroffen tegen de kiezers die niet zijn opgedaagd bij de verkiezingen van 2003 of 2004?

Zo ja, om hoeveel personen ging het per gerechtelijk arrondissement? Voeren de parketten een uniform vervolgingsbeleid? Zo ja, hoeveel minnelijke schikkingen en hoeveel rechtstreekse dagvaardingen zijn er geweest?

Zo neen, wat is de reden voor het niet of niet meer vervolgen van de kiezers die hun stemplicht niet nakomen? Moeten daar geen conclusies uit getrokken worden?

Mevrouw Els Van Weert, staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, toegevoegd aan de minister van Begroting en Overheidsbedrijven. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

We beschikken voor deze problematiek slechts over onvolledige gegevens.

De parketten nemen geen uniforme houding aan. Een aantal parketten seponeert stelselmatig. Andere stellen een minnelijke schikking voor, terwijl nog andere een dagvaarding sturen, soms nadat meerdere keren de opkomstplicht niet werd nagekomen.

Meerdere redenen kunnen hiervoor worden aangehaald. Er dient in het bijzonder op gewezen te worden dat die overtredingen een zeer korte verjaringstermijn hebben en bovendien voor de politierechtbanken moeten worden vervolgd. Talrijke parketten geven terecht de voorkeur aan de vervolging van verkeersdelicten. Bijzitters van stembureaus die zonder een aanvaardbare reden verstek laten gaan, worden vaker vervolgd.

Het College van Procureurs-generaal is zich bewust van het gebrek aan uniformiteit. Met het oog op een strafrechtelijk beleid in verband met de stemplicht en de verkiezingen werd in het college een werkgroep opgericht onder leiding van advocaat-generaal Debruyne. Die werkgroep heeft echter nog altijd geen conclusies neergelegd.

De heer Stefaan Noreilde (VLD). - Ik stel vast dat ik opnieuw geen cijfers krijg. Ik stel eveneens vast dat de minister erkent dat er geen uniform vervolgingsbeleid bestaat. Ik vind het belangrijk dat er in de discussie over het al dan niet handhaven van de stemplicht cijfers en een visie voorhanden zijn. Nu voeren we een louter symbolische discussie. Sommige partijen willen de stemplicht absoluut behouden, andere niet, maar op het terrein wordt er niet vervolgd. Als er in december 2005 cijfers worden gevraagd, moet men die zes maanden later toch kunnen meedelen. Na het reces kom ik zeker terug op het probleem.