3-169

3-169

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 8 JUNI 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de uitoefening van het beroep van arts in België» (nr. 3-1164)

De voorzitter. - De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, antwoordt.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Het valt mij op dat de laatste tijd niet alleen voor de vragen om uitleg, maar ook voor de mondelinge vragen maar één regeringslid aanwezig is.

Uit cijfers van het Nederlandse ministerie van Volksgezondheid blijkt dat de voorbije vijf jaar vijftienhonderd Belgische verpleegkundigen en artsen een baan gingen zoeken in Nederland.

België heeft nog een artsenoverschot, wat een argument was om een numerus clausus in te voeren. Nederland kampt echter met een tekort wegens de strenge numerus clausus die het jarenlang heeft gehanteerd. De Belgische artsen en verpleegkundigen zijn bereid naar Nederland te pendelen omwille van de betere werkomstandigheden. Daar zijn immers meer groepspraktijken, de loonvoorwaarden zijn beter, de uurroosters zijn strikter, de werklast is beduidend lager. Arbeid en gezin kunnen dus beter op mekaar worden afgestemd.

Ook Belgische tandartsen opteren steeds meer voor een groepspraktijk in Nederland.

Hoeveel artsen schrijven zich op het ogenblik in België in bij een groepspraktijk en hoeveel kiezen nog voor een solopraktijk?

Welke maatregelen neemt de minister om deze braindrain tegen te gaan?

Hoe zal de minister ook in België de voorwaarden scheppen voor een betere combinatie van het artsenberoep met het gezin, vooral gelet op de vervrouwelijking van het beroep?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Er bestaat momenteel geen registratie van groepspraktijken buiten de wijkgezondheidscentra. In het kader van de oprichting van een impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde bereidt het RIZIV een definitie van de groepspraktijk voor en een model voor de ondersteuning van deze structuur. Pas daarna kan er een efficiënt en precies register worden aangelegd. Een optelling van alle praktijken die door verschillende artsen bemand worden, zou een verkeerd beeld geven.

De belangrijkste maatregel om de braindrain in te perken is de invoering van financiële stimuli voor groepspraktijken. Het RIZIV werkt momenteel aan een koninklijk besluit hierover en ik hoop deze maatregel tegen volgend begrotingsjaar concreet gestalte te kunnen geven. Toch wil ik de omvang van de braindrain relativeren. Men heeft het vaak over de Belgische artsen die naar het buitenland vluchten, maar zelden over de buitenlandse artsen die zich in ons land vestigen. Ik heb de FOD Volksgezondheid gevraagd mij cijfers te bezorgen over deze tendensen.

We gaan na hoe we tot een betere combinatie van gezinsleven en artsenpraktijk kunnen komen. Ik hoop vóór het einde van de maand aan de Federale Raad voor de huisartsenkringen voorstellen te kunnen doen voor een betere organisatie van de wachtdiensten voor huisartsen.